Een hoogspanningsdraad komt zelden alleen, en dan hebben we het niet eens over de drie draden die samen nodig zijn om een circuit te vormen. Hij moet ook worden opgehangen, soms van trillingsdempers worden voorzien en soms bundelafstandhouders of markeringen dragen.
Kijk maar eens goed omhoog bij de eerstvolgende keer dat je (met name) een zware verbinding kruist. Ook onder de coronaringen en vlamboogpinnen is het nog niet voorbij met de aparte voorwerpen. In en om de draden vlakbij de masten hangen kleine botvormige voorwerpen, soms zitten er driehoekjes of vierkantjes in gebundelde draden en als je goed kijkt kan je soms zelfs een persmof vinden. Laten we eens kijken wat je zoal aan kan treffen.
De draad ophangen: klem, brug en bevestigingsspiralen
Er zijn speciale onderdelen gemaakt die een draad zachtjes maar toch stevig vasthouden en die ervoor zorgen dat de kabel enerzijds mee kan deinen in een lekker briesje, maar anderzijds niet verschuiven kan wanneer dat briesje in een storm verandert. Een enkelvoudige draad hangt meestal in een U-vormige draagklem waarin meestal een rubberen slab is opgenomen. Op die manier ligt de draad beschermd tegen het hardere en potentieel snijdende ijzer van de klem zelf. De draad wordt vastgesjord aan de klem met zogeheten bevestigingsspiralen. Die lijken er losjes omheen te zitten, maar ze werken net zoals een zogeheten chinese vinger: hoe strakker je aan de draad in het midden trekt, hoe vaster ze zichzelf om de draad heen klemmen waardoor verschuiven flink lastig is.
Een enkelvoudige draad onder een isolatorketting zonder coronavoorzieningen of vlamboogpinnen. De klem zelf draagt binnenin een rubberen slab en de draad is vastgemaakt met bevestigingsspiralen die samen een kous vormen. Rechts zien we die spiralen goed bij een bundelafstandhouder, die we later nog tegenkomen. Foto's door Bart Sondaar en Michel van Giersbergen.
Bij bundelgeleiders zit er een extra onderdeel bij tussen; een brug. Deze metalen plank heeft een beetje de taak van een balans. Aan de bovenzijde zit hij vast aan de isolatorketting en aan de onderzijde draagt hij twee, drie of vier draden netjes in evenwicht. De bevestiging van individuele draden gaat daarna weer net zo als bij een enkelvoudige draad. Behalve bij verticaal uitgelijnde tweebundels en bij vierbundels, want daar zijn weer speciale draagarmpjes of schommeltjes nodig om de recht boven elkaar te houden.
Het dragen van een vierbundel is wat complexer dan een enkelvoudige draad. De brug zorgt voor het juiste evenwicht. Aan beide zijden van de brug zitten twee speciale draagarmpjes bevestigd die op hun beurt de twee draden per helft ook weer netjes verticaal dragen. Foto door Bart Sondaar.
Die brug mag dan klein en fragiel lijken, maar zoals met alle hoogspanningscomponenten valt dat best mee als er eentje op de grond ligt.
Verkijk je niet op de brug: die is van massieve metalen platen gemaakt en dit exemplaar weegt tenminste 20 kilo. Bevestigingsbouten hebben ronde moeren die geborgd worden met een koperen splitpen. Op de foto rechts zien we een close-up van een brug met de bevestigingsspiralen en de schommels. Dit is een still uit de voorlichtingsfilm Een duidelijke Lijn, een documentaire van het SEP uit 1995 over de aanleg van hoogspanningslijn Zwolle – Meeden – Eemshaven. Voor de liefhebbers, de korte film hebben we zelf online staan op de jubileumsite van 20 jaar Zwolle – Meeden – Eemshaven. Foto links door Hans Nienhuis.
Bij afspanningen (dus wanneer de isolators schuin staan en ook de mechanische trekspanning in de draad een rol speelt) neemt de hoeveelheid bruggen schrikbarend snel toe wanneer er drie- of vierbundelgeleiders in het spel zijn. Ook heb je dan aanspanners nodig om de individuele draden precies juist af te spannen.
