
21 januari 2021 ∙ Wat een treurig gezicht op 21 januari op het ENTSO-E Transparency Platform. Alle drie de HVDC-interconnectors die op Nederland aansluiten hadden tegelijk een storing. Lang niet altijd betekent een storing dat de kabel zelf stuk is, maar als dat wel zo is staat ons een heel geheister te wachten. Hoe krijg je in een zeekabel letterlijk en figuurlijk de fout boven water voordat de reparatie kan beginnen?
De COBRA was na ruim drie maanden storing net weer gerepareerd, maar nu gooide een computerstoring roet in het eten. De BritNed viel op 08 december plotseling uit. En ook de last man standing, de NorNed, gaf er op 18 januari de brui aan. Inmiddels doet de COBRA het weer, maar op 21 januari zat Nederland één dag alleen nog via 380 kV AC-landlijnen aan het buitenland vast. Dat is vervelend voor de handelsmarkt en de mogelijkheden om optimaal van windstroom gebruik te kunnen maken, maar bij fysieke schade moet er daarnaast ook iets gerepareerd worden. Dat valt niet mee, ver weg op zee. Laten we eens kijken wat er gebeurt tussen het moment van uitval tot het begin van de reparatie verloopt. We gebruiken daarbij de vorige storing aan de COBRA als voorbeeld.
Het vraagt weinig fantasie om te bedenken hoe de gezichten in Arnhem en Fredericia erbij stonden toen in september de COBRA-cable plotseling uitviel. Nadat in de eerste seconden na de uitval de netbalans is hersteld via FCR of via natuurlijke herschikking (indien de DC-link zich binnen hetzelfde gesynchroniseerde blok bevindt, zoals bij de COBRA het geval is) weet men vrijwel direct of de storing in de computers, de converters of in de kabel zit. Het ontbreken van rook, vlammen of krijsende alarmen in de converterhal zegt al wat, maar meestal is een HVDC-storing subtieler en kan je niet zien wat er stuk is. Soms laat ook de software het afweten. (Windows Update, het zal toch niet? Nee toch?) Maar wat er ook gebeurt, in alle gevallen weet men ogenblikkelijk of de storing in de kabel zelf zit door nauwkeurig het exacte afschakelgedrag van de kabellengte tussen de converters te bekijken.
De COBRA wordt bedreven als een HVDC-bipool: een gesloten systeem dat geen gebruik maakt van de aarde (letterlijk, de planeet) als retourgeleider. Ieder galvanisch contact met de aarde in beide fysieke geleiders is dus een fout. Nu kan elk object in meer of mindere mate een elektrische lading vasthouden: een overschot of tekort aan elektronen ten opzichte van de omgeving. Dit heet zelfcapaciteit en het gaat op voor alle materialen. Een tuinstoel, een mens en ook een hele onweerswolk beschikken over enige capaciteit om lading vast te houden en daarbij een potentiaal ten opzichte van de omgeving te vormen. Zie de St(r)oomcursus voor meer achtergronden.
De geleiderkern van een zeekabel is een lange sliert metaal. Bij de COBRA-Cable tussen Endrup en de Eemshaven weegt de kern al snel een paar duizend ton. Daar kan je aanzienlijk wat lading in kwijt. Als die lading dan ook nog stroomt ontstaat tevens een inductorwerking (spoel) en zal de kabel dit gedrag willen handhaven: hij verzet zich tegen iedere verandering van lading of richting. Bij wisselstroom is het telkens op- en ontladen van de geleidermassa (en deels het medium eromheen) een vervelende hinderpost. Maar bij gelijkstroom hoeft de kabel slechts één keer op zijn potentiaal gebracht te worden tijdens het inschakelen. Een onverwachte afschakeling zorgt voor het omgekeerde: de kabel draagt nog lading en is niet instantaan spanningsloos. de zelfcapaciteit van een paar duizend ton koper plus de spoelwerking moet als het ware vanaf beide kanten leeglopen via de plek van de kortsluiting. De verhouding tussen de theoretische tijd die het neemt om 325 kilometer geleiderkern te ontladen versus de (kortere) tijd die men in de praktijk ziet is daarmee een indicatie voor de afstand van de kortsluiting tot het converterstation, hoewel ingewikkelde bijeffecten zoals capacitief gedrag van de zeebodem zelf en de fysieke richting waarin de gelijkstroom door de kabel liep (van of naar de kortsluitlocatie) ook nog een rol spelen.
