
30 december 2021 ∙ In de wereld van zware hoogspanningslijnen (220 kV en hoger) zijn buismasten prestige-objecten. Technisch zijn ze niet gemakkelijk. Diverse Europese netbeheerders komen trots met een eigen buismast, de ene animatie en persfoto nog mooier dan de ander. Maar hoe is het nou eigenlijk echt met zware buismasten?
De afgelopen vijftien jaar heeft bijna iedere West-Europese netbeheerder wel een flirt gemaakt met een buismast op koppelnetniveau. Tennet kwam met de wintrack, Energinet plaatste onder andere Eagles van Bystrup, NationalGrid kwam met de T-pylon (een goeie zet in een land waar men thee bij het leven drinkt) en Amprion voerde een familielid van de Pylône Muguet wat 380 kV-steroïden. Alleen Elia heeft zich niet uit de tent laten lokken en hield het bij gespierd, rank vakwerk voor de nieuwste koppelnetuitbreidingen.
In tegenstelling tot wat het simpele uiterlijk doet vermoeden, zijn buismasten best ingewikkeld. Voor kleine lijntjes, zeg eens tot 110 kV, zijn buismasten vandaag concurrerend of zelfs geschikter dan vakwerktorentjes. Ze bouwen vlot, zijn behoorlijk sterk en vragen minder onderhoud. Het is bij buismasten wel noodzakelijk dat je makkelijk op de bouwplaats kan komen met zwaar materiaal en met de verhoudingsgewijs grote mastdelen. In de bergen zijn buismasten daardoor nooit gangbaar geraakt. Boven een bepaald formaat veranderen de voordelen van buismasten ook in laagland steeds meer in nadelen. Voor spanningen vanaf 220 kV heb je hele grote masten nodig waardoor de kokers loodzwaar worden. Je zou het niet zeggen, maar buismasten zijn beduidend zwaarder dan vakwerkmasten. Aanvoer en transport, takelen en ook fabricage zijn dan al snel ingewikkeld maatwerk. Ook stelt een zware buismast andere eisen aan het fundament dan een vakwerkmast met een broekstuk. Kromtrekken is snel zichtbaar en onvergeeflijk. Krom plaatsen al evenzeer. En bij een grote buismast wordt een gesloten kokervorm, groter dan de bomen die we gewend zijn, al snel plomp in het landschap zodat je als ontwerper flink je best moet doen om technisch, praktisch en esthetisch wat van een zware buismast te maken.
Buismasten op koppelnetniveau zijn daardoor eigenlijk een soort trofee van netbeheerders: 'kijk, tadaa, een buismast, kijk ons eens casual modern zijn'. De enige uitzondering op louter esthetiek is Tennets wintrack, die mede werd bedacht om de magneetveldcorridor zo smal mogelijk te maken. Van alle netbeheerders met een koppelnetbuismast is Tennet de enige die ermee ook een aantoonbare functionele troef in handen heeft. Wintracks zijn de afgelopen tien jaar in een handvol verbindingen gebruikt en daarmee is de wintrack een van de twee meest succesvolle zware Europese buismasten. Dat wil niet zeggen dat het pleit nu beslecht is, want inmiddels heeft Tennet ook weer een nieuwe vakwerkmast ontworpen voor Zuidwest-380. En zoals dat tegenwoordig in jongerentaal heet, er is ook wel eens een cringe op de Berg is geweest vanwege gênante problemen.
Wat is dan die andere succesvolle buismast? Die tref je aan op Jutland. Een oude lijn met schoorportalen werd er begin jaren 10 vervangen door een lijn zogeheten Eagles, van Bystrup. Een tweehonderd kilometer lang tracé. Omdat de Eagles een niet-tapse buis gebruiken is de fabricage makkelijker dan de scherpe wintrackkegels. Esthetisch is de Eagle een twijfelaar, dezelfde niet-tapse toren lijkt wat topzwaar. En exemplaren met een V-ophanging, zoals op de foto, lijken op grote boze emoticons. Eagles zijn inmiddels ook toegepast in een nieuwe interconnectie met Schleswig Holstein. Elders op Jutland is ook een lijn met gaffelmasten vervangen door buisgaffels, een ander ontwerp van Bystrup.