In deze hoekmast zien we dat er vier bruggen en vier aanspanners gebruikt worden. Samen zorgen ze voor een set wippen die de vier geleiders van de fasedraad netjes in het gelid houden. Meteen valt ook op hoe sterk die bruggen zijn: alle krachten in deze fasedraad, bij zwaar weer al snel meer dan tien ton, moeten door één verbindingsstukje tussen de bruggen heen. Foto door Bart Sondaar.
Afspanblokken of keilklemmen
Wanneer de draad schuin wordt afgespannen, moet er ook een onderdeel zijn dat de trekkracht van de draad omzet in een kant en klaar houvast waarop de brug of de isolatorketting kan aanpakken. Deze keilklemmen heb je in verschillende uitvoeringen, maar de meesten werken op dezelfde manier. Een aluminium blok met een gat in het midden wordt om het draaduiteinde geschoven. Bij het gat in wordt een spie- of keilwig ingeslagen, waarmee de draad klem wordt geslagen tussen het blok en de wig. Omdat de keilwig meer grip heeft op de draad dan op het aluminium blok, komt deze alleen maar straker te zitten als de trekkracht op de draad toeneemt. Aan het aluminium blok worden twee latten vastgemaakt die aan de achterzijde bij elkaar komen. Daaraan kan de hele klem dan worden afgespannen aan een brug of direct aan de isolator.
Keilklemmen trekken alleen maar vaster als de trekkracht toeneemt. Links zien we vier stuks toegepast. Rechts zien we er eentje op een houten krat liggen op de open dag van Tennet Hoogeveen in 2011. Links kan je zien dat de spie of wig waarmee de draad wordt vastgeslagen er nu uit steekt: hij heeft immers nog niets om vast te klemmen. Foto's door Bart Sondaar en Hans Nienhuis.
Het voordeel aan keilklemmen is dat de draad niet wordt onderbroken en toch van zijn mechanische spanning wordt ontdaan. Hij kan op die manier direct een bretel in worden geleid zonder dat er extra klemmen of weerstandsverhogende onderdelen nodig zijn.
Een andere variant is een zogeheten rocket socket. Die werkt wel met een doorgesneden draad, maar de functionaliteit is bijna gelijk. Het uiteinde van de draad wordt in een aluminium blok met een ronde, conische opening gestoken en de vezels worden daarna uit elkaar geplozen. In de achterzijde wordt vervolgens een ronde wig ingeslagen die de vorm heeft van een raketneus. De klem dankt zijn naam hier ook aan. De losse vezels vreten zich in in het aluminium blok. Ook nu komt de klem alleen maar vaster te zitten als de trekkracht groter wordt. Bij een rocket socket is het echter wel nodig om een los, nieuw stukje draad vast te maken aan de afgespannen draad om het bretel in te gaan, want de draad loopt immers niet meer door.
Er bestaan naast keilklemmen en rocket sockets nog vele andere manieren. Zo zien we links een versie die op persmoffen is gebaseerd (zie verderop) en rechts zien we een versie waarbij keilklemmen in het schuine deel van het blok zitten in plaats van in het allervoorste deel. Foto's door Michel van Giersbergen.
Bundelafstandhouders
In een pool of fasedraad die uit meerdere losse draden of geleiders bestaat, moeten de losse draden op de juiste afstand van elkaar worden gehouden. Wanneer de kabels gaan zwiepen in de wind (of gaan resoneren) kunnen ze langs elkaar gaan schuren en elkaar beschadigen. Hoewel er netbeheerders bij zijn die hier niet zoveel om gaven (zoals de PLEM in Limburg vroeger, of Amerikaanse netbeheerders met een lichte cowboymentaliteit) is het over het algemeen gebruikelijk dat men om de zoveel meter bundelafstandhouders toepast. In oudere publicaties worden ze ook wel veldafstandhouders genoemd. Deze dingen houden de losse draden binnen een bundel op een vaste afstand van elkaar en voorkomen malheur zoals geschuur en contactgeluiden. (Een heel apart geluid, maar niet prettig.)
