
13 oktober 2020 ∙ Zeeuws Vlaanderen heeft een moeilijke geschiedenis op hoogspanningsgebied. Een zichtbare herinnering aan die tijd is de Frietenlijn, een verbinding met België voor noodkoppeling. Inmiddels wordt dit lijntje gesloopt. Een blik op de verschijning, het doel en het einde van een opmerkelijke interconnectie.
De Westerschelde als obstakel is een rode draad in de geschiedenis van Zeeuws Vlaanderen. Ook elektrisch. In de vroege jaren 60 werden twee 50 kV oliedrukkabels aangelegd vanaf Goes. Meteen vanaf hun ingebruikname waren het probleemgevallen. Verplaatsende zandbanken, ankerende schepen en lastig elektrisch gedrag door de grote kabellengte leverde veelvuldig storingen op. Ook bleek hun capaciteit al gauw rijp voor het museum toen op Terneuzen het chemiecluster van DOW verscheen. Het was duidelijk: hier was 150 kV nodig.
In slechts enkele jaren werden drie trafostations, een aantal verbindingen en twee 150 kV-kabels (370 MVA redundant) op Borssele gerealiseerd. Helaas bleek de Westerschelde ook voor 150 kV-kabels een vijandige omgeving. Al een jaar na hun indienstname moesten beide kabels vervangen worden. Omdat het eigenverbruik van Zeeuws Vlaanderen inmiddels boven de capaciteit van de oude 50 kV-kabels lag werd het noodzakelijk om te allen tijde koppeling met een groter 150 kV-net achter de hand te hebben, en dan graag eentje die niet door de Westerschelde liep. Maar hoe dan?
Soms moet je pragmatisch zijn. De PZEM stapte over zijn schaduw heen en belde met de Belgen. Vanaf een hoekmast bij het gehucht Waterlandkerkje werd in 1975 een aftak gemaakt op het circuit 150 kV Oostburg – Westdorpe Zwart. Gedragen op 28 zeer minimalistische enkelcircuit buis-deltamasten stak de aftak de grens over tot aan de eerste de beste Belgische 150 kV-lijn op de route, ter hoogte van Maldegem. Daar werden vermogensschakelaars en een stel scheiders opgesteld. De noodverbinding was gereed en in geval van problemen kon het Zeeuws Vlaamse net in een wip worden gekoppeld met het Belgische 150 kV-net. Zo zou in geval van problemen met de Westerscheldekruising alsnog een fysieke koppeling van Zeeuws Vlaanderen met het grootschalig net kunnen worden gemaakt, zodat ELSTA en Zeeuws Vlaanderen bij problemen op de Westerschelde niet als eilandbedrijf zouden eindigen met alle technische risico's en onmogelijkheden van dien.
Voor een noodverbinding waren geen riante fondsen voorhanden. Men koos voor goedkoop en zeer minimalistisch buis-deltamastje. Hier bij HoogspanningsNet waren we ervan uitgegaan dat de bijnaam Frietenlijn te danken was aan de uiterlijke gelijkenis van de mastjes met een puntzak Vlaamse frieten, maar op 14 oktober tipte iemand ons dat de naam eerder te maken heeft met het geografisch gebied waar men spreekt van frieten (in plaats van friet of patat). Tot onze verbazing blijkt dat nogal een dingetje te zijn, waarbij mogelijk ook sprake is van enig (uit)lachen richting de overzijde van de landsgrens. In ieder geval, het onopvallende lijntje is in de decennia die volgden zo nu en dan daadwerkelijk ingezet. De kabels bleven hoofdpijndossiers (met in 1975 zelfs permanente uitval van een exemplaar) en pas decennia later werd de redundantie onder de Westerschelde hersteld. Door de vervangende kabel een ander tracé te geven en door het verschijnen van een zwaardere EB-centrale op het DOW-complex (ELSTA) werd de leveringszekerheid uiteindelijk steeds verder verhoogd.
Daardoor werd op een gegeven moment besloten de Frietenlijn niet langer meer op afroep gereed te hebben. Men knipte de bretels bij de hoekmast bij Waterlandkerkje fysiek door en zette de schakelaars op Maldegem permanent open. Op die manier kon de lijn bij echte nood alsnog in een halve dag weer worden ingezet, mocht het inmiddels onwaarschijnlijke geval van een dubbele storing onder de Westerschelde zich alsnog voordoen. (Losknippen is overigens gebruikelijk bij langdurig losgenomen lijnen. Het verkleint de circuitlengte en daarmee ook de kans op ongelukken of storingen.)
In 2013 had de Frietenlijn nog even een heldenrol kunnen spelen tijdens de Belgische Elektriciteitsschaarste. Nu zat de behoefte aan de andere kant, in België. In theorie was het mogelijk om de ELSTA-centrale zodanig op het net te schakelen dat deze als het ware op een grote steeklijn vanuit Maldegem zou hangen. Daardoor zou er honderdvijftig megawatt vermogen onder andere via de Frietenlijn naar België kunnen. Uiteindelijk is dit niet gebeurd omdat een dergelijke verschakeling in Nederland zowel het N-1 criterium alsook het 100 MW/6h beginsel met voeten zou treden, maar het zou een waanzinnige plotwending zijn geweest als het zover was gekomen.
