HoogspanningsNet - alles over hoogspanning op het het

Techniek

Hoogspanning en gezondheid?

Antwoord op alle vragen vind je bij het RIVM (NL) of het Departement Leefomgeving (B).

HoogspanningsNet behandelt dit thema met opzet niet zelf. (Waarom niet?)

Geknetter en gebrom?

Geen zorgen, dat is normaal.

110 kV

07 April 2023 De Slag om de Ruimte is een begrip geworden nu Nederland dichtgroeit met woonwijken, distridozen, zonneparken en ook nieuwe trafostations. In Hoogeveen staat op zo'n toekomstig trafostationterrein een grote eik in de weg. De keuze is aan het netbeheer: kappen, of een fraaie kans pakken op verbinding?

In het hele land zien we nieuwe trafostations gebouwd worden vanwege de energietransitie en de vraag naar capaciteit. Pylon geeks zoals wij die bij de aanblik van een trafostation vanaf de weg poah mompelen zijn in de minderheid, maar soms zijn er zelfs bij liefhebbers opgetrokken wenkbrauwen over details van een bepaalde locatiekeuze. Een voorbeeld speelt op dit moment in de buurt van Hoogeveen, waar de komst van een nieuw 110/20 kV trafostation net buiten industrieterrein Riegmeer voor een groeiend opstootje zorgt. Steen des aanstoots: een honderd jaar oude zomereik die in de weg staat op het toekomstig trafostationterrein Riegmeer-110.

In de meeste gevallen maakt zo'n boom, beschermde status of niet, geen schijn van kans. Het algemeen nut maakt meestal gehakt van bezwaren op de kapvergunning. Deze keer lijkt het niet zo vlot te gaan. De boom heeft sympathisanten. De zomereik hoorde ooit bij een lang verdwenen boerderijtje en een van de nazaten van de voormalige boer vond het erg jammer om de grote boom te zien verdwijnen. Ze is in de pen geklommen en zo kwam het balletje aan het rollen. Inmiddels heeft het Dagblad van het Noorden er al meerdere artiekel aan gewijd en naast de procedure voor een kapvergunning is er ook een petitie gestart voor behoud van de solitaire eik. Er zijn inmiddels krap duizend ondertekenaars, zodat duidelijk is dat het verlenen van de kapvergunning niet geruisloos zal verlopen.

Als we naar de feiten gaan kijken zijn de argumenten van zogezegd Team Latenstaan niet onrealistisch. We gaan uit van een aannemelijk 110/20 kV trafostation met twee rails, twee kabelvelden, twee reservevelden, een koppelveld en drie trafovelden. Als we zo'n station op op de luchtfoto leggen in het lege voormalig agrarische terrein tussen twee wegen en een sloot, dan zien we dat het technisch gewoon past om het station enige tientallen meters op te schuiven. Ruimte, in Drenthe bestaat het nog echt. 

Pakken we nu de kadastrale kaart, dan wordt het rommeliger omdat niet duidelijk is waar precies het station is geprojecteerd en welke grond precies is bestemd voor het station, zodat we ook niet kunnen zien of het geplande station binnen hetzelfde kadastrale kavel kan worden opgeschoven en of dat niet botst met eventuele andere partijen die een optie kunnen hebben op een deel van het terrein. Wel is hier een te onderzoeken mogelijkheid. Het gaat immers om een tekentafelsituatie, het terrein in kwestie is vandaag nog volledig woeste grond.

Maar eigenlijk is er iets nog groters aan de hand. We zien dat die eik symbool is komen te staan voor iets dat op dit moment een thema is op allerlei gebieden in het land. Het gevoel heerst dat de overheid en/of landelijke instanties over individuen heen walsen zonder menselijke maat en zonder te kijken naar lokale belangen. Of dat waar is of niet, juist daardoor kan deze kwestie met een ogenschijnlijk 'onbetekenende' boom in een unieke kans veranderen voor de lokale overheid en de twee netbeheerders Rendo en Tennet.

