HoogspanningsNet - alles over hoogspanning op het het

Techniek

Hoogspanning en gezondheid?

Antwoord op alle vragen vind je bij het RIVM (NL) of het Departement Leefomgeving (B).

HoogspanningsNet behandelt dit thema met opzet niet zelf. (Waarom niet?)

Geknetter en gebrom?

Geen zorgen, dat is normaal.

50 kV

29 november 2023 Tegenwoordig zie je op nogal wat stations powerhouses en provisorische oplossingen staan. Vaak voor een aantal maanden of een jaar. Maar er zijn ook privisoria die er al veel langer staan. Nederlands recordhouder is Crailo 50/10 kV, en na 23 jaar wordt het provisorium eindelijk afgelost door een permanent station.

Een vol net is van alle tijden. Het kwam rond de eeuwwisseling ook wel eens voor. Als het niet op te lossen valt met operationele maatregelen binnen het bestaande net, zal er een nieuw koppelpunt moeten worden gecreëerd met het bovenliggende netvlak. In het Gooi is dat een 50 kV-net. In de omgeving van Laren liep Nuon in 1999 tegen deze kwestie aan en men besloot tot het aanleggen van een nieuw 50 kV-station. Op papier niet zo spannend, maar toen begon het gedoe. Of het kwam door geldgebrek, aquisitie van een terrein, mopperende Gooische vrouwen of een halfbakken wijziging in de netstrategie, we weten het niet en het is in de mist der tijd verdwenen wat de reden was dat het niet lukte om meteen een permanent station te bouwen. Wat we wel weten is dat de nood hoog genoeg was om tijd te kopen met een sneller te bouwen en minder vergunningsplichtig provisorium.

Vanuit 's Graveland werd een zes kilometer lange, enkelvoudige 50 kV-kabel gelegd naar een verloren hoekje van het militair oefenterrein Crailo. Op het uiteinde van de kabel werd een 50/10 kV trafo aangesloten zonder schakelaars, zodat de machine op een zeer lang steeltje vanuit 's Graveland zat. Naast de trafo werd een omgebouwde zeecontainer opgetuigd tot een schakelruimte. Voor de goede sier werd de container opgeschilderd in Nuon huisstijl geelpaars, er werd een hek omheen gezet en de 10 kV-zijde werd verknoopt met het reeds aanwezige net van Laren. De stroom werd erop gezet en nu kon men met wat meer rust in het achterste verder zoeken naar een permanent terrein voor het uiteindelijke station.

Iedereen die wel eens is verhuisd of in een nieuwe woning is gaan wonen zal het herkennen: hoe lang duurde het wel niet voordat de laatste lamp die nog aan twee draadjes aan het plafond bungelde werd vervangen door de uiteindelijke lamp? Als iets het eenmaal provisorisch doet is de druk van de ketel en zakt het onderliggende probleem terstond tien stappen op de prioriteitsladder. Zo verging het ook Crailo. In opeenvolgende KCD's vanaf 2003 zakt Crailo langzaam weg van een lopend project tot een bodemprioriteit, uiteindelijk slechts aangeduid door een laf zinnetje 'Crailo is een provisorium' in de assetlijsten. Netbeheerder Nuon, die na de splitsing een tijdje in Continuon en daarna in Liander veranderde, had intussen wel andere dingen aan het hoofd dan dat kleine provisorium op een gaar onzichtbaar hoekje van een inmiddels uit gebruik geraakt oefenterrein.

Tot circa 2015, toen kreeg Liander weer aandacht voor Crailo. De vraag naar capaciteit in de regio nam toe en wel zodanig dat bij een storing van Crailo 50 kV of een storing van de 10 kV-kabels vanuit Hilversum of Naarden de overblijvende invoeding het nauwelijks nog in zijn eentje aan kon. Het plan voor een permanent station met redundantie in schakelmogelijkheden werd afgestoft en er zal met frisse moed aan zijn begonnen. Al gauw bleek dat het probleem dat in 1999 de oorzaak was om überhaupt voor een provisorium te kiezen nog altijd actueel was: er bleek moeilijk een locatie voor een permanent station te vinden. Wie op de luchtfoto kijkt kan zich daar grotelijks over verbazen, want op het voormalige militaire terrein is ruimte beslist geen probleem. Maar ja, het is Nederland en we kijken nergens meer van op.