Uiteindelijk kwam het definitieve waterloo in 2015. In België werd door Elia het Project Stevin ondernomen. Een joekel van een 380 kV-lijn verving de 150 kV-verbinding tussen Eeklo en Brugge. Opeens sloot de Frietenlijn nergens meer op aan. Daarmee werd het een relict dat slechts nog even bleef staan omdat fysieke sloop simpelweg geen urgentie had. Maar uiteindelijk gebeurt nu toch het onvermijdelijke. Het olijke lijntje met een interessante geschiedenis wordt nu zelf deel van de netgeschiedenis.
Afbeeldingen: de Frietenlijn in betere dagen. Het minimalistische ontwerp met masten die op puntzakken lijken was een perfecte illustratie van hoe je met geringe visuele impact toch een volwaardige lijn kan bouwen. Middelste afbeelding: Maldegem, het korte moment waarop de beide 150 kV-lijnen en de nieuwe 380 kV-lijn tegelijk bestonden. Foto's door Michel van Giersbergen.
03 maart 2020 ∙ Netverzwaringen, we zien ze de laatste tien jaar overal. Een verademing na de stille jaren 90 en 00 waarin betrekkelijk weinig nieuwe infra werd aangelegd. Maar nog altijd geldt dat niemand de toekomst kent, zodat een netverzwaring telkens in meer of mindere mate een gok blijft.
Als netstrateeg moet je met alles rekening houden. Een wispelturige rijksoverheid, Zweedse schoolmeisjes, miljoenen blauwe panelen en bloedfanatieke pylon geeks die elke C3-scheet die men op de Berg per ongeluk laat genadeloos langs de vakwerklineaal leggen. Soms heb je een simpele klus: die windmolens moeten aangesloten worden en dat vereist een nieuw trafoveld op trafostation Beedorp. Een andere keer loopt een verbinding op zijn tenen en is er een opwaardering nodig, zoals van 70 kV naar 150 kV (België) of van 50 kV naar eh.. naar 20 kV? (Nederland, iets met minder, minder en de aparte denkwijze van Liander.) Maar de opkomst van zonneparken in Noordoost Nederland, een geval van well, that escalated quickly, is ingewikkeld genoeg om zelfs afgeharde netstrategen 's nachts met wijdopen ogen naar hun plafond te doen staren.
Als een netverzwaring goed gaat, gaat het project op in de netgeschiedenis en hoor je er zelden nog iemand over. Interessanter zijn gevallen waarin het juist in meer of mindere mate de plank mis sloeg. Laten we het netstrategisch oeps-gehalte eens uitdrukken in MVA in plaats van in geld. Het slopen van Hoogeveen – Veenoord 110 kV vanwege doorhangknelpunten (had oplosbaar kunnen zijn) lijkt met 65 MVA maar een klein oepsje, totdat je bedenkt dat het lijntje middenin het geplaagde zonneparkengebied van Noordoost Nederland stond. Maar voor een echt serieuze facepalm moeten we naar de Eemshaven, waar de korte 380 kV-verbinding Oudeschip – Robbenplaat (tweemaal 2635 MVA) al na enkele jaren zoveel te krap bleek te zijn dat onoplosbare congestie ontstond en er een noodlijn bij moest worden geplaatst. Voor deze verbinding had men beter van meet af aan het lijnontwerp van Meeden – Eemshaven kunnen toepassen. Voor slechts acht mastposities in een hoogindustrieel gebied met een keur aan opwekkers en interconnectors was dat een no-regret geweest. Laten we wel wezen, je hoefde in 2010 geen briljant netstrateeg te zijn om in te kunnen schatten dat het project Noordwest-380 niet al in een paar jaar gereed zou zijn.
Achteraf kijk je een trafo in zijn eindsluiters, maar heel soms kan je ook van tevoren al wat wenkbrauwen optrekken. In die categorie vallen de plannen van Tennet met trafostation Oterleek, die als een spin in het 150 kV-web van Noord Holland zit. Een gebied waar lange tijd weinig reuring was, maar waar tegenwoordig energieprojecten, kassen en datacenters als paddestoelen uit de grond schieten. Het oude en geplaagde 50 kV-net kan dat niet aan en 150 kV zal het daardoor in belangrijke mate in zijn eentje moeten rooien. En dat blijft zo, als het aan Tennet ligt. Er staat in het gebied voor 800 MW aan energieprojecten, datacenters en kassenbouw op de agenda en het einde lijkt nog niet in zicht. Netstrategisch leek het ons bij HoogspanningsNet dan handig om niet te gaan pappen en nathouden, maar om 380 kV als combilijn op het bestaande tracé tussen Beverwijk en Oterleek te overwegen, eventueel vooruitlopend op een ringsluiting met Vierverlaten via de Afsluitdijk. Nee dus – het nu gedeponeerde plan behelst een nieuwe 380/150 kV-trafo op Beverwijk en een extra 150 kV-kabel naar Oterleek.