Vervolgens moet men met preciezere apparatuur aan de slag. In de kabel zit behalve een geleider ook een koker optische glasvezeldraden voor telecommunicatie. Bij kabelschade zijn meestal ook deze meeliftende glasvezels beschadigd. Door vereenvoudigd gesteld een puls licht in de glasvezel te sturen en de retourtijd af te wachten (er weerkaatst altijd licht op het breukvlak of het uiteinde van een glasvezeldraad, zelfs onder water met zijn afwijkende brekingsindex) ontstaat een veel nauwkeuriger indicatie van waar de storing zit. Een soortgelijk trucje is ook uit te halen door een puls stroom in de geleiderkern te sturen, maar dit specialistenwerk is in een lange zeekabel minder nauwkeurig dan de glasvezelmethode vanwege iets ingewikkelds dat men dispersie van het spanningsfront noemt, en waar elektriciteit meer last van heeft dan licht.
Uiteindelijk is de locatie van de storing binnen enige honderden meters bekend. Dán pas kijkt men in detail op de netkaart. Ligt de storingslocatie precies in een scheepvaartlaan? Grote kans op een onzorgvuldig anker. Ligt het op een plek waar de kabel een andere kabel of pijpleiding overkruist? Oh oh, ingewikkelder problemen. Maar in alle gevallen wordt er pas een schip op uitgestuurd om fysiek te gaan kijken wanneer de locatie en de verwachte karakteristiek nauwkeurig bekend is.
Maar dan ben je er nog niet. Hoe til je eigenlijk een kabel op die strak op de zeebodem ligt? Er wordt bij de aanleg soms wel voorzien in af en toe een slinger vlakbij kritische plekken zoals overkruisingen met andere infra, maar als er niet voldoende lengte voorhanden is zal de kabel eerst moeten worden gekapt. De twee losse uiteinden kunnen dan boven water worden gehaald, waarna als laatste stap met de hand wordt gekeken totdat dan uiteindelijk de exacte plek van de fout is gevonden. Hip hip hurra, de reparatie kan beginnen. Heeft er iemand honderd meter extra kabel en twee moffen aan boord gebracht? Euh.. hoezo 'niet'?
Afbeeldingen: het ENTSO-E Transparency Platform is IT-technisch zo traag als stroop in januari, maar het is doorgaans een interessante bron van informatie over de markt, de hardware en ongeplande storingen ('forced outages'), zoals we hier zien bij alle drie Nederlandse HVDC-kabels tegelijk. Onder: de COBRA-converterhal in de Eemshaven. Geen rook, geen vuur, geen vonken? Nee. HVDC is over het algemeen ingetogen en veruit de meeste storingen zijn kalme stille afschakelingen.
09 december 2020 ∙ Als de wasmachine stuk gaat en ook de magnetron geeft het op, dan weet je dat ook de televisie, je telefoon en de stofzuiger er deze week nog mee ophouden… Ook op de Berg ervaart men deze wetmatigheid, want het Nederlandse koppelnet wordt momenteel geplaagd door vier storingen en twee VNB's tegelijk. Dat het licht desondanks gewoon werkt is een bewijs van een robuust net dat een stootje kan hebben.
Het iconische blauwwitte gebouw van station Meeden-380 staat al sinds 1995 als een onneembaar fort in het landschap, volgens de trotse folder Lijnen naar Morgen vrijwel ongevoelig voor storingsinvloeden van buitenaf. Maar wat als de storing van binnenuit komt? Meeden is momenteel op elk spanningsniveau een bouwput zodat het weinig aandacht trok toen er in augustus een setje noodmasten pal naast het 380-gebouw verscheen. De 380 kV-circuits ZL-MEE en MEE-EEMS wit werden fysiek buitenom het gebouw heen geleid en hard verbonden. Men is er druk bezig met de komst van een derde dwarsregeltrafo in de interconnectie naar Diele, dus het leek aannemelijk dat daarvoor wat moest verbouwd in de GIS-schakelbak. Omdat Tennet momenteel ook bezig is om Vierverlaten (het andere station dat de Eemshaven met het zuiden verbindt) grondig te verbouwen is er ook op die plek sprake van een sub-optimale netsituatie. Daardoor leek het plausibel dat men geen extra netstrategisch risico wou nemen. Eén circuit voor de zekerheid fysiek volledig gescheiden houden van station Meeden, zodat vermogenstransport zelfs bij werk aan twee winkels tegelijk altijd door kan gaan, was daardoor heel aannemelijk.