Jarenlang werden verschillende locaties onderzocht,zonder resultaat. Uiteindelijk vond Liander pas in 2022 een terrein om op een paar honderd meter van het provisorium een permanent station te kunnen bouwen. De bestaande enkelvoudige kabel wordt dan verlengd. Het lijkt er niet op dat er ook een tweede kabel wordt gelegd. Toch gaat de leveringszekerheid omhoog ten opzichte van het provisorium wanneer er eenmaal meerdere verschakelbare trafo's achter een enkelvoudige steeklijn staan omdat de trafo's nu onderhoudbaar worden zonder VNB

Liander wil het nieuwe Crailo halverwege 2024 in gebruik nemen. Als we aannemen dat dat wordt gehaald en dat het provisorium medio 2000 onder spanning kwam, dan is er bijna een kwart eeuw sprake geweest van een tijdelijke situatie, waarbij je je kan afvragen wat het idee van tijdelijk nog waard is in dit geval. Er zijn zelfs permanente stations geweest die korter hebben bestaan dan provisorium Crailo, zoals Hoogeveen 220 kV. Feit is wel dat we met het permanent maken van Crailo een opmerkelijke netsituatie verliezen, maar dat doen we bij HoogspanningsNet niet zonder hem bij te schrijven in het rariteitenkabistroomnet. 

Afbeeldingen: dronefoto van Crailo 50/10 kV, een typisch provisorium met weinig opsmuk en met de trafo op een steeltje. Midden en onder: het nieuwe Crailo als permanent station met meerdere trafo's en een gemetseld schakelgebouw (hier nog in aanbouw). Foto's met dank aan PJK. Bekijk ook de netkaart, momenteel een overgangssituatie.

25 oktober 2022 Als een pylon geek het over het V-woord heeft, gaat het over verkabeling. In Nederland is er sinds 2018 een lijst van te verkabelen tracédelen en er is € 450 miljoen Rijkssubsidie voorhanden om gemeenten te helpen bij verkabelingen die niet technisch noodzakelijk zijn. Toch is het aantal afgeronde projecten in de laatste jaren opvallend klein. Pylon geeks vinden dat natuurlijk niet erg, maar het is wel interessant.

Begin november 2018 kwam toenmalig Minister Kamp met een lijst van subsidieerbare tracédelen van hoogspanningslijnen waarbij het Rijk de gemeenten zou helpen met een bijdrage in de kosten van het verkabelen van hoogspanningslijnen (alleen 50, 110 en 150 kV, dus niet het koppelnet) wanneer de primaire reden niet van technische aard was. 'We willen hem weg', in gewone taal. Het was een concreet antwoord op een al langer levende vraag bij gemeenten die het niet eerlijk vonden dat de ene gemeente wel en de andere geen hoogspanningslijnen door hun bebouwde gebied heeft lopen. Daar is wat voor te zeggen en dus stelde het Ministerie een lijst op van in aanmerking komende tracédelen in stedelijk gebied – een lijst die onder pylon geeks terstond als de dodenlijst bekend raakte. Op de lijst staan 550 mastposities in 81 tracédelen. Bij HoogspanningsNet hebben we in november 2018 alle 81 tracédelen ingetekend in een bestand dat als KML over onze netkaart gelegd kon worden, zodat het voor geïnteresseerden direct te zien is waar in de komende jaren mogelijk verkabeling zou plaatsvinden.

Dat bestand is nog steeds beschikbaar, in vier jaar onveranderd. Onze netkaart is juist actueel as fuc.. eh, we zitten er vrij goed op. Als je nu, vier jaar later, opnieuw de grafische weergave van de dodenlijst bovenop de netkaart inlaadt kan je eenvoudig zien of een verkabelbaar tracédeel uit 2018 inmiddels daadwerkelijk is verkabeld. Met 450 miljoen euro voorhanden kan er in vier jaar heel wat gedaan worden, dus het werd tijd om met een blikje energydrink bij de hand de tussenstand eens op te maken. 

Wat schetst de verbazing? Er zijn sinds november 2018 slechts twee tracédelen voltooid verkabeld. Er zijn wel een handvol andere plekken waar er momenteel verkabeld wordt en soms overlappen die ook met de lijst, maar dat heeft meestal te maken met verbouwingen aan het net die door technische vraagstukken zoals capaciteitsproblemen, netconfiguratiewijziging of einde-levensduur worden ingegeven. Beperken we ons tot uitsluitend niet-technische verfraaiing, dan zijn er in vier jaar tijd precies twee projecten voltooid en afgerond. Het betreft twee oude 50 kV-lijnen in Ridderkerk en Wageningen. Eentje is alsnog half-half technisch van aard, want in Ridderkerk was de 50 kV-lijn einde levensduur en vanwege de veranderde netconfiguratie kon deze ook geen noodkoppelfunctie meer vervullen, zodat eigenlijk eerder sprake was van gewoon sloop zonder kabelvervanging. Eigenlijk blijft alleen de verkabeling in Wageningen over als zuiver esthetisch. Voor liefhebbers van bovengrondse lijnen is het mooi nieuws dat de praktijk zo weerbarstig is, maar het roept ook de vraag op waarom. De oorzaak is ingewikkeld en kent meerdere factoren. Sommige dingen zijn een vaststaand feit, anderen zijn speculatiever. We bekijken er een aantal.