Er is een grote slag te slaan op gebied van sympathie door te kijken of het station inderdaad enige tientallen meters kan worden opgeschoven. Door te tonen dat er oog is voor de situatie van een gewone Nederlander, al is dat deze keer een eik, kan het trafostation een ambassadeur worden van een nieuwe verstandhouding tussen plaatselijke bewoners en grote landelijke spelers. Het biedt een kans op een toekomst waarin wederzijds overleg werkelijk het verschil kan maken. Dat is van onschatbare waarde in een toekomst waarin nog heel wat meer trafostations moeten worden ingepland en soortgelijke vraagstukken op zullen spelen. Zelfs vanuit een neutraal standpunt zoals we dat bij HoogspanningsNet bewaken kunnen we tegen de netbeheerders en vooral tegen gemeente Hoogeveen zeggen, pak die kans op overleg, hij is het waard.

Afbeeldingen: De eik waar het allemaal om te doen is, samen met het omliggende terrein op een oude foto van Google Streetview. Vandaag zijn de andere bomen al weg en staat alleen de grote eik zelf nog. Onder: Ruimtelijkeplannen.nl toont dat bedrijventerrein Riegmeer in het blok met het pinpoint noord van de boom ruimte heeft om een realistisch openluchtstation kwijt te kunnen. De discussie kan dus zinvol worden gevoerd vanaf beide kanten.

20 november 2022 We zijn er al net zo aan gewend als aan files op de weg: het stroomnet zit vol. Afgelopen week was het weer bal in noordelijk Nederland. Naast 'de vluchtstrook', congestiemanagement en cable pooling willen Tennet en Enexis nu ook dat grote klanten elektrisch gaan spitsmijden. Men wijst snel naar dunne kabels, maar veel minder snel kijkt men naar een historisch verworven aspect in de transportschaarste in grote delen van Nederland: waar is de tussenspanning?

Nederland is vol met van alles en dus ook met stroom. Op zich een goed teken, want ook al mislukt de ene na de andere klimaattop, stiekem wordt er gestadig geëlektrificeerd en steeds meer van die energie wordt decentraal opgewekt. Decentrale opwek is moeilijk te controleren zodat er pieken ontstaan die met het weerbeeld mee bewegen. Ook vindt decentrale opwek vaak plaats in dunbevolkte gebieden waar meer ruimte is voor flinke arealen zonnepanelen op staldaken en op de grond, en voor windparken. Juist die dunbevolkte landsdelen hebben een dun elektriciteitsnet. Ooit was dat de juiste keuze, want kleine dorpjes en boerderijen gebruikten nu eenmaal niet zoveel stroom. Het is dus niks verwijtbaars, maar we moeten er wel plotseling een mouw aan passen.

Het netwerk verzwaren helpt. Maar het helpt ook als de spitsen minder scherp worden gemaakt door vraag en aanbod beter over de dag te verdelen. Aan aanbod kan je weinig doen, we kunnen de wind en de zon niet sturen. Dus het moet aan de vraagkant gebeuren. Dat is precies wat Tennet en in dit geval Enexis in Brabant en Limburg al op poten aan het zetten waren, maar wat nu ook al nodig blijkt te zijn in Overijssel, Drenthe en Friesland. Door zware verbruikers te prikkelen hun piekverbruik opzettelijk meer gelijk te trekken met opwekpieken is er nog steeds wel een zwaarder netwerk nodig tijdens die momenten, maar het vermogen hoeft minder ver te reizen op het hoogspanningsnet. Daardoor scheelt het alsnog in het aantal kilometer te verzwaren kabels. Of helemaal sec gezegd, die draden moeten er toch wel komen, maar we kopen onszelf meer tijd om die klus te klaren.