Maar vorige week ging dat vermoeden schuiven. Toen bleek opeens dat ook beide zwarte circuits waren losgehaald en fysiek langs het station waren omgeleid. Twee fysieke omleidingen tegelijk is niet logisch voor bijvoorbeeld het aansluiten van een nieuw veld. Dan was eentje al voldoende geweest. Het begint nu dus te lijken op iets urgenters, zoals een storing ergens diep in de ondoorgrondelijke buik van het fort. Iets waarmee men duidelijk verwacht langer bezig te zijn dan een weekje of twee, en iets dat beide GIS-installaties tegelijk beïnvloedt.
Wat er stuk is? Hoe lang het duurt? Ook bij HoogspanningsNet weten we eigenlijk helemaal niets. Ook wij moeten het op Meeden doen met wat pylon geeks vanaf de openbare weg kunnen observeren met hun verrekijkers, netkaarten, logica en ervaring. Bij een gesloten gebouw blijft dan weinig anders dan logica over, en die vertelt ons dat twee nood-omleidingen tegelijk vrijwel zeker een teken zijn van ongeplande problemen.
Richting het zuidwesten, tussen Ens en Lelystad, hebben we ook te maken gehad met een beroep op de redundantie. De verbinding Ens – Lely 380 wordt verzwaard naar 2635 MVA (4000 A) en dat doet men circuit voor circuit. De verbinding werkt, maar backup is er tijdelijk niet zolang er gewerkt wordt. Inmiddels hebben we vernomen dat de verbinding weer volledig in dienst is, zodat dit knelpunt recentelijk is opgelost. Dat kan nog niet worden gezegd van de situatie op Doetinchem Langerak. Op 17 december 2019 brandde daar een koppeltrafo af. Die is nog niet vervangen zodat het station qua koppelfunctie met 150 kV nog steeds op één been hinkt. Daar komt geen bloed uit, want het 150 kV-deelnet FGU is op dit moment nog een geheel omdat de geplande verdeelnetting nog niet is doorgevoerd. Daardoor is er ook vanaf Lelystad, Dodewaard en Breukelen koppeling met de 380. In die zin is de prioriteit niet zo hoog, al blijft het een feit dat een niet-aanwezige trafo ook niet inzetbaar is als er elders een tweede trafo in de problemen zou raken.
Een andere storing met kennelijk lage prioriteit was een ontplofte eindsluiter op opstijgpunt Cruquius. Die trad vorig jaar oktober op en werd ook pas na een opvallend lange tijd van ruim een half jaar weer verholpen. Waarom dat zo lang moest duren is ons onbekend, maar er was bij de ontploffing wat olie in de grond gelekt, terwijl de herfst van 2019 ook de tijd was van de stikstof- en PFAS-crisis waardoor men opeens niet zomaar meer grond mocht verplaatsen om te saneren. Houdt het verband? Wij weten het niet.
De gifbeker is nog niet leeg, want ook op zee valt het niet mee. Twee van de drie HVDC-interconnectors zijn momenteel niet beschikbaar voor de markt. De COBRA heeft al sinds eind september ergens op zee een nare storing. Men vermoedt een kabelfout ergens op zee en die zijn ingewikkeld te repareren. En eergisteren bedacht de BritNed-kabel opeens dat ie alvast kon oefenen voor een harde Brexit. Ook daar lijkt sprake van een nare kabelfout ergens op zee. Op dit moment functioneert op HVDC alleen nog de NorNed, nota bene de kabel die eigenlijk de slechtste naam heeft van de drie stuks.