Een belangrijke oorzaak is dat elke case verschilt. De lengte van het tracédeel is zoiets. En ook niet elke plek heeft evenveel problemen met de hoogspanningslijn. Het Rijk draagt wel bij, maar nog altijd valt ook een deel van de rekening op de mat van het gemeentehuis. Als er weinig klachten zijn omdat de lijn bijvoorbeeld niet pal over de daken loopt maar over een opengebleven groenstrook, dan is de urgentie lager. Een verkabeling vraagt naast geld ook mensen, vergunningen, werkplannen en informatie-avonden. De huizencrisis en asielproblematiek vraagt op dit moment in vrijwel iedere gemeente om meer aandacht dan de correct functionerende hoogspanningslijn boven de Tjiftjafstraat en de Rembrandtallee.

Een andere, moeilijker te controleren reden waardoor het bij bepaalde pechvogelgemeentes weinig vaart loopt is ontstaan in 2015. In dat jaar veranderde de Rijksoverheid de wetgeving rondom Jeugdzorg. Opeens werd het tot een zaak van de gemeentes gemaakt om Jeugdzorg te runnen en financieren en de vergoeding uit Den Haag voor deze nieuwe taak bleef achter bij de kosten die gemeenten in de praktijk maakten. Gemeentes die daarnaast de pech hadden om een grote Jeugdzorginstelling binnen hun grenzen te hebben staan, kregen een extra financiële klap. In armlastige gemeentem die zowel een Jeugdzorginstelling alsook een verkabelbare hoogspanningslijn binnen hun grenzen hebben staan, is waarschijnlijk het gespaarde eigenbijdrage-potje voor verkabeling geplunderd om Jeugdzorg te kunnen betalen. De extra gelden die in 2018 vanuit het Rijk beschikbaar kwamen voor verkabeling zijn dan wel leuk, maar als je vlak daarvoor je spaarpot hebt moeten omkeren vanwege een besluit uit datzelfde Den Haag, dan kan je alsnog je eigen bijdrage niet betalen met als gevolg dat de hoogspanningslijn ook nu blijft staan.

Een derde oorzaak is afkomstig van een Chinese markt op een stadsplein in Wuhan. Die zorgde er niet alleen voor dat de pagina over coronaringen op onze site sinds 2020 een vertwintigvoudiging van zijn populariteit zag, maar ook dat we met grotere zorgen kwamen te zitten dan wat draden boven de daken. Corona bracht in zijn kielzog een blijvende kostenverhoging mee vanwege bijvoorbeeld aanleg van ventilatie in scholen of armlastig geraakte sportverenigingen die geteisterd worden door ledentekorten en hoge energieprijzen. Wederom werden spaarpotten omgekeerd in diverse gemeentehuizen.

Maar de belangrijkste reden van allemaal is dat we op dit moment middenin de energietransitie zitten. Het net moet verzwaard worden, nieuwe kabels gelegd, trafostations uitgebreid en producenten en klanten moeten worden aangesloten. Elke ingenieur, kabellegger of bouwer die bezig is met aanleg van nieuwe noodzakelijke infra kan niet tegelijk ook worden ingezet voor een verkabelingsproject. Dat overal tekort aan vakmensen en personeel heerst en dat bouwmaterialen duur zijn betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden door gemeentes, netbeheerders, het Rijk en ook door de bouwbedrijven zelf. Schrijf je in op een tender voor een verkabeling als je je orderboekje al vol hebt met lucratievere nieuwbouw? 

Aen het einde van de dag kunnen we concluderen dat er weliswaar een stuk of tien verkabelingsprojecten in de lucht hangen (pun intended), maar dat er na vier jaar twee van de mogelijke 81 zijn voltooid. Drie stuks zijn actief in uitvoering nu, zij het vaak gecombineerd met een einde-levensduurtje en verzwaring, dus of daar primair verfraaiing de reden is valt te betwisten. De rest is vier jaar later nog steeds een papieren tijger. Met de huidige staat van het land is het logisch dat de prioriteiten verschoven zijn. Welvaartsstijging is veranderd in welvaartsbehoud. En dat de verbinding überhaupt werkt, ook al staat hij bovengronds, legt plotseling meer gewicht in de schaal dan het in tientallen jaren heeft gedaan. 

Afbeeldingen: de grafische weergave van de subsidieerbare tracédelen voor verkabeling kan je downloaden en over onze netkaart heen projecteren in Google Earth om zelf een blik te werpen op de situatie. Onder: tuinornament in Apeldoorn, verkabeld in 2015 en dus niet meetellend in ons onderzoek over de laatste vier jaar. 

09 mei 2022 Netstrategie, we schrijven er hier met regelmaat over. Het is een vak waarbij je alleen achteraf kan beoordelen of je het goed hebt aangepakt terwijl je toch altijd beslissingen naar voren moet nemen. Een van de zaken die hier regelmatig de revue passeert is de kwestie 50/20 kV van netbeheerder Liander. Vandaag gaan we niet bashen, maar duiken we dieper in deze aparte strategische keuze.