NationalGrid dan. Die hadden enige tijd nodig om de T-pylon van de grond te krijgen (ook letterlijk, het ding is heel zwaar) maar sinds september zijn ze bezig met het eerste tracé in een echte verbinding. NationalGrid schreef een verkiezing uit en selecteerde uiteindelijk uit ruim 250 inzendingen dit ontwerp. En ja hoor, het winnende ontwerp was ingebracht door het datzelfde Bystrup van de Eagles. Men is van voornemen om ook de nieuwe kerncentrale op Hinkley Point aan te sluiten met T-pylons, maar de status van deze mast is op dit moment dat hij alleen in een kort proefstukje reeds in dienst is.
Elia moest niks hebben van een buismast en in België staan nu stoere ranke vakwerkmasten in de nieuwe verbindingen. Maar 50Hertz, de tot de Elia-group behorende netbeheerder in voormalig Oost Duitsland, heeft het wel aangedurfd. Eerst was er sprake van een ontwerp dat het midden hield tussen een Eagle en een T-pylon, maar inmiddels hebben ze er ook maar even een windmolen bij afgezaagd en het resultaat is eh.. tja, laten we zeggen dat de CompactLine vooral in de hoogterichting zijn naam eer aandoet, want zo'n grote buishamerkop hebben we nog nooit gezien. Zelfs de railing valt maar nauwelijks op.
Amprion moest er aanvankelijk ook niks van hebben. Amprion is een relatief stille netbeheerder die onder andere het Rührgebiet in handen heeft. Liever vertrouwen ze op bewezen vakwerk voor hun onovertroffen joekels van combi-combi-combimasten van soms vijf verdiepingen en wel zeventig meter hoog. Goed uit te leggen in een gebied dat het industriële hart van Europa vormt. Toch hebben ze zich bij de nieuwe interconnectie met Nederland laten verleiden tot een buismast, zodat het contrast met de wintracks komend vanuit Nederland aan de grens minder groot zou zijn. Want het zal je toch eens gebeuren dat men je ouderwets vindt… Amprion besloot de Pylône Muguet (een losjes verwante, grote mastenfamilie, populair over de hele wereld) 380 kV-steroïden te voeren en daarmee aansluiting te maken op de wintracks van Tennet. Maar dat was eigenlijk alleen verplaatsing van het probleem, want nu moest men in hun eigen concessie alsnog een overgang maken naar vakwerk. Duits als Amprion is pakte men dat pragmatisch aan. De Muguets zijn wit, dus als we nou ook eens de laatste paar vakwerkmasten wit verven, dan lijkt de overgang soepeler. En zo werd een nieuw gezegde geboren in hoogspanningsland: als je het allemaal even niet meer weet, dan verf je 'm toch wit?
Ook handig als je buurvrouw ten einde raad vraagt wat ze met haar onhandelbare zoontje aan moet, of als je collega moppert over een toenemend doorhangknelpunt van zijn buik.
Sinds het eenmalige project met de Muguet-buismasten heeft niemand Amprion opnieuw kunnen betrappen op buismastgebruik. Het lijkt erop dat de R&D bij Amprion nie wieder heeft gezegd, terwijl ze in Frankrijk juist oh la la hebben gemompeld. RTE France is de grootste netbeheerder van Europa en als grootste jongen op het schoolplein kan je natuurlijk niet achterblijven. Ook RTE is al jaren bezig met de ontwikkeling en uitrol van een eigen buismast die de opvolger van de Chats en Beaubourgs moet worden. Ondanks de Franse naam van de Pylône Muguet (Lelietje van Dalen) werd er een ander pad ingeslagen en er werd een nieuw ontwerp bedacht.