Een bundelafstandhouder is doorgaans van aluminium en ze zijn zo groot als een sinaasappelkratje. Je hebt ze voor tweebundels, driebundels en zelfs voor vierbundels, zoals op deze foto. Hier zien we tweemaal hetzelfde subtype, links toegepast en rechts op de demo-tafel, maar met kortere klemmetjes. Let op de balpen voor een schaalindicatie. Foto's door Michel van Giersbergen en Hans Nienhuis.
Bundelafstandhouders zijn die blokjes, driehoekjes of soms zelfs vierkantjes die je in de kabelbundels om de zoveel meter aantreft. Onder normale omstandigheden houden ze per bundel de afstand tussen de draden over de hele lengte van het spanveld gelijk. Ondanks dat ze er simpel uitzien zijn het nog ingewikkelde objecten. Ze moeten sterker zijn dan je denkt omdat er bij kortsluitingen enorme krachten tussen de draden kunnen komen te staan, groot genoeg om bundelafstandhouders fysiek uit elkaar te trekken, zoals kortsluitproeven bij de KEMA in de jaren zestig hebben aangetoond.
Wie goed kijkt kan zien dat ze meestal niet volledig symmetrisch in het spanveld zijn aangebracht.
Aan de ene zijde hangen ze wat dichter bij elkaar dan richting de andere mast, en dat kan per fasedraad of per circuit iets verschillen. Dat is geen slordigheid maar bewuste opzet. Door de afstandhouders net niet symmetrisch over het spanveld te verdelen wordt de hele starheid en gewichtsverdeling van de bundeldraad licht asymmetrisch. Dat zorgt ervoor dat de draad minder gevoelig is voor resonantie en minder snel zal gaan lijndansen. Let maar eens op de precieze plek van de afstandhouders bij de volgende keer dat je een zware lijn met drie- of vierbundelgeleiders tegenkomt.
Toegepaste bundelafstandhouders in twee lijnen met een flink transportvermogen. Als de zon goed staat en als er bij voorkeur net een gure maartse bui is langsgewaaid levert het een stoer gezicht op. Een zware verbinding met bundelgeleiders en blinkende afstandhouders straalt kracht en potentie uit: hier staat een verbinding die je serieus moet nemen. Foto in Twente door Peter Schokkenbroek.
In bretels onder de traversen van de hoekmasten tref je vaak een schijnbare overdaad aan kleinere, wat minder stevig uitgevoerde afstandhouders aan. We zagen ze zonet al in enkele van de foto van de bruggen met een afspanning zijwaarts voorbij komen. Waarom het er zoveel zijn in dat kleine bretelletje? Dat heeft te maken met dezelfde kortsluitstromen die we net al tegenkwamen. Bij een piek van 25 kA of nog hoger ontstaan grote inductiekrachten in de draad en zal deze gaan reageren op objecten eromheen door er vanaf te wijken of juist er naartoe te bewegen. Zo heeft het bretel de neiging om bij kortsluitstromen omhoog te willen wippen, tot tegen de onderkant van de traverse aan. Door het bretel extra starheid te geven met bundelafstandhouders wordt dit effect afgeremd, zodat de vermogensschakelaar de kortsluiting op tijd kan afschakelen, nog voordat het bretel teveel in beweging komt.
Hanggewichten
Bretels, maar soms ook hele fasedraden, kunnen aanzienlijk zijwaarts uitzwaaien in de wind. Men moet voorkomen dat een bretel tegen het mastlichaam of tegen een collega aan kan slaan. Dat kan met V-fixaties (zie bij keramische isolators) maar het kan ook met een beetje gewicht. Ook dan heeft de wind er minder vat op. Een hanggewicht is niets anders dan een stapel ijzeren of loden schijven die recht onder een isolator hangen. De zwaartekracht trekt aan de gewichten en ze zorgen ervoor dat de hele isolator daardoor beter omlaag blijft wijzen.