Toch is er nog wat anders aan de hand, dat zelden wordt benoemd. Het is het gevolg is van een gebrek in delen van het Nederlandse elektriciteitsnet dat vrij uniek is. Kijken we op de netkaart, dan zien we dat de meest rode gebieden vaak ook de gebieden zijn waar tussenspanning ontbreekt. Het zijn plekken waar het middenspanningsnet 10 kV voert, het hoogspanningsnet 110 kV of 150 kV, en waar er tussenin niets is. Als we over de grenzen kijken zien we dat zo'n groot gat tussen twee hiërarchische vermaasde netten vrij zeldzaam is. Meestal is tussen zover uiteen liggende netvlakken een extra netvlak van 33 kV, 50 kV, 60/66 kV of 70 kV aanwezig. De reden waarom dit zo is gekomen zou voer kunnen zijn voor een apart artikel, maar vandaag zitten we eerst met de problemen die dat geeft.

Een elektriciteitsnetwerk is het meest efficiënt te bedrijven als de zogeheten overzetverhoudingen in de spanningscascade telkens niet verder uit elkaar liggen dan grofweg een factor vijf. Dus van 380 kV naar 110 kV (factor drieënhalf) gaat prima, maar direct van 110 kV naar 10 kV (een factor elf) is eigenlijk te veel. De reden daarvan is dat de maximale vermogens die je met koppeltrafo's kan overzetten bij grote overzetverhoudingen afneemt. Trafo's, maar ook schakelaars en andere apparatuur, zijn doorgaans ontworpen op een maximale stroomsterkte van 4 kA. Bij een grote overzetverhouding heb je al gauw 4 kA te pakken op de secundaire zijde, terwijl vanuit de primaire zijde nog maar relatief weinig vermogen wordt opgenomen. Wil je toch een groter vermogen koppelen, dan heb je meer trafo's tegelijk nodig. Ook moeten transportkabels in het MS-netvlak dikker zijn, of je hebt meer trafostations en meer invoedingspunten nodig om de twee sterk verschillende netten alsnog te koppelen.

In bepaalde delen van het land waar het hoogspanningsnet voldoende dicht is vermaasd is een vrij hoge dichtheid aan trafostations te vinden. Op zulke plekken vervult 150 kV tegelijk de functie van hoogspanning en tussenspanning. Maar op plekken waar het net dunner is, met grotere openingen, is dat lastiger en worden lange afstanden met 10 kV overbrugd. Daar alsnog een tussenspanning introduceren waarmee je een tussenkoppeling kan maken en ook nog wat transport kan uitvoeren is niet eenvoudig. In delen van het land waar het alsnog wordt geprobeerd wordt meestal voor 20 kV gekozen. Dat is opmerkelijk, want de winst van 20 kV op 10 kV is beperkter dan wanneer er voor 33 kV zou worden gekozen, terwijl ook 33 kV een spanning is waar veel spullen voor worden gemaakt. Het is een standaard geworden in de windparkenwereld en het wordt ook daadwerkelijk gebruikt als publieke tussenspanning in bijvoorbeeld Engeland en delen van België (daar als 30- of 36 kV). Een bezwaar aan 33 kV kan zijn dat het niet altijd in bestaande gebouwen en huisjes past, maar op plekken waar sprake is van daadwerkelijk de noodzaak aan nieuwe aanleg hoeft dat geen rol van betekenis te spelen.

Liander is in het midden en het westen van het land op zijn schreden teruggekeerd met het saneren van 50 kV tussenspanning ten gunste van 20 kV. Er wordt nu weer gekeken naar levensverlenging en zelfs nieuwe aanleg van 50 kV. Enexis intussen lijkt heilig te geloven in 20 kV om het gat tussen 10 kV en Tennet te verkleinen. 