De vaste lezers weten het: al jaren staat hier zo nu en dan een nieuwsbericht over verdwijnende 50 kV-verbindingen en stations en het al dan niet aanleggen van 20 kV, telkens met een soort stekelige opmerking ergens in de tekst ('willen we in Nederland méér, of minder kV's?'), maar intussen kunnen we er blind vanuitgaan dat er bij de netbeheerders strategen aan het werk zijn die goed weten wat ze doen. Ze nemen naar beste wil en kunnen beslissingen. Dat wil niet per sé zeggen dat alle beslissingen achteraf ook slim waren, maar het wil wel zeggen dat over iedere beslissing is nagedacht met verstand van zaken. Waar het dan mis gaat? De echte wereld is niet lineair en soms is er een gamechanger of zwarte zwaan. Zo was in 2010 onmogelijk te voorzien dat zonnepanelen zo'n gigantische vlucht zouden nemen. Ook was in 2010 de atomausstieg in Duitsland niet voorzien, we pompten toen elk jaar nog tientallen miljarden kubieke meters gas uit Slochteren en datacenters waren nog te voeden vanuit 10 kV. Kortom, netstrategie is zoeken naar wijsheid, zwevend tussen no-regret, robuustheid en kosteneffectiviteit.

Vervangingsonderdelen voor 50 kV die moeilijk of niet te krijgen zijn, in combinatie met capaciteitsvraagstukken in steeds zwaarder belaste 10 kV-kabelnetten. Die twee dingen waren rond 2010 voor netbeheerder Liander de reden om eens goed te kijken of het vrij oude 50 kV-netvlak eigenlijk wel toekomstvast was. Hoewel 50 als een mooi rond getal klinkt is 50 kV helemaal niet zo'n gangbare spanning. Buiten delen van Nederland treffen we 50 kV eigenlijk alleen op een soortgelijke schaal aan op de oostelijk Deense eilanden Lolland, Sjælland en in Kopenhagen. Elders zijn 60 kV en vooral 66 kV de gebruikelijke spanningen. Voor die markt worden veel spullen gemaakt. Nu kan je soms spullen voor 66 kV ook wel op lagere spanning bedrijven waardoor het probleem beperkt is, maar voor trafo's en bewaakapparatuur komt het preciezer dan een interval. Andersom, het 50 kV-net ombouwen naar 66 kV, is ook niet mogelijk vanwege juist de reeds bestaande populatie kabels die nog van voor de NEN-IEC 60038 zijn en dus echt bij 50 kV de bovengrens hebben qua isolatiewaarde.

Liander besloot twee vliegen in één klap te slaan met een oplossing die tegelijk toestond de verouderde 50 kV langzaam uit te faseren en de overbelaste 10 kV van extra ruggensteun te voorzien: introductie van een 20 kV netvlak. Door 20 kV rechtstreeks uit 110 en 150 kV te transformeren, het net in ringvormen aan te leggen en het strategisch te koppelen met onderliggende 10 kV zou dan een nieuwe cascade ontstaan. De KCD's en Investeringsplannen staan sinds ongeveer 2010 vol met dit voornemen.

Op papier klinkt het te verdedigen. Laten we eerst eens drie voordelen bekijken.

1. Het biedt antwoord op het vervangingsvraagstuk 
Elektriciteitsnetten zijn bijna altijd historisch gegroeid en dan zitten er altijd zwakke plekken in waar veel te veel circuits kritiek bij elkaar komen (Hemweg) of waar 50 kV in lange transportlijnen is aangelegd, zodat het tegenwoordig met het bovenliggende 150 kV-net moet worden bedreven in pockets om doortransporten te voorkomen. Vaak is dat wel einde oefening voor ringredundantie, zodat het dagelijks bedrijf kwetsbaarder wordt. Door op zulke plekken geografisch en strategisch goed uitgedachte 20 kV-ringvormen aan te leggen die aangepast zijn op de huidige belastingscentra 'klopt' het net geografisch dan weer.

2. Het 10 kV-net kan met 20 kV op strategische plekken makkelijker worden versterkt dan met 50 kV
Het mooie aan 20 kV is dat je bij nieuwe aanleg flinke loeders van kabels kan gebruiken, maar dat standaard 20 kV apparatuur nog net in gangbaar formaat trafo- en schakelhuisjes past zodat je ze nog een beetje prettiger kwijt kan in stedelijke omgevingen. Met 50 kV is dat proppen en soms wil het gewoon helemaal niet.

3. 20 kV-apparatuur is goedkoper en beter leverbaar dan 50 kV
Deze hadden we al benoemd. Voor hetzelfde geld heb je meer kilometers 20 kV dan dat je 50 kV hebt. Ook is de markt aan spullen gewoon groter. 20 kV wordt bijvoorbeeld ook veel toegepast als parkspanning in windparken zodat het makkelijker aansluiten is. Immers, als je een trafo kan overslaan gaat ie nooit stuk, kost geen geld, heeft geen onderhoud nodig en er gaat ook geen energie in verloren.