Hanggewichten in een bretel (links detail, rechts overzicht). Het zijn gewoon schijven ijzer of lood die de isolator dwingen om recht omlaag te blijven hangen. Dat kan met V-fixatie maar ook met wat gewicht. Hoe zwaar ze zijn? Denk aan veertig tot zestig kilo per schijf. Foto's door Michel van Giersbergen.
In extremere gevallen zie je hanggewichten ook bij draag- of steunmasten. Met name als er een in een dalletje staat waardoor hij eigenlijk niet zoveel gewicht te dragen heeft, maar wel moet voorkomen dat de draden te ver naar opzij zwaaien. Om de draden dan recht onder de traversen te houden kan een beetje gewicht geen kwaad. Immers, omdat de mast toch niet zoveel draagt kan er gratis wat extra gewicht bij op zonder dat er alsnog een zwaardere constructie nodig is.
Ook bij draag- of steunmasten met een heel lichte hoekfunctie worden wel eens hanggewichten toegepast, ook nu weer met het idee de isolators te dwingen om recht of rechter omlaag te blijven hangen of om de invloed van zijwind tegen te gaan
Trillingsdempers
Nu we het toch over wind hebben… Vooral bij fasedraden die uit één of twee kabels bestaan de zogeheten Stockbridge-dempers hangen: kleine, op hondenbotjes lijkende voorwerpen die daar schijnbaar voor niets hangen. Maar ze hebben wel degelijk een functie. De twee bolletjes zijn gewichtjes die aan een flexibele stok zijn opgehangen. Draden in de wind kunnen soms last hebben van lijndansen, maar er is nog een andere beweging die de wind veroorzaakt: zogeheten lijntrillen of flutter.
Het is een hoogfrequente trilling (tien tot meer dan honderd keer per seconde) en het kan op de lange termijn zorgen voor schade en losgetrilde componenten. Flutter moet dus zoveel mogelijk worden tegengegegaan.
Twee toegepaste stockbridge-dempers aan een 110 kV-kabel. Ook de kabelklem en de kous is goed te zien. Foto door Bart Sondaar.
Hoe dat werkt? Loop naar de garage of werkplaats achter het huis, pak een lange, dunne lat of PVC-buisje en hou die stevig in het midden vast, zodat de lat of buis een meter boven de grond in evenwicht hangt. Beweeg nu je arm met een zekere snelheid op en neer. Op den duur voel je bij een bepaalde snelheid dat de buis of lat de energie lijkt te willen absorberen die jij erin probeert te stoppen. Dat is precies wat de Stockbridge-dempers ook doen. Omdat flutter met name optreedt in lange, naar verhouding dunne draden, zul je stockbridge-dempers meestal niet vinden in dikke bundelgeleiders. Ze zijn met name te zien in bliksemdraden en in dunne enkelvoudige- of tweebundelgeleiders.
Stockbridge-dempers heb je in verschillende maten. Hier een foto van de inmiddels beruchte open dag van Tennet Hoogeveen in 2011. Merk op dat de gewichten zijn afgerond om coronaverliezen te beperken en dat de ene helft van de demper kleiner is en minder weegt dan de andere helft. Zonder deze eigenaardigheid zouden ze slechter werken. Foto door Hans Nienhuis.
Het hondenbotje
De Stockbridge-dempers mogen niet verward worden met het echte hondenbotje. Ook deze is zo af en toe te vinden in de draden.
Een hondenbotje is een stuk metaal uit twee helften. Het wordt om de draad (of bij bundelgeleiders, om een van de draden) heen geschroefd en het ziet eruit als een traditioneel hondenbot. Op normale dagen heeft dit onderdeel geen functie, maar wanneer er onderhoud nodig is aan de masten en de fasedraden geaard worden (zodat men zeker weet dat er geen spanning meer op staat), kan de technicus zijn aarddraad neerlaten op het hondenbotje, zodat een perfecte aarding wordt gegarandeerd.