Met vier storingen, enkele plekken met werkzaamheden en vrijwel geen decentrale productie deze weken (de donkere dagen voor kerst zijn dit jaar geen half werk) wordt Nederland deze weken gered door het werk van generaties ingenieurs die redundantie, ringvormen en overdimensie prefereerden boven de Amerikaanse strategie van Run2Fail en Lean&Mean. Dankzij een goede reserveband kunnen we ook dit jaar thuiskomen voor een kerst waarbij de lampjes in de boom het gewoon doen.
Afbeeldingen: fysieke omleiding om het gesloten GIS-fort van Meeden-380 heen. Sinds het moment van de foto is daar een tweede omleiding bij gekomen. Midden: we hebben geen beeldmateriaal van binnenin dat fort, maar wel deze oude afbeelding uit de folder Lijnen naar Morgen (SEP). Onder: ook geplande werken vereisen geknabbel aan de redundantie, zoals hier bij Ens – Lely, waar men de transportcapaciteit vergroot door de draden te vervangen.
10 April 2019 ∙ Hoe moeilijk is het om lantaarnpalen aan en uit te zetten? Bij Liander zullen ze daar deze week beslist een krachtterm voor gebruiken. In delen van het net van Liander zijn de lantaarnpalen op de hobbel geslagen na de overgang van de zomertijd. Ondanks hard werk bij de netbeheerder zijn er tien dagen later nog steeds kleine gebieden waar de lantaarnpalen weerbarstig weigeren te luisteren naar Duiven.
Of het donker wordt, twaijduustern, mörk of schemer, automatisch gaan de lantaarnpalen aan. Traditioneel werd dat gedaan met een zogeheten toonfrequent-commando, meestal gekend als het TF-signaal. Dat is kort gezegd een bewust aangebrachte rimpeling op de normale sinusvorm van 50 Hz wisselstroom. Dit kan per regio worden verstuurd en apparaten zoals boilers, elektriciteitsmeters en schakelkasten voor openbare verlichting kunnen deze rimpelingen opmerken. Op die manier kunnen korte commando's over het elektriciteitsnet zelf worden geroepen: 'nachtstroom', 'boilers aan', 'laag tarief' of 'lantaarnpalen aan'. Voor een nauwkeurige beschrijving, lees verder op de site van Chris Verschoor, toonfrequent.nl.
TF is al heel oud en en in de loop der jaren is de draagkracht van het signaal (de 'woordlengte' en 'verstaanbaarheid') steeds beter geworden. Maar er zijn ook problemen. Nieuwe LED-armaturen kunnen soms ongewild gaan knipperen wanneer ze als bijvangst een TF-signaal moeten aanhoren en ook is TF niet geschikt voor de nieuwe tijd waarin slimme meters met een digitaal signaal de regie overnemen. Netbeheerders willen dan ook op termijn van TF af op hun netwerken en men is al bijna tien jaar druk bezig gebruikers te informeren dat TF-aansturing van boilers, dag- en nachttarieven de komende jaren stopt en gefaseerd wordt vervangen.
We weten bij HoogspanningsNet niet helemaal zeker wat er precies voor vervangend systeem wordt gebruikt (waarschijnlijk FlexOVL), maar wat we wel weten is dat in de concessie van Liander zich iets verslikt heeft in de omzetting naar de zomertijd. Helaas blijkt het niet zo simpel op te lossen. De volgende dag was op Radio 1 een voorlichter van Alliander te horen die een beetje ongemakkelijk de zaak toelichtte en vertelde dat in bepaalde gebieden voorlopig handmatig geschakeld moest worden. Een klein beetje gênant natuurlijk in deze tijden van smart solutions en hoogdravende digitalisatie.
Inmiddels zijn we anderhalve week verder en nog steeds zijn de problemen niet geheel achter de rug. Nog altijd zijn er plekken waar de lantaarnpalen hun eigen gang gaan. Liander heeft voor die gebieden inmiddels besloten de lantaarnpalen 24/7 aan te laten staan, zodat ze het tenminste überhaupt doen in de nacht. Een beetje vreemde gewaarwording, maar voor wie in delen van Gelderland overdag het licht ziet terwijl het knalzonnig is: er wordt aan gewerkt. We hopen spoedig op eh.. verlichting in Duiven.