En daar is ie dan, Équilibre, een woord dat zoveel betekent als uitgebalanceerd, of evenwicht. Begin 2020 voor het eerst toegepast en inmiddels is twee weken terug de eerste verbinding opgeleverd die voor de helft van het tracé deze masten gebruikt. De mast is bedoeld om twee circuits van 400 kV te kunnen dragen en om zogeheten running angles te kunnen maken: lijnhoeken zonder afspanning. Dat is in België al niet zo gangbaar en in Nederland is het hoogst zeldzaam: alleen wintracks en 110kV IJC-cactusmastjes doen het regulier. Maar in met name zuidelijk Europa is het een vrij gangbaar gebruik. Het heeft als voordeel dat met een lichtere hoekmast kan worden volstaan die bovendien qua uiterlijk weinig tot niet afwijken van normale draag- of steunmasten. De hoogspanningslijn krijgt daardoor een rustiger, meer constante aanblik.
Dat is op papier tenminste het idee. In de praktijk lijken de bestaande exemplaren in de hoekposities doorhang te vertonen in de strak afgespannen isolators van de buitenbocht, waardoor de strakke kegelvorm aan één zijde naar binnen wordt getrokken. We hebben al wel vaker gezien dat buismasten onvergeeflijk zijn als ze net niet rechtop staan, kromtrekken of asymmetrisch raken door krachten. Hoe Équilibre er uiteindelijk uit zal zien tussen de Franse dorpjes en graanvelden zullen we aankomende zomer van dichtbij kunnen zien, niet ver van de Belgische grens.
Het succes van een buismast hangt dus af van heel wat factoren. Noodzaak tot netuitbreiding of vernieuwbouw zijn van cruciaal belang, maar het ego van de netbeheerder en eventuele niet-esthetische redenen zoals bij wintracks spelen de belangrijkste bijrol. Techniek en kosten zijn opvallend achtergeschoven. En natuurlijk, na de eerste proefstukjes, is er het moment van de waarheid. Wat vinden de mensen er eigenlijk van? Een buismast, klein of groot, moet op zijn tenen lopen in een wereld die door vakwerk wordt gedomineerd. Vakwerkmasten hebben er genoeg aan om te worden gewaardeerd door een minderheid van de mensen. Maar buismasten moeten juist de meerderheid van de mensen tevreden stellen. Tussen techniek, esthetiek en waardering vind je slechts een flinterdun evenwicht. Wat dat betreft had RTE een vooruitziende blik.
Afbeeldingen: een greep uit de buismasten die we de afgelopen tien jaar zagen verschijnen. Van boven tot onder: wintracks van Tennet, Eagles van Energinet, een afgeleide van de Muguetfamilie door Amprion (hoekpositie) en een exemplaar van Équilibre, door RTE. Voor 220 kV en hoger kan je uit het hoofd nog bijhouden hoeveel buismastontwerpen er zijn, en in feite zegt dat al genoeg over hoe moeilijk het is om eentje tot een succes te maken.
10 november 2020 ∙ Gisteren is ALEGrO in gebruik genomen, waarmee België en Duitsland op hoogspanningsniveau voor het eerst rechtstreeks zijn verbonden. Maar ALEGrO is HVDC en dat is op land en binnenin een dicht vermaasd AC-netvlak (bijna) een primeur. Waarom is ALEGrO zoals hij is?
ALEGrO, oftewel Aachen Liège Grid Overlay (zie ook het artikel van 05 oktober) is gisteren met een feestelijk coronaproof persmoment in gebruik genomen na enkele weken testen. Voor het eerst zijn België en Duitsland (in de persoon van Elia en Amprion) rechtstreeks verbonden op koppelnetniveau. 1000 MW energie kan worden uitgewisseld. Eh.. tja, leuk, maar er steken talloze interconnecties de landsgrens over en daar kraait geen haan meer naar, zal men denken na een blik op de netkaart. Maar deze verbinding, geheel op land, is uitgevoerd als een HVDC-grondkabel. En dat is (bijna) een unicum in Europa.
Dat de verbinding als HVDC-kabel is uitgevoerd lijkt vreemd in een dicht vermaasd 380 kV-net. Het is immers eenvoudiger om gewoon een nieuwe wisselstroomverbinding aan te leggen, zodat twee converterstations worden vermeden. Voor wie ALEGrO nu ziet als het begin van het einde van bovengrondse hoogspanning: sorry, de landschapsinvloed is niet het hoofdargument geweest. Hoewel een 380 kV-wisselstroomverbinding van negentig kilometer überhaupt niet ondergronds kan worden aangelegd, was de primaire reden om voor gelijkstroom te kiezen toch nog steeds technisch: wisselstroom zou hier grote problemen geven door zogeheten loop flows.