Het is ons bij HoogspanningsNet niet duidelijk waarom regionaal netbeheerders het niet aan lijken te durven om in tussenspanningsloze gebieden waar echte nieuwe aanleg nodig is hoger te kijken dan 20 kV. We zijn bekend met het '20 kV-ready'-principe, waarbij tegen slechts geringe meerprijs 20 kV-klare spullen worden toegepast die tot nader order nog worden opgenomen in een 10 kV-net. Die maken het later mogelijk om naar 20 kV op te schalen. Maar dat is nog steeds geen antwoord op de vraag waarom bij volledig nieuwe aanleg niet de slag naar een iets hogere spanning wordt gemaakt. Wie volledig nieuw aanlegt kan immers vrijer kiezen tussen technische potentie, kosten en strategisch verstandige investeringen.

Waarom die angst voor 33 kV? Is het zoveel duurder, echt zoveel groter, of zijn er andere wettelijke kaders? Wie het weet mag het ons zeggen

Aanvulling: op dit artikel zijn meerdere commentaren ingekomen over dat we wel erg makkelijk over '20 kV-ready' heen waren gestapt. Dat is niet het geval omdat de voordelen daarvan in bestaande 10 kV-netten een andere discussie zijn dan aanleg van een geheel nieuw netvlak dat van meet af aan niet in het bestaande 10 kV-net ingebed behoeft te worden.

Afbeeldingen: veel 50 kV was ooit het zwaarste koppelnet, maar langzaam groeide het net door, hogere koppelspanningen in. Op veel plekken bleef 50 kV echter bestaan en daar hebben we nu geluk mee als het er nog is, al leek het slechts tien jaar terug nog een kwestie van tijd en een hinderlijk relict. Zo snel kan het veranderen. Rechts: gebieden met en zonder tussenspanningsnet tussen de middenspanning van 10 kV en het hoogspanningsnet van respectievelijk 110- en 150 kV. In Friesland legt Liander nu op veel plekken extra 20 kV aan op een plek waar bij volledig nieuwe aanleg ook met 33 kV had kunnen worden gewerkt – of toch kennelijk niet?

25 oktober 2022 Als een pylon geek het over het V-woord heeft, gaat het over verkabeling. In Nederland is er sinds 2018 een lijst van te verkabelen tracédelen en er is € 450 miljoen Rijkssubsidie voorhanden om gemeenten te helpen bij verkabelingen die niet technisch noodzakelijk zijn. Toch is het aantal afgeronde projecten in de laatste jaren opvallend klein. Pylon geeks vinden dat natuurlijk niet erg, maar het is wel interessant.

Begin november 2018 kwam toenmalig Minister Kamp met een lijst van subsidieerbare tracédelen van hoogspanningslijnen waarbij het Rijk de gemeenten zou helpen met een bijdrage in de kosten van het verkabelen van hoogspanningslijnen (alleen 50, 110 en 150 kV, dus niet het koppelnet) wanneer de primaire reden niet van technische aard was. 'We willen hem weg', in gewone taal. Het was een concreet antwoord op een al langer levende vraag bij gemeenten die het niet eerlijk vonden dat de ene gemeente wel en de andere geen hoogspanningslijnen door hun bebouwde gebied heeft lopen. Daar is wat voor te zeggen en dus stelde het Ministerie een lijst op van in aanmerking komende tracédelen in stedelijk gebied – een lijst die onder pylon geeks terstond als de dodenlijst bekend raakte. Op de lijst staan 550 mastposities in 81 tracédelen. Bij HoogspanningsNet hebben we in november 2018 alle 81 tracédelen ingetekend in een bestand dat als KML over onze netkaart gelegd kon worden, zodat het voor geïnteresseerden direct te zien is waar in de komende jaren mogelijk verkabeling zou plaatsvinden.

Dat bestand is nog steeds beschikbaar, in vier jaar onveranderd. Onze netkaart is juist actueel as fuc.. eh, we zitten er vrij goed op. Als je nu, vier jaar later, opnieuw de grafische weergave van de dodenlijst bovenop de netkaart inlaadt kan je eenvoudig zien of een verkabelbaar tracédeel uit 2018 inmiddels daadwerkelijk is verkabeld. Met 450 miljoen euro voorhanden kan er in vier jaar heel wat gedaan worden, dus het werd tijd om met een blikje energydrink bij de hand de tussenstand eens op te maken. 