Okee, wij weten ook dat het nieuw plannen en aanleggen van 380 kV via een rijkscoördinatieregeling loopt en dat het daardoor een heel andere ordegrootte is dan een extra 150 kV-kabel ingraven. Maar ondanks dat de 150 kV-oplossing op korte termijn sneller soelaas biedt, is de toekomstvastheid voor overmorgen twijfelachtig. We krijgen er bij HoogspanningsNet niet goed een vinger achter. Is de 150 kV-kabel het kopen van tijd om de (lange) procedures voor 380 kV met iets meer rust in te kunnen gaan? Zijn de onzekerheden zo groot dat men 380 kV niet aandurft? Zien wij een puzzelstukje over het hoofd? Wie het weet mag het zeggen… maar wie kent de toekomst echt?
Afbeeldingen: de noodlijn die voorlopig nog wel eventjes in de Eemshaven staat is het gevolg van een netstrategische oeps uit 2010 waar pragmatisch een oplossing voor moest worden toegepast. Onder: Oterleek is het centrum van een (qua load) aanzienlijk 150- en 50 kV-net waar in de nabije toekomst nog meer stations, trafo's en verbruikers bij komen. Er moet duidelijk wat gebeuren, maar rijdt het plan voor morgen de wereld van overmorgen niet in de wielen?
06 februari 2017 ∙ Eerder vandaag kwam netbeheerder Tennet met het nieuws dat in de Eemshaven een tijdelijke noodverbinding zal worden neergezet om meer capaciteit te creëren tussen de 380 kV-stations Eemshaven (Robbenplaat) en Oudeschip. Een opmerkelijke noodgreep: congestie bevechten met een noodverbinding op 380 kV-niveau hebben we nog niet eerder in een vergelijkbare situatie gezien.
Congestie… Voor wie het niet kent: wanneer het productiepark op een bepaalde plaats meer vermogen kan aanleveren dan wat het afgaande hoogspanningsnet kan verstouwen, dan moeten de producenten zich op volgorde van hun komst een beetje koest houden totdat de verbindingen zijn verzwaard. Zie ook de St(r)oomcursus deel 6. Een dergelijke situatie zien we sinds enige jaren in de Eemshaven. Die is de afgelopen tien jaar veranderd in een powerhotspot met opgeteld ruim 6000 MW geïnstalleerd thermisch- en windvermogen, de NorNedkabel (700 MW) en nog meer windvermogen en een tweede 700 MW interconnector (COBRA) in aantocht. Het eigenverbruik van het gebied is slechts een paar honderd MW. Dat betekent afvoer. Veel afvoer.
Het bestaande hoogspannigsnet richting het zuiden bestaat uit dit soort kanjers van verbindingen. Bepaald geen doetjes, maar om vermogens in de ordegrootte van 6000 MVA plus toekomstige groei blijvend te kunnen verstouwen is verdere verzwaring en vooral ook ringvorming gewenst. Daarom is er het project Noordwest-380: vervanging van de bestaande 220 kV-verbinding naar Vierverlaten door een zwaardere 380 kV-lijn. Netto levert dat ongeveer 1000 MVA nieuwe capaciteit op, met een optie op nog eens ruim 2500 MVA. (Wie korrelatie of een plastic zakje nodig heeft na die enorme capaciteitsgetallen of wie mee wil praten over de netstrategie: kom op ons forum.) Probleem, de bestaande verbindingen zuidwaarts zitten op een ander station aangesloten dan waarop het grootste deel van het productiepark zit aangesloten. De tussenliggende verbinding (een korte redundante luchtlijn van 2635 MVA, zie de netkaart) vormt daarmee reeds nu al een hinderlijke bottleneck.
Om die een beetje te verlichten wil Tennet hem oppeppen met een tijdelijk derde circuit in de vorm van een bovengrondse noodverbinding. En dan spitsen de pylon geeks de kattenoren. Wat gaat men daar neerzetten? Zouden de standaard enkelcircuit werkmastjes voldoen zoals die veelvuldig bij reconstructies worden gebruikt? Of zou Tennet kiezen voor een steviger ontwerp vanwege het woeste klimaat en de niet verwaarloosbare tijd (enkele jaren) die de verbinding zal bestaan? Wat wordt het tracé? Op welke aansluitvelden wordt de verbinding aangesloten? En voor de netstrategen onder ons: wat wordt de capaciteit? Allemaal vragen waarop we nu het antwoord nog niet weten, maar die er duidelijk om vragen om de komende maanden de Eemshaven scherp in de gaten te houden. Moet je er binnenkort eens wezen? Neem je fototoestel mee.
Afbeelding: noodmasten zoals ze gebruikt zijn bij een reconstructie vlakbij Diemen. Het lijkt heel wat (mooi dubbelcircuit ook), maar deze vereisen een lijnhoek per mastpositie en hier werden ze slechts kortdurend ingezet. Zijn deze ijle tuienmasten ook bestand tegen ijzel, storm of gebruik voor waarschijnlijk ruim vier jaar, of wordt er voor iets zwaarders gekozen?