Europa beschikt over een groot koppelnet waarin alle landen en de grote eilanden zijn gekoppeld. Door seizoensverschillen (belangrijk bij hernieuwbare energie) en door prijsverschillen in brandstoffen is het normaal dat er altijd plekken en landen in het netwerk te weinig produceren voor hun eigenverbruik en anderen juist teveel. Nu eens de een, dan weer de ander. Precies daarvoor is een gekoppeld net ook zo handig: je kan handelen in elektriciteit en elkaar uit de brand helpen. Op het netwerk zelf dicteert natuurkunde: vermogen loopt door alle verbindingen in het netwerk altijd van plekken met productie naar plekken met vraag. In Europa loopt in de winter doorgaans grootschalig vermogen vanuit het noorden naar het zuiden. Dit soort langeafstandsstromen worden loop flows genoemd en net zoals verkeer op doorreis neemt het veel ruimte in op de wegen. Loop flows zijn een van de grotere vraagstukken van de hoogspanningswereld op dit moment.
Vermogen volgt in een wisselstroomnet de weg van de minste weerstand. Het enige wat je dus kan doen om vermogen te sturen is de weerstand van een verbinding kunstmatig vergroten, zodat vermogen liever een andere (om)weg neemt en zich beter verdeelt. Men doet dit met zogeheten dwarsregeltransformators. In België staan dwarsregelaars op Van Eyck en Zandvliet, om te voorkomen dat grote vermogens vanuit Nederland het Belgische net overbelasten op weg naar Zuid Europa. Maar dwarsregeling werkt slechts beperkt. De berekeningen toonden aan dat klassieke dwarsregeling niet voldoende zou zijn in een verbinding op de plek van ALEGrO om overbelasting en ongewenst grote loop flows te voorkomen voorbij Lixhe. En daar komt HVDC om de hoek kijken. Hoewel HVDC twee dure en ingewikkelde converters vereist, is het vermogen over zo'n verbinding stuurbaar tot elke megawatt. Op die manier kan binnen een wisselstroomnet dat wordt geregeerd door de natuurkunde van samengesteld weerstandsgedrag (impedantie) toch alsnog op gecontroleerde wijze stroom worden uitgewisseld tussen België en Duitsland. Hoe dan ook. Wanneer dan ook. Welke richting in dan ook.
Waarom zien we dit dan niet vaker? Het laat zich raden, de afweging tussen de meerprijs en iets lagere betrouwbaarheid van HVDC moet worden afgezet tegen de kosten van additionele netverzwaringen rondom de bestaande eindstations van een nieuwe verbinding wanneer deze als gangbare wisselstroomverbinding wordt aangelegd. Meestal blijkt HVDC het dan vooralsnog af te leggen. Behalve als de voordelen zo groot zijn dat het daadwerkelijk het betere alternatief is. Bij ALEGrO speelde onzichtbaarheid in het landschap de belangrijkste bijrol. Bij de twee verbindingen die ALEGrO in Europa zijn voorgegaan op dit gebied, INELFE (Frankrijk – Spanje) en de Sydvästlänk (Zweden), speelde het landschapsargument niet.
Feit is dat België en Duitsland deze winter voor het eerst kunnen handelen in elektriciteit zonder dat het via een ander land moet lopen. De kans op elektriciteitsschaarste wordt daarmee opnieuw een steeds verder vergeten boze droom van vroeger.
Afbeeldingen: ALEGrO op de netkaart: voor het eerst zijn België en Duitsland op koppelnetniveau verbonden. Midden en onder: een foto van de bouw van het converterstation op Lixhe en een deel van de plushal van de NEMO-converter, de andere HVDC-verbinding van België, met Groot Brittanië. (Vanwege de coronabeperkingen had ALEGrO geen open dag voor geïnteresseerden, we zullen het tot nader order dus met oud beeldmateriaal moeten doen.)