Op de hondenbotjes worden aarddraden neergelaten in het geval van onderhoud. Oeps, ernaast… Nuja, het blijft natuurlijk mensenwerk. Foto door Bart Sondaar.
Een variant op het hondenbotje is een staafje die rechtstreeks uit een van de bruggen kan steken en die dezelfde functie vervult. Maar die is zeldzamer en we hebben die tot nu toe alleen nog maar gezien in sommige 220 kV-verbindingen.
Moffen en klemmen om draden te verlengen
Ook hoogspanningsdraden zijn niet oneindig lang. Af-fabriek worden ze meestal geleverd in lengtes van maximaal enkele kilometers per keer, omdat de haspels anders nauwelijks meer te vervoeren of te tillen zijn. Het verbinden van twee uiteinden kan natuurlijk niet met een knoop. Er zijn twee manieren in gebruik, afhankelijk van de plek waar de verbinding wordt gemaakt en van hoeveel trekkracht er op die plek op de draad staat. Wanneer twee uiteinden in een bretel kunnen worden doorverbonden, is de trekkracht veel lager dan wanneer het halverwege een spanveld moet gebeuren.
Is er weinig trekkracht, dan gebruikt men koperen klemmen. Met een rij inbusbouten aan weerszijden wordt de klem strakgetrokken. De draden zitten een stukje naast elkaar en de klem is zowel de elektrische als de mechanische verbinding. Een snelle methode die ook weer los kan en die veel maatwerk toestaat. Klemmen zien we veel op trafostations en in kleinere bretels in de verbindingen. Ook aftakkingen die omlaag lopen en waar weinig trekkracht op staat worden met klemmen gemaakt.
Klemmen om draden door te verbinden zien we vooral op stations en op plekken waar weinig mechanische trekkracht op de draden staat, zoals in een bretel. Merk op dat de draden in de klem een stukje naast elkaar zitten.
In grotere bretels en in spanvelden gaat een klem niet werken. Hij zou los trekken en het ziet er ook een beetje vreemd uit om halverwege tussen twee masten opeens een klem met een verspringende draad te zien. Op deze plekken gebruikt men zogeheten persmoffen. Wie goed kijkt, zal ze nu en dan kunnen ontdekken in de kabels. Het zijn langwerpige verdikkingen die met een verrekijker op sommige plekken zeshoekig blijken te zijn, maar verder rond.
Persmoffen in de kabels zijn niet eenvoudig te vinden. Soms heb je een paar kilometer geduld nodig… Links een exemplaar zomaar ergens in het open veld. Ze zijn subtiel en nauwelijks te zien. Rechts zien we er twee vlak na elkaar. Het stuk draad in kwestie zit vlak boven een provinciale weg: ra ra wat zou daar toch een keer gebeurd zijn… Foto's door Hans Nienhuis en Jeroen van Lieshout.
Persmoffen bestaan eigenlijk uit twee concentrische holle buizen binnen elkaar. Eerst vlecht men de aluminium mantel van de draad een stukje open en wordt de stalen kern van de kabel blootgelegd. Om de twee stukken stalen kabel wordt een buisje geschoven en deze wordt met grote kracht om het kabeltje heen aangeperst met een hydraulische perstang die qua kracht vergelijkbaar is met de scharen waarmee de brandweer autowrakken openknippen kan. Maar voordat dit wordt gedaan is eerst een grotere aluminium buis reeds om een van de kabeluiteinden heen geschoven. Wanneer de kern aan elkaar zit wordt de mantel teruggevlochten en daarna wordt ook de grotere buis eromheen geschoven. Met een grotere perstang herhaalt men het proces en wordt ook de mantel netjes aangeperst. Het gevolg is een verbinding die zo sterk is dat er ons bij HoogspanningsNet geen enkel verhaal bekend is over persmoffen die het begeven hebben.