Wat schetst de verbazing? Er zijn sinds november 2018 slechts twee tracédelen voltooid verkabeld. Er zijn wel een handvol andere plekken waar er momenteel verkabeld wordt en soms overlappen die ook met de lijst, maar dat heeft meestal te maken met verbouwingen aan het net die door technische vraagstukken zoals capaciteitsproblemen, netconfiguratiewijziging of einde-levensduur worden ingegeven. Beperken we ons tot uitsluitend niet-technische verfraaiing, dan zijn er in vier jaar tijd precies twee projecten voltooid en afgerond. Het betreft twee oude 50 kV-lijnen in Ridderkerk en Wageningen. Eentje is alsnog half-half technisch van aard, want in Ridderkerk was de 50 kV-lijn einde levensduur en vanwege de veranderde netconfiguratie kon deze ook geen noodkoppelfunctie meer vervullen, zodat eigenlijk eerder sprake was van gewoon sloop zonder kabelvervanging. Eigenlijk blijft alleen de verkabeling in Wageningen over als zuiver esthetisch. Voor liefhebbers van bovengrondse lijnen is het mooi nieuws dat de praktijk zo weerbarstig is, maar het roept ook de vraag op waarom. De oorzaak is ingewikkeld en kent meerdere factoren. Sommige dingen zijn een vaststaand feit, anderen zijn speculatiever. We bekijken er een aantal.

Een belangrijke oorzaak is dat elke case verschilt. De lengte van het tracédeel is zoiets. En ook niet elke plek heeft evenveel problemen met de hoogspanningslijn. Het Rijk draagt wel bij, maar nog altijd valt ook een deel van de rekening op de mat van het gemeentehuis. Als er weinig klachten zijn omdat de lijn bijvoorbeeld niet pal over de daken loopt maar over een opengebleven groenstrook, dan is de urgentie lager. Een verkabeling vraagt naast geld ook mensen, vergunningen, werkplannen en informatie-avonden. De huizencrisis en asielproblematiek vraagt op dit moment in vrijwel iedere gemeente om meer aandacht dan de correct functionerende hoogspanningslijn boven de Tjiftjafstraat en de Rembrandtallee.

Een andere, moeilijker te controleren reden waardoor het bij bepaalde pechvogelgemeentes weinig vaart loopt is ontstaan in 2015. In dat jaar veranderde de Rijksoverheid de wetgeving rondom Jeugdzorg. Opeens werd het tot een zaak van de gemeentes gemaakt om Jeugdzorg te runnen en financieren en de vergoeding uit Den Haag voor deze nieuwe taak bleef achter bij de kosten die gemeenten in de praktijk maakten. Gemeentes die daarnaast de pech hadden om een grote Jeugdzorginstelling binnen hun grenzen te hebben staan, kregen een extra financiële klap. In armlastige gemeentem die zowel een Jeugdzorginstelling alsook een verkabelbare hoogspanningslijn binnen hun grenzen hebben staan, is waarschijnlijk het gespaarde eigenbijdrage-potje voor verkabeling geplunderd om Jeugdzorg te kunnen betalen. De extra gelden die in 2018 vanuit het Rijk beschikbaar kwamen voor verkabeling zijn dan wel leuk, maar als je vlak daarvoor je spaarpot hebt moeten omkeren vanwege een besluit uit datzelfde Den Haag, dan kan je alsnog je eigen bijdrage niet betalen met als gevolg dat de hoogspanningslijn ook nu blijft staan.

Een derde oorzaak is afkomstig van een Chinese markt op een stadsplein in Wuhan. Die zorgde er niet alleen voor dat de pagina over coronaringen op onze site sinds 2020 een vertwintigvoudiging van zijn populariteit zag, maar ook dat we met grotere zorgen kwamen te zitten dan wat draden boven de daken. Corona bracht in zijn kielzog een blijvende kostenverhoging mee vanwege bijvoorbeeld aanleg van ventilatie in scholen of armlastig geraakte sportverenigingen die geteisterd worden door ledentekorten en hoge energieprijzen. Wederom werden spaarpotten omgekeerd in diverse gemeentehuizen.