21 februari 2019 ∙ Terwijl in Nederland en Denemarken op koppelnetniveau vrijwel alleen nog buismasten worden toegepast, heeft Tennet GmbH (de Duitse tak) voor de nieuwe verbinding Dörpen – Niederrhein gewoon voor vakwerkmasten gekozen. En wát voor een masten. Een blik op de nieuwbouw in het Emsland.
Voor de energiewende was jarenlang geen goed Nederlands synoniem, maar inmiddels is het gevonden in energietransitie. Wat veel mensen vergeten in de politieke waan van de dag is dat landsgrenzen irrelevant zijn – zeegrenzen, dáár gaat het om. Denk niet in naties, maar in klimaatzones, landschappen en ondiepe zeeën. In plaats van een binnenlands koppelnet met ijle steeklijntjes naar de kustplaatsen, staan nu de zware centrales op het strand en er is zelfs een net op zee nodig. Om dat aan te sluiten zijn flinke netverzwaringen nodig tussen het strand en het bestaande 380 kV-koppelnet, dat vaak enige afstand tot de kust hield.
Vroege verbindingen die een schaduw vooruit wierpen zijn de aansluiting van Borssele, de Maasvlakte en beide verbindingen naar de Eemshaven. Maar inmiddels is de beuk erin gegaan en eind 2017 werd in België Stevin opgeleverd. In het Emsland wordt gewerkt aan een nieuwe verbinding tussen Dörpen en Niederrhein om een paar zware converterstations voor offshore wind aan te sluiten. Het noordelijkste stuk, tussen Dörpen en Meppen, valt in de concessie van Tennet GmbH, de Duitse tak van Tennet. De bestaande lijn kan het allemaal niet meer af. En wat zien we hier verrijzen? Geen wintracks, geen Muguets en geen Eagles, maar onvervalste, stoere vakwerkmasten, bedoeld voor tweemaal 2635 MVA (4000 A) op vierbundels.
Waar de oude lijn duidelijk invloeden van de jaren 70 toont (vrij open, betrekkelijk simpele constructie en functie voor de vorm) is de nieuwe verbinding echt een kind van deze tijd: de masten zelf zijn van zwaarder staalwerk, ze zijn wat smaller en ze hebben een iets venijniger aanblik. Het stompe traversetopje wordt standaard, net als kunststof isolators in V-ophanging. Maar vooral de hoogte van zes tot acht meter meer dan de bestaande verbinding trekt de aandacht. Dit lijkt veel te veel om doorhanggedrag bij zware belasting of veranderde normen te compenseren. Ook zitten er (gemiste kans!) geen aanzetstukken voor later te monteren meelifters voor 110 kV op. Het lijkt erop dat de magneetvelddiscussie een rol speelt en dat men extreem veilig is gaan zitten, zelfs boven de weilanden.
Vakwerk kan dus nog steeds, en niet eens zo ver weg. Bekijk het hele tracé op de netkaart, als fotoverslag op ons forum of doe eens wat we bij HoogspanningsNet wel vaker doen: als je in de buurt bent, werp eens een blik in het echt. Zo kom je nog eens ergens.
Afbeeldingen: nieuwe vakwerkmast in de absnitt Dörpen tot de concessiegrens, naast de bestaande verbinding. Hoger, iets smaller en gedrongener, en iets chagrijniger van aanblik. Grotendeels komt dat door de lichtgewicht V-ophangingen met kunststof isolators (detailfoto). Foto's door Tom Börger.
22 september 2018 ∙ Er stond al wat langer stroom op de 150- en 110 kV-meelifters en er werd ook al enige tijd proefgedraaid met de 380 kV-circuits, maar vandaag was de officiële pers- en publieksopening van Doetinchem-Wesel 380 kV. Een heus feest, bedoeld voor het algemeen publiek van geïnteresseerden, omwonenden, betrokkenen en stakeholders. Uiteraard waren er ook een paar mensen achter deze site op af gekomen.