Demonstratiemodel van een toegepaste persmof op (daar is ie weer) de open dag van Tennet Hoogeveen in 2011. Linksboven zien we de stalen mof voor de kern van de draad. Daarnaast ligt een stuk hoogspanningsdraad als demonstratie (voor de kinderen om mee te gewichtheffen). Rechtsonder de veel grotere buitenste mof, die in aangeknepen toestand het beeld geeft van de verlengde draad in het midden. Rechtsboven ligt een hydraulische perskop, Foto door Hans Nienhuis.
Lijndansen voorkomen op allerlei methoden
Lijndansen. We noemden het net al, het is een van de hoofdpijndossiers van hoogspanningsingenieurs. Al ruim een eeuw is er nog steeds geen echt goede oplossing gevonden. Ze doen hun best, maar telkens valt het tegen. Hoop spacers, pendulums, soort van winddempers, geveerde bundelafstandhouders, van alles. En dat experimenteren gaat tot op de dag van vandaag door. In het Belgische Villeroux, een kale heuveltop in de Ardennen, is een heuse testsite opgezet voor het monitoren van (en experimenteren met) lijndansen en het voorkomen ervan. De meeste verbindingen zijn daadwerkelijk in dienst, maar dat weerhoudt Elia er niet van om proeven te nemen.
De testsite van Villeroux valt op het eerste gezicht niet zo op, zeker niet vanaf de snelweg. Maar als je goed kijkt kan je er allerlei soorten afstandhouders, schommels en andere apparaten in de draden zien hangen, alles in een poging om te kijken wat er al dan niet in de praktijk werkt om lijndansen tegen te gaan. Foto door Bavo Lens.
En als je denkt dat hoop spacers en pendulums het gekste zijn dat me geprobeerd heeft… Er hangen nog veel meer dingen in de draden die met het gedrag of de temperatuur te maken hebben. Soms gelukt, soms geflopt, soms nog in de testfase. Zo zien we op de linkerfoto hierbeneden (niet bepaald duidelijk, moeten we aan werken) een monitoringskastje van Ampacimon: die meet het bewegen van de draad en daar kan op ingewikkelde manier informatie uit worden herleid over de actuele draadtemperatuur.
Wat er allemaal wel niet in die draden hangt… Links een monitoringskastje voor de draadtemperatuur, rechts een apart experiment tegen lijndansen bij Vlodrop. Foto rechts door Peter Schokkenbroek.
Op de rechterfoto hierboven zien we een iets minder geslaagd experiment, een zogeheten winddemper. De bedoeling van deze aparte vorm is eveneens het verminderen van lijndansen. Net als bij Villeroux (waar nu nog een testsite is) heeft men ook bij Vlodrop dingen uitgeprobeerd, maar daar is de testsite beëindigd. De installaties die er op het moment van beëindiging in hingen zijn er echter nooit uitgehaald. De twijfelachtig succesvolle winddempers zijn daardoor tot de dag van vandaag blijven hangen…
Slechts één methode blijkt in de praktijk vrij goed te werken in dansgevoelige luchtlijnen: tussenfase-afstandhouders. Lange, starre kunststof isolators worden tussen de fasedraden aangebracht. De draden worden hiermee fysiek gedwongen een vaste tussenafstand te bewaren. Technisch een behoorlijk goede methode, dansen wordt op voorhand grotendeels voorkomen en als het dan toch gebeurt kunnen de draden elkaar nooit raken.
Tussenfase-afstandshouders zijn kunststof isolators die de fasedraden fysiek bij elkaar vandaan houden. Links zien we ze in een 150 kV-verbinding in Nederland en rechts in een middenspanningslijn in Kansas, waar het ook aardig kan doorwaaien. Foto's door Michel van Giersbergen en Hans Nienhuis.
Maar het mag inmiddels duidelijk zijn waarom deze methode maar zelden wordt toegepast: het valt nogal op.