Maar de belangrijkste reden van allemaal is dat we op dit moment middenin de energietransitie zitten. Het net moet verzwaard worden, nieuwe kabels gelegd, trafostations uitgebreid en producenten en klanten moeten worden aangesloten. Elke ingenieur, kabellegger of bouwer die bezig is met aanleg van nieuwe noodzakelijke infra kan niet tegelijk ook worden ingezet voor een verkabelingsproject. Dat overal tekort aan vakmensen en personeel heerst en dat bouwmaterialen duur zijn betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden door gemeentes, netbeheerders, het Rijk en ook door de bouwbedrijven zelf. Schrijf je in op een tender voor een verkabeling als je je orderboekje al vol hebt met lucratievere nieuwbouw? 

Aen het einde van de dag kunnen we concluderen dat er weliswaar een stuk of tien verkabelingsprojecten in de lucht hangen (pun intended), maar dat er na vier jaar twee van de mogelijke 81 zijn voltooid. Drie stuks zijn actief in uitvoering nu, zij het vaak gecombineerd met een einde-levensduurtje en verzwaring, dus of daar primair verfraaiing de reden is valt te betwisten. De rest is vier jaar later nog steeds een papieren tijger. Met de huidige staat van het land is het logisch dat de prioriteiten verschoven zijn. Welvaartsstijging is veranderd in welvaartsbehoud. En dat de verbinding überhaupt werkt, ook al staat hij bovengronds, legt plotseling meer gewicht in de schaal dan het in tientallen jaren heeft gedaan. 

Afbeeldingen: de grafische weergave van de subsidieerbare tracédelen voor verkabeling kan je downloaden en over onze netkaart heen projecteren in Google Earth om zelf een blik te werpen op de situatie. Onder: tuinornament in Apeldoorn, verkabeld in 2015 en dus niet meetellend in ons onderzoek over de laatste vier jaar. 

19 april 2021 rworden in verschillende Europese landen regelmatig nieuwe spanningen geïntroduceerd, maar dat is vrijwel altijd DC. Zo zag België met Nemo en ALEGrO 400 kV en 320 kV onlangs op de netkaart verschijnen. Met wisselspanning is dat anders. Sinds de introductie van 380 kV in 1970 is er op hoogspanningsvlak geen enkele nieuwe spanning meer bijgekomen, tot nu. Recentelijk is tussen Brume en Trois-Ponts de allereerste 110 kV-lijn in dienst gegaan.

Waarom 110 kV? Elia heeft beslist op lange termijn het 70 kV-spanningsniveau te verlaten. Op de plaatsen waar 150 kV aanwezig is kan dit netvlak het overnemen. Op sommige plaatsen in het land is echter geen 150 kV-net aanwezig. De aansluitingen voorzien op 220 kV of 380 kV zou veel te kostelijk zijn, dus moest een andere netspanning gezocht worden. Vermits zowat alle buurlanden 110 kV gebruiken is hier een ruim aanbod van materieel (kabels, schakelaars, transfo's) op de markt beschikbaar. Dit gaf voor Elia de doorslag om 110 kV te verkiezen boven de gekende 70 kV.

Een eerste groot project van Elia België op 110 kV is de "Oostlus". Zoals de naam al zegt bevindt deze zich in het uiterste oosten van het land. In deze regio wordt al meer dan honderd jaar groene elektriciteit opgewekt in de stuwdammen van Heid-de-Goreux, Bütgenbach en Bévercé. De laatste jaren neemt de groene productie enorm toe door de talloze windturbines op zeer geschikte heuvelruggen en de vele PV-installaties bij de mensen thuis. De 70 kV-lijn Bévercé-Soiron-Luik uit 1930 kan deze vermogens niet aan en is bovendien aan vervanging toe. In plaats van de elektriciteit over relatief lange afstand over 70 kV te transporteren kiest Elia ervoor om in Brume aan te sluiten op de 380 kV.