Tijdens de bouw van de nieuwe verbinding tussen de concessies van Tennet (in de vorm van Doetinchem Langerak) en Amprion (Wesel) was er natuurlijk al lang het nodige pannenbier ontkurkt na het plaatsen van de laatste mastpositie, het aanpersen van de laatste persmof en het succesvol testen van de circuits. Maar het is 2018 en dat betekent dat we niet meer in stilte de knop omzetten. Tegenwoordig is verbindingsbouw meer dan alleen techniek: meer dan ooit heb je te maken met wisselwerking met de omgeving, met allerlei belangenhouders en met omwonenden. Een moderne netbeheerder neemt hen allemaal mee in het proces van planning, aanleg en bouwoverlast. Informatie-avonden, nieuwsbrieven, websites, facebookgroepen, klachtenprocedures, maar ook (jazeker) open dagen van de bouw, fotowedstrijden en meerdere persmomenten, er komt nogal wat bij kijken. De nieuwe verbinding neemt fysiek een plaats in in het landschap en in het leven van alle betrokkenen. Dus hadden Tennet en Amprion ook een officieel opleveringsfeest voor omwonenden en geïnteresseerden georganiseerd.
Ho even – wáár is dat feestje? Op meerdere plekken langs de verbinding, dus een fiets was een must. De DRU Cultuurfabriek in Ulft, ooit de plek van het infolokaal, was nog eenmaal geclaimd door de netbeheerder als opzadelplek voor drie fietstochten. Voor wie het wou kon er ook een kunstwerk van tweedehands hoogspanningsartikelen gemaakt worden in een van de hallen. Maar het grote feest bleek te doen te zijn pal op de landsgrens, aan de mastvoet van Amprion positie 47 (de eh.. volslanke hoekpositie enige tientallen meters over de feitelijke grens). Daar in het weiland pal naast de hoogspanningsmast was een flinke feesttent neergezet met een informatiemarkt. Er was voorzien in vervoer, filmvertoon, een springkussen en klimwand voor de jongere pylon geeks, er was een flink blik medewerkers van beide netbeheerders opengetrokken aan wie vragen of fragen konden worden gesteld en bij een feestje horen ook zaken als muziek, hapjes en drankjes. Laat dat maar aan Amprion over: taart, nootjes, bier und bratwurst. Ruim 1500 MVA nieuwe interconnectiecapaciteit vier je immers niet met een laf glaasje water.
Overigens zijn de beide 380 kV-circuits nog niet volledig in commissie. We hebben vernomen dat het vrijgeven van de interconnectiecapaciteit aan de markt waarschijnlijk pas op 01 november plaatsvindt. Maar dat is eerder een administratieve kwestie dan een technische. Voor nu kunnen we constateren dat er na ruim acht jaar hard werk aan twee zijden van de grens letterlijk en figuurlijk een nieuwe verbinding is gerealiseerd tussen Nederland en Duitsland.
Het is een publiek geheim dat we bij HoogspanningsNet door de bank genomen vakwerkliefhebbers zijn en eh.. enigszins de wenkbrauwen optrekken bij het concept wintrack en ook in mindere mate bij de vollwandmast van Amprion, waarvan de hoekposities het hoofdstuk Sonjabakker finaal lijken te hebben gemist. Maar af en toe moet je je plek kennen en daar bovenuit kunnen stijgen. Tennet en Amprion hebben het wel mooi klaargespeeld om een prachtige nieuwe verbinding en ruim 1500 MVA nieuwe interconnectiecapaciteit op een strategisch handige plek te realiseren. Bij HoogspanningsNet wensen we de Berg in Arnhem en het spiegelpaleis in Dortmund dan ook een goeie, welverdiende borrel.
Afbeeldingen: de grensovergang (Grenzweg) waar Amprion en Tennet elkaar ontmoeten is duidelijk herkenbaar in het landschap: spontaan verschiet de verbinding er van mastmodel. De locatie voor het feestje kon dan ook niet beter gekozen worden.