Je zou bijna denken, wat zeur je dan eigenlijk? Jammer van de oude luchtlijntjes, maar kom op stelletje pylon geeks, hier argumenteren jullie je niet uit. Toch gaan we ook drie nadelen pakken.

1. Een stap omlaag in spanning is een stap omlaag in transportvermogen
Om precies te zijn, het gaat om de transportcapaciteit per vierkante millimeter geleider. Met 50 kV kan je met dezelfde draaddikte ongeveer tweeënhalf keer zoveel vermogen transporteren als met 20 kV. Wil je bestaande 50 kV vervangen door 20 kV, dan heb je dus dikkere draden nodig. Verder zijn de transportverliezen bij lagere spanningen hoger. Daar zijn onderzoeken en scripties over geschreven en daaruit blijkt klip en klaar dat het elektrisch gewoon rendabeler is om de spanning zo lang mogelijk zo hoog mogelijk te houden. Opendeur-alarm: dat weten we al een eeuw en daarom is er ook een hoogspanningsnet. 

2. Niet alle 50 kV is over de datum
Het geforceerd vervangen van 50 kV door 20 kV betekent dat er spullen voor het einde van hun levensduur moeten worden afgeschreven en gesloopt. Dat is een kostenpost. In Denemarken zien we dat met een deel van het 132- en 150 kV-luchtnet. Men heeft er besloten om het volledige net van die spanningen actief ondergronds te stoppen voor 2030, zodat bepaalde netdelen soms tientallen jaren 'te vroeg' gesloopt worden. Het geld dat er ooit in is geïnvesteerd heeft dan te kort zijn doel gediend en er is eerder dan verwacht nieuw geld nodig voor de vervanging. Denemarken betaalt daar een hoge prijs voor op de stroomrekening. 

3. Het gat tussen 150 en 20 kV is groter dan tussen 150 en 50 kV
De ideale spanningscascade heeft telkens ongeveer dezelfde step-down verhouding tussen hiërarchisch getrapte netvlakken. Met minder ingewikkelde woorden, een cascade van bijvoorbeeld 150 – 50 – 10 kV levert in de transformators en schakelaars een betere situatie op dan 150 – 20 – 10 kV. Dat komt door de maximale stroomsterkte die in de zijde met de laagste spanning mag ontstaan. In trafo's en schakelaars mogen de maximale stroomsterktes niet hoger worden dan 4 kA. Dat betekent dat je bij een 150/50 kV trafo op papier tweeënhalf keer zoveel vermogen uit de secundaire zijde kan trekken dan bij een 150/20 kV trafo, waarna dat vermogen ook nog eens vrij efficiënt over dunnere draden verder kan worden vervoerd. Immers, je houdt de spanning dan zo lang mogelijk zo hoog mogelijk en maakt er pas dichter bij de eindgebruikers 10 kV van. 

Je zou voor die laatste zeggen: kan je dan geen compromis vinden door bijvoorbeeld 33 kV te gebruiken? Dat is op de hele wereld uiterst gangbaar (meer dan 20 kV), 150/33 of 110/33 levert trafo's op met een hoger vermogen op de secundaire zijde, het ligt beter tussen 150 of 110 en 10 in, en je hebt meer transportcapaciteit in je kabels. De reden waarom daar niet voor is gekozen is bij ons eigenlijk niet duidelijk. Het niet eenvoudig kunnen weg proppen van 33 kV in gangbare trafohuisjes is waarschijnlijk belangrijk geweest, maar het lijkt puur strategisch niet voldoende om alle voordelen van 33 kV mee af te serveren. Leek 33 kV misschien overkill in 2010?

Met de kennis van vandaag, de explosieve vraag naar meer transportcapaciteit, en de grote ervaring die in andere landen aanwezig is met 33 kV als soort tussenspanningsnet, kan het best zijn dat de keuze voor 20 kV stiekem een beetje betreurd wordt in het Liander HQ in Duiven (en in mindere mate ook in het Enexis HQ in Zwolle). Toch is het belangrijk om te blijven bedenken dat dé ideale spanning niet bestaat. Verder is een keuze ook geen alles-of-nietsverhaal. We kunnen vandaag zien dat de vraag naar transportvermogen zo groot is dat we de luxe niet eens meer hebben om 50 kV uit te faseren. Veel 20 kV die eigenlijk ter vervanging zou worden aangelegd, wordt nu aangelegd als aanvulling terwijl de bestaande capaciteit op 50 kV ook nog gehandhaafd blijft met wat pleisters en nieuwe schakelaars die eigenlijk voor 66 kV waren bedoeld. Dat is maatwerk, kunst- en vliegwerk, en heel soms zelfs het aanschaffen van een maatwerk 50/20 kV trafo, maar op dit moment is dat rationeel de beste keuze.