Van daaruit worden de bestaande 70 kV-lijnen bestaande uit één draadstel naar Heid-de-Goreux, Bévercé, Bütgenbach en Amel omgevormd tot 110 kV-lijnen met twee draadstellen. Hoewel de bouw is aangevat met het traject Amel-Bévercé, begint de omschakeling naar 110 kV wel vanuit Brume, daar is de eerste 380/110kV transfo van 300 MVA geplaatst.

Vanuit Brume naar Trois-Ponts werd in de jaren '70 een 220 kV-lijn aangelegd. Deze is echter altijd op 70 kV gebruikt, maar wordt nu omgebouwd naar 110 kV. Het meest zuidelijke draadstel is intussen aangepast en in dienst gegaan op 110 kV, het noordelijke volgt in een volgende fase van de werf (foto 2).

In Trois-Ponts zelf is het hoogspanningsstation in twee stukken verdeeld, de ene kant is al op 110 kV gezet, de andere staat voorlopig nog op 70 kV. Op die manier kan men afhankelijk van de werffase kiezen tussen een 110 kV-voeding uit het westen of een 70 kV-voeding uit het oosten. 

De allereerste 110 kV distributietransfo staat dus in Trois-Ponts, het is een stevig exemplaar van 50 MVA (foto 3). Over enkele jaren zullen er gelijkaardige transfo's te vinden zijn in de andere hoogspanningsposten in het oosten van het land. Uiteraard volgen we hier bij HoogspanningsNet deze evoluties op de voet.

110kV is overigens niet helemaal nieuw in België. Tussen de twee Wereldoorlogen in waren in de Kempen tussen Mol en Stalen twee 110 kV-lijntjes aanwezig. Deze werden echter relatief snel omgebouwd naar 70 kV om zo in het landelijke net in te passen. Deze keer gaat het anders, nu is de 110 kV hier wel om te blijven.

Afbeeldingen: Foto's van het splinternieuwe netvlak(je) van 110 kV tussen Brume en Trois-Ponts. Hoewel het technisch gezien niets bijzonders is (er is nogal wat 110 kV op de wereld) is dit voor België een situatie die meer dan tachtig jaar niet is gezien. De netkaart krijgt er in de Ardennen weer een kleur bij

18 februari 2021 Congestie, de 'vluchtstrook van het hoogspanningsnet', netverzaringen, uitbreidingen en afgezegde sloop. Het zijn goede tijden voor geïnteresseerden in het transportnet. In het noordoosten van het land is de krapte het grootst. Dat vraagt om fikse plannen: Tennet sticht twee nieuwe 380/110 kV-stations, beide ingeknipt in de verbinding Zwolle – Meeden.

De afgelopen jaren hebben we het op deze plek wel vaker gehad over congestie, of over het verschil tussen een fysiek vol net, of een net dat zogeheten N-1 veilig bedreven kan worden. Voor het hoogspanningsnet geldt dat iedere enkelvoudige verstoring normaal gesproken nooit mag leiden tot een zogeheten onderbreking van de leveringszekerheid. In gewone taal: er mag gerust wat stuk gaan (een falend circuit, rail, trafo of schakelaar), maar er is altijd een backup, omweg of genoeg opvangruimte. Een goed streven, zeker omdat ook onderhoud dan redelijk makkelijk kan worden ingeroosterd. Maar het komt met een prijs: in een tweevoudig uitgevoerde verbinding (twee circuits) mag je nooit meer stroom laten lopen dan de topcapaciteit van één circuit. Als beide circuits het gewoon doen, kan je ze dan beiden maar tot maximaal 50% van hun ontwerpcapaciteit belasten. Dat is vanuit redundantie- en storingsoogpunt goed uit te leggen, maar het voelt eh.. tja, zo jammer als alles het