Tussenfase-afstandshouders in een Nederlandse verbinding, in dit geval in Zeeland. Ze zijn bedoeld om lijndansen te beperken, en wanneer het zich alsnog voordoet, te voorkomen dat de draden elkaar raken zodat er spanningsdippen zouden ontstaan. Maar ze vallen wel aardig op en trekken op hinderlijke wijze de aandacht. Hoewel technisch een probaat middel is het in de praktijk dus geen ideale oplossing tegen lijndansen. Foto door Michel van Giersbergen.
En er zijn meer problemen. Ook het gewicht neemt toe, net als de wind die gevangen wordt. Het aanbrengen ervan is ook geen simpele klus. Operationele toepassing wordt wel gedaan op bijzonder windgevoelige plekken, maar over het algemeen past men deze methode pas toe als het echt niet anders kan.
Vogelweringsspiralen, markeringsballen en Duitse klapperflappen
Vogels en vliegtuigen (met name helikopters van Defensie) vormen een lastige combinatie met hoogspanningsdraden. Met name de bliksemdraden (zie de aparte pagina daarover) hebben vanwege hun positie helemaal bovenin de verbinding het meeste belang bij een goede zichtbaarheid. Ze zijn dunner dan de fasedraden en hun hoogte maakt ze extra kwetsbaar voor over het hoofd zien door zowel vogels als piloten. Met name in de bliksemdraden worden daardoor wel eens voorzieningen toegepast die de zichtbaarheid verhogen.
Het meest algemeen zijn de zogeheten varkenskrullen of varkensstaarten, officieel vogelweringsspiralen geheten. Bij de dunne, enkelvoudige draad is het voor vogels heel moeilijk om de diepte in te schatten. (Dek maar eens een oog af en probeer dan tussen je duim en wijsvinger de waslijn te pakken!) Door varkensstaarten toe te passen wordt de zichtbaarheid verhoogd en wordt diepte schatten makkelijker.
Vogelweringsspiraal (links) en markeringsballen (rechts). Beide verhogen de zichtbaarheid van de bliksemdraden, hoewel de markeringsballen meestal primair voor mensen (piloten) zijn bedoeld, zoals op de plek van de foto rechts i.v.m. een zweefvliegveld. Foto's door Bart Sondaar en Hans Nienhuis.
Als varkensstaarten niet genoeg zijn, of als het eerder om markering voor mensen (piloten) gaat dan voor vogels, dan past men wel eens markeringsballen toe. Deze roodwitte of oranje ballen maken de bliksemdraad nog veel beter zichtbaar. Soms zit er zelfs een radarreflector in verstopt om ook voor instrumenten de zichtbaarheid verder te verhogen. Het lijken kleine ballen, maar ze hebben al snel de afmeting van een flinke skippy- of strandbal en de grotere exemplaren zijn ruim een meter in doorsnee.
Als dat allemaal nog niet genoeg is, dan kan je altijd nog de nieuwe Duitse methode toepassen: plastic lamellen met klapperende flappen. Die vergroten niet alleen de zichtbaarheid, maar ze bewegen ook nog eens met de wind mee (net als wildverschrikkers) en maken daarbij soms ook geluid terwijl de lamellen tegen elkaar aan slaan. Veel geluid is dat niet, op de grond heb je er goede oren voor nodig om het te horen. Maar voor vogels in de mist kan het de attentiewaarde verder verhogen.
Plastic vogelverjagers in Duitse bliksemdraden, te zien in onder andere de nieuwe verbinding Doetinchem – Wesel. Ze hebben een afwijkende kleur, ze bewegen, ze makken een klepperend geluid en eh.. tja, er zit nog net geen zwaailamp met sirene op, maar veel scheelt het niet. Foto door Tom Börger.
Natuurlijk kan je nog meer dingen in de draden aantreffen dan alles wat er op deze pagina (de langste uit één stuk van deze hele site!) staat opgesomd. Maar de dingen die redelijk standaard zijn of die je normaal gesproken vaker dan één keer tegenkomt hebben we nu ongeveer wel gehad. Echter, als je alsnog iets geks tegenkomt, misschien weet men er op ons forum er wel raad mee.