Liever zouden netbeheerders een logisch net zien. Robuust, duidelijk, helder. De praktijk is dat een net altijd mee moet bewegen met de veranderende randvoorwaarden. De wereld eromheen verandert en keuzes die vandaag slim zijn, kunnen morgen achterhaald zijn of dom lijken. Wie goed door ons net heen vlooit ziet wel meer van dit soort eigenaardige dingen. Telkens mogen we niet vergeten dat iedere keuze zelden 'dom' is geweest op het moment waarop die werd genomen. En voor ons als zolderkamernetstrategen is er nog een extra pluspunt: het levert een interessantere netkaart op, want achter de gekleurde lijntjes en labeltjes zitten meer keuses, achtergronden en verhalen dan je ooit kon vermoeden.

Afbeeldingen: 50 kV is meestal 'oud', verbindingen en stations voor deze spanning zijn soms al aangelegd in de jaren 30. Soms is het aan vervanging toe, maar 20 kV levert dan flink in op transportcapaciteit. Onder: wat met 20 kV wel weer lukt en met 50 kV moeilijker gaat is een compact station ergens in een bestaande omgeving inpassen. Dit exemplaar in Wageningen (20 kV ready, nu nog 10 kV) valt nauwelijks op. De 50 kV schaketuin op de onderste foto is voor een vergelijkbaar vermogen, maar die is niet te missen. 

20 januari 2022 Wie deze dagen in Ridderkerk omhoog kijkt ziet lijnwerkers, machinerie en draadloze hoogspanningsmasten van de plaatselijke 50 kV-luchtlijn. Ofwel, het stinkt weer eens naar Rijksverkabeling in de Drechtsteden… Maar deze keer klopt dat niet, er komt namelijk geen vervangende kabel voor de lijn terug. De verbinding verdwijnt dus echt. In het licht van capaciteitsvraagstukken lijkt dat nogal vreemd. Wat is hier aan de hand?

De primaire reden voor sloop is natuurlijk dat de inwoners van Ridderkerk net iets minder hebben met hun powerskyline dan de gemiddelde gebruiker van deze website. Volgens RTV Ridderkerk was er al jarenlang sprake van beraming van deze sloop. Normaal gesproken betreft dat verkabeling: het vervangen van een bovengrondse lijn door een ondergrondse kabel. Dat gebeurt niet in Ridderkerk, hier is echt sprake van sloop. Er komt geen vervangende kabel terug en dat lijkt nogal vreemd in deze tijden waarin we juist met een tekort aan capaciteit zitten. Bestaande assets die eigenlijk einde levensduur waren, worden tegenwoordig eerder weer opgelapt zodat hun levensduur juist kan worden verlengd.

Onderhoud, bedrijf en uitbouw van een elektriciteitsnet is breder dan alleen capaciteitsvraagstukken. Ook storingsbestendigheid, beheersbaarheid van de kosten en de beschikbare hoeveelheid arbeidskrachten die aanpassingen kunnen doen zijn van belang. En natuurlijk ook de plaatselijke netsituatie. In een 10 kV-net kan je meestal volstaan met standaardoplossingen, terwijl verbouwingen in de hoog- en tussenspanning maatwerkklussen zijn waarbij een gedegen kennis van het netdeel, de gebruikte specifieke componenten, de historische wording en de strategische toekomstverwachtingen nodig zijn. Soms komen daar op het eerste gezicht rare beslissingen uit die toch te verdedigen blijken als je er dieper induikt. 

De Drechtsteden zijn een 50 kV-bolwerk en het net is opgebouwd in een 150/50/13 kV cascade, waarbij het net historisch is gegroeid. 13 kV werd er gekoppeld met 50 kV, zodat er 50/13 kV trafo's zijn. Daarna werd 50 kV gekoppeld door 150 kV, waardoor er oom 150/50 kV trafo's kwamen. Er zijn dus geen 150/13 kV trafo's, zodat sinds het verschijnen van 150 kV met recht kan worden gesproken van een rol als tussenspanningsnet voor het 50 kV-net in het gebied. Het gevolg is dat het elimineren van 50 kV behoorlijk ingewikkeld is. Stedin overweegt dat op dit moment ook niet. Bestaande componenten worden wel steeds ouder en er is wel onderhoud nodig. Omdat er wereldwijd maar weinig gebruik wordt gemaakt van 50 kV (in Europa heeft naast Nederland alleen in oostelijk Denemarken een uitgebreid 50 kV-net) worden er door Stedin tegenwoordig hoofdzakelijk 66 kV-componenten gebruikt die dan maar iets beneden hun nominale waarde worden bedreven. 