Afbeelding: Lantaarnpalen, hier op de Maasvlakte, worden aangestuurd met een TF-signaal of met een modernere digitale vervanger. Het lijkt erop dat in de concessie van Liander het digitale signaal een complex en lastig te verhelpen probleem heeft sinds de zomertijd. Gelukkig is het in de meeste gebieden inmiddels opgelost.
[NL] Door een bug in een van de scripts zijn er tussen 18 januari en 23 januari problemen met de performance van de KML-netkaart in Google Earth geweest. Voor reparatie was het nodig om deze tijdelijk af te schakelen. Gebruikers van GE zagen daardoor een rood bolletje in de mappenboom en de content werd niet ingeladen. Het probleem is inmiddels grotendeels opgelost: op een enkele hikje in de laadsnelheid zou alles nu weer normaal moeten functioneren.
[E] A bug in one of the scripts caused severe performance problems in the Google Earth KML-Gridmap from january 18 up until this morning. In order to fix it, we had to kill the generation script for the GE-Gridmap temporarely. GE-Gridmap users observed a red dot in the file tree and no content was loaded. It should be fixed now, however a low number of random minor hickups in the performance are still possible these days.
04 januari 2014 ∙ Het is winter… tijd van sneeuw, gezelligheid, ganzenbord, warme chocomel en.. omgewaaide hoogspanningsmasten?
Zomer in de winter, dat was het gisteren op vrijdag 03 januari. In de namiddag passeerde een ongewoon heftige buienlijn ons gebied, die zich zowel meteorologisch als qua gevolgen aan de grond prima kan meten met de squall-lines die in de zomer onze contreien teisteren. Naar nu blijkt zijn er in de bewuste namiddag zelfs een aantal masten van de 150 kV-lijn Ruien-Chièvre-Antoing omver geblazen.
De bezweken masten stonden in een lijnvak tussen Ainvang en Archimont en de manier waarop ze zijn bezweken doet sterk denken aan een soortgelijk incident in 2010. Ook toen begaven een aantal hoogspanningsmasten het nadat ze in een zware downburst tot boven hun ontwerp belast werden met winddruk. Op de foto gemaakt door Bavo Lens zien we dat de masten vlak boven de broek en halverwege de toren zijn afgebroken. Er lijkt geen sprake van uitknikking. Ondanks het uitvallen van de gehele verbinding is er volgens netbeheerder Elia geen stroomstoring opgetreden. Wanneer de masten hersteld gaan worden en of er onderzoek naar de precieze toedracht van deze heel aparte manier van bezwijken zal volgen is nog niet bekend. We houden het in de gaten.
Bolbliksem onder het broekstuk
In Nederland bleef de schade beperkt: delen van Veenendaal en Ede gingen een poosje op zwart nadat station Frankeneng uitviel vanwege een harde sluiting. Deze kortsluiting is waarschijnlijk het gevolg geweest van een blikseminslag op hoogspanningsmast 31 (een hoekmastje) van de stokoude 50 kV-verbinding WageningenNude-Frankeneng. Precieze details over de ontlading (die mogelijk ook een bolbliksem achterliet tussen het broekstuk van de mast) zijn nog niet bekend. HoogspanningsNet vermoedt een verband met vlamboogvorming van een van de twee circuits. Dergelijke boogvorming kan het een aantal seconden uithouden voordat de verbinding klapt en afgeschakeld wordt.
De ontlading met bolbliksem werd waargenomen door enkele meteorologen van Meteo Consult, die er naderhand ook een verhaal over schreven op weer.nl.
Foto's: Bavo Lens legde deze gevelde 150 kV-dubbelvlagmast vast. Het doet denken aan wat er in 2010 gebeurde in Achêne en Lint. Onder: het bewuste 50 kV-hoekmastje in Wageningen die een bolbliksem tussen het broekstuk kreeg. Foto door Hans Nienhuis afgelopen zomer, op een dag met iets beter weer. Grotere foto, zie hier.