02 februari 2018 ∙ Een nieuwe interconnectie over de landsgrens vereist samenwerking tussen twee netbeheerders. Bij Doetinchem – Wesel ontmoeten Tennet en Amprion elkaar. Maar waar stroom in heel Europa dezelfde taal spreekt, geldt dat niet voor de gebruikte hoogspanningsmasten. Amprion doet een poging om de grens minder scherp te maken met een nieuwe buismast. Of nou ja, nieuw…
Er is in noordwest Europa behoefte aan zwaardere koppelnetverbindingen tussen landen. Het project Doetinchem – Wesel tussen Nederland en het Duitse Rührgebiet is er een voorbeeld van. Tennet heeft een jaar of tien terug de keuze gemaakt om nieuwe 380 kV-verbindingen alleen nog met wintracks te bouwen. Op station Doetinchem Langerak hebben de twee vakwerklijnen met donaumasten uit de vroege jaren 90 gezelschap gekregen van een derde lijn met een mastontwerp waar de meeste pylon geeks eh.. nuja, enigszins gereserveerd tegenover staan, laten we dan maar zeggen. Amprion intussen moest weinig hebben van dat soort nieuwigheden. Ze vertrouwen gewoon op gittermasten (vakwerkmasten) met een bewezen staat van dienst, passend bij het bestaande areaal en handiger als je een verknoping of aanpassing wil doen of meelifters wil inhangen.
Maar een radicale overgang van wintracks op vakwerk aan de grens ziet er ongemakkelijk uit en zal bij het publiek de indruk wekken dat Duitsland is 'achtergebleven'. Dat beviel ze in Dortmund maar niets. Zodoende werd voor de laatste 22 mastposities tussen Millingen en de landsgrens een vollwandmast (buismast) ontworpen die de visuele brug moet slaan tussen de vertrouwde vakwerkmasten en de futuristische wintracks van Tennet over de Nederlandse grens.
De eerste exemplaren zijn inmiddels op hun plek getakeld. Het gaat om een buismast die de geleiders in een lichte tonconfiguratie draagt en die in ongeveer dezelfde kleur wordt geschilderd als de Duitse herfstlucht. De buismasten zelf komen uit Denemarken. Eh.. oh oh? De meeste pylon geeks happen naar adem als de combinatie Denemarken en buismast voorbij komt: dat riekt naar Bystrup. Dat Deense bedrijf is een grote naam in futuristische mastontwerpen zoals de Eagle, de T-pylon en de nieuwe stijl gaffel – stuk voor stuk ontwerpen die de meeste pylon geeks doen vragen om een diep bordje. Maar Bystrup is niet verantwoordelijk voor de nieuwe masten. Deze keer geldt dat ze alleen in Denemarken gefabriceerd zijn en dat Amprion ze zelf heeft ontworpen.
Hoewel… een geheel nieuw idee kan je de nieuwe mast van Amprion beslist niet noemen. Want wat staat er nauwelijks tien kilometer verderop in de Achterhoek te pronken sinds 1979? Precies: een buismastontwerp dat oorspronkelijk uit Colorado kwam en in Frankrijk furore maakte als Pylône Muguet (Lelietje-van-dalen). Die heeft dezelfde typische, licht gekromde traversen, een bescheiden tonvorm en een set bliksemtraversen die lijkt op de nieuwe mast van Amprion. Van deze mastenfamilie zijn er in Amerika en Frankrijk vele varianten in gebruik. Heeft Amprion gewoon de makkelijkste weg gekozen en eens goed gekeken naar wat er al in de velden stond? En zouden ze werkelijk hebben beseft dat van alle buismastontwerpen juist de Muguetfamilie het wereldwijd goed doet en zelfs bij de populatie pylon geeks relatief goed valt? We weten het niet. Maar wat we wel weten is dat Doetinchem – Wesel ook over de landsgrens letterlijk een spannend vervolg krijgt.
Afbeeldingen: vrijgegeven beeld uit de laatste nieuwsbrief van Tennet over Doetinchem – Wesel (webversie hier) waarop een exemplaar van de nieuwe mast van Amprion te zien is. Onder: een exemplaar van de Pylône Muguet in de variant zoals de PGEM hem heeft toegepast. De masten van Amprion volgen duidelijk het idee van deze mastenfamilie.