Het 50 kV-net in het Drechtstedengebied is een echt netvlak. Je kan via het 50 kV-net tussen verschillende koppelpunten met 150 kV reizen. Dat geeft in de praktijk problemen met doortransport. Elektriciteit die eigenlijk wordt geacht in het 150 kV-net te blijven neemt dan een sluipweg door het 50 kV-net en zorgt daar voor overbelasting. Om dat te voorkomen worden zogeheten netopeningen aangebracht: het 50 kV-net wordt dan opgedeeld in subnetten, telkens met één koppelpunt met het bovenliggende 150 kV-net. De netopeningen zijn in de praktijk gewoon verbindingen waarvan de vermogensschakelaars open worden gezet zodat de sluipweg bij dagelijks bedrijf onmogelijk is, maar bijvoorbeeld bij calamiteiten, onderhoud of storingen kan deze alsnog gesloten worden zodat er alsnog een alternatieve weg voorhanden is. Netopeningen zijn daardoor essentieel in een hiërarchisch net met gesloten netvlakken en meerdere spanningsniveaus.

Tussen Walburg en Slikkerveer bevindt (of bevond) zich een oude 50 kV-verbinding die de 50 kV-deelnetten achter 150/50 kV Krimpen en 150/50 kV Merwedehaven koppelde. Bij problemen op een van beide stations kon de verbinding dan bij springen, maar de rest van de tijd was dit in principe een 50 kV-sluipweg, zodat hij normaal gesproken als netopening werd gebruikt. Stedin had dat wellicht ook zo willen houden. Het probleem is dat deze verbinding een bovengronds hoogspanningslijntje is. Oorspronkelijk stond het olijke lijntje uit 1948 over zijn hele lengte bovengronds en daar was al wat aan geknabbeld aan beide uiteinden. Inmiddels stond alleen het middelste stuk van de lijn nog bovengronds. Precies het gedeelte dat dwars door het later gegroeide Ridderkerk heen loopt. Zoals overal waar hoogspanning ingesloten is geraakt door bebouwing is er dan de roep om verkabeling. 

Voor de verbinding tussen Walburg en Slikkerveer zou het de aanleg van een nieuw kabeldeel vereisen. Omdat het een koppelverbinding betreft die bij normaal bedrijf geen functie heeft, en dus geen rol kan spelen in de capaciteits- en energietransitievraagstukken, en omdat hij in de toekomst waarschijnlijk ook capaciteit tekort zou komen wanneer de koppelfunctie nodig is, heeft Stedin geoordeeld dat hij in zijn geheel kan worden gemist. Het kan niet uit om te investeren in een vervangende koppelkabel die maar nauwelijks gebruikt zal kunnen worden. En zodoende zijn er deze weken boven Ridderkerk lijnwerkers te zien van Spie die de draden uit de masten halen en daarna de mastconstructies zelf afbreken. Later worden ook de fundamenten verwijderd. Natuurlijk komen er ondanks zorgvuldige strategische afwegingen van netbeheerders soms alsnog inschattingsfouten voor, zoals de sloop van Hoogeveen – Veenoord 110 kV in 2016 lichtjes demonstreerde, maar meestal weten de netbeheerders wat ze doen en gaat het gewoon goed. Immers, hoe vaak heb je nou eigenlijk geen stroom?

Afbeeldingen: Walburg – Slikkerveer is het één na laatste bovengrondse deel van wat ooit een uitgebreid 50 kV koppelnet was en waarvan gaandeweg steeds meer delen ondergronds kwamen te liggen. Toch is dit ietwat topzware mastje ook nog te vinden in een lange verbinding naar Klaaswaal en in Zeeland in de buurt van Goes. Er gaat door de sloop niet iets unieks verloren, behalve dan verschraling van de powerskyline van Ridderkerk. Foto door Michel van Giersbergen.

29 november 2021 Buiten is het maar een grijze bedoening en corona helpt ook niet bepaald mee in veldwerk doen. Er wordt intussen natuurlijk wel gewoon verbouwd in het net, maar in dat rijtje van wijzigingen zit een opvallend exemplaar: het verdwijnen van Barneveld 50 kV. Hoe zit dat, in tijden waarin elke MVA ongeacht de spanning goud waard is?

Wie op de netkaart loert (en dat kan je nooit genoeg doen) ziet dat de spanning 50 kV in Nederland twee verschillende gezichten kent. Op de meeste plekken zien we stervormige patronen, soms vermaasd, die aangeven dat 50 kV als distributienet wordt gebruikt. Fraaie voorbeelden zijn Soest, Driebergen en 's Graveland. Maar er zijn ook plekken waar 50 kV meedoet met de grote jongens en waar het een transportfunctie heeft. De kop van Noord Holland, de Zeeuwse 50 kV-ring en een lang bovengronds tracé door de Gelderse vallei zijn daar voorbeelden van. Op zulke plekken is 50 kV de ruggengraat van het net. Het is daar ingewikkeld om zomaar een station op te doeken, los van dat opdoeken sowieso maar zelden gebeurt. Toch is dit jaar een heus 50 kV-station in een transportnet verdwenen. Barneveld (est.1960) is veranderd in een 20 kV-station.

50 kV door 20 kV vervangen is het mantra van netbeheerder Liander. Ruim tien jaar geleden was Duiven van plan om op de lange termijn 50 kV compleet te willen elimineren. Wie inmiddels de nieuwste investeringsplannen erop naslaart ziet dat de soep niet meer zo heet wordt gegeten, want de wereld is veranderd en Liander is erachter gekomen dat de luxe uitgangspositie van 50 kV stapsgewijs vervangen door 20 kV niet meer lukt. Die 20 kV moet er zeker komen, maar op steeds meer plaatsen niet meer ten koste van 50 kV. Vanwege de toegenomen transportvraag is vervangen daar veranderd in behouden: alsnog die 20 kV aanleggen, maar nu voor erbij in plaats van ter vervanging van. 50 kV wordt zo lang als het technisch nog kan behouden (kwestie van einde levensduur componenten), zodat de capaciteit van het totale net groter blijft. Dat 50 kV zijn pensioen moet uitstellen zien we met name in delen van Noord Holland, waar in Zaandam bijvoorbeeld zelfs een splinternieuw 50 kV-station moet worden bijgesticht. 

Toch zijn er nog steeds plekken waar 50 kV wel verdwijnt. Medemblik en Angerlo verliezen die spanning, in Apeldoorn is hij al verdwenen in 2019. En op lange termijn (2030) worden mogelijk Bemmel en Culemborg naar 150 kV gebracht. Soms red je het even met wat knabbelen aan de N-1 en een provisorium achter de rhodondendron, maar in Barneveld was er nauwelijks mogelijkheid om aan de bestaande potten en pannen nog wat te verzwaren. Barneveld zat ingelust in een lange 50 kV transportverbinding tussen Ede en Harderwijk, waar ook Nijkerk nog in hangt. En die lijnen met ordegroottes 30 tot 40 MVA zaten aan hun taks: verzwaren is niet realistisch, maar beide stadjes bleven groeien in hun transportbehoefte. Dus okee Barneveld en Nijkerk, wie moet er van het net af? Strootje trekken?

Zo wordt het niet gespeeld, dus er is gekeken welk van de twee stadjes het makkelijkst op vers vermogen van elders kon worden aangesloten. Voor Nijkerk zou oplossing een grote operatie met een volledig nieuwe 150 kV-aansluiting betekenen. Maar voor Barneveld was het eenvoudiger, want de bestaande 150 kV-aansluiting van het plaatselijke industrieterrein Harselaar, redelijk in de buurt, bood mogelijkheden voor wat verzwaring. Als Barneveld 50/10 kV kon worden aangesloten met een nieuwe 20 kV kabel vanaf het bestaande 150/20 kV-station op het nabijgelegen industrieterrein, dan kon 50 kV vervallen, kon heel Barneveld uit de doorgaande hoogspanningslijn worden losgenomen, en kon Nijkerk weer opgelucht ademhalen.

Precies dat is gebeurd. Op Barneveld is een nieuw setje 20/10 kV trafo's geplaatst, er is een zware 20 kV kabel aangelegd naar Harselaar 150/20, en daarna zijn de 50 kV schakeltuin, de 50/10 kV trafo's en de aansluiting op de hoogspanningslijn weggehaald. 50 kV Ede – Barneveld – Nijkerk werd nu rechtstreeks Ede – Nijkerk, met een nieuw opstijgpunt (genomineerd voor de ducttape-award als je kijkt hoe die erbij staat) en daarmee is er netstrategisch een robuustere situatie bereikt, maar wel ten koste van een 50 kV transportstation. Nijkerk zit nu op Harderwijk met twee circuits en het lijkt erop dat bij normaalbedrijf een netopening in de verbinding met Ede zit, die bij behoefte natuurlijk kan worden gesloten.

Dergelijke vraagstukken zijn aan de orde van de dag in het hoogspanningsnet (ja, 50 kV, je mag meedoen). We zien het ook in de middenspanning en iedere keer is het noodzakelijk een goeie kennis van het net te hebben. De leeftijden en transportvermogens van componenten en verbindingen, de verwachte ontwikkelingen, veranderende omstandigheden en daarmee wijzigende no-regret maatregelen. De investeringsplannen staan er vol mee, ons forum ook, en je kan de komende decennia ook uitstekend een baan vinden in dit vakgebied. 

Afbeelding: nieuw opstijgpunt pal naast het voormalige 50 kV-station van Barneveld, foto door Ruben Schots. De eindmast, die vanwege de inlussing gedraaide traversen had, is nauwelijks aangepast en er zijn twee jukken met eindsluiters plompverloren onder dezelfde schuine hoek onder gezet. Eh… wat we als pylon geeks gewoonlijk zouden mompelen bij deze aanblik houden we maar voor ons, aangezien Barneveld niet de beste plek is om dat hardop uit te spreken. Onder: deel van de netkaart met de lange 50 kV transportlijn, die nu natuurlijk nog langer is geworden. Zo is het dan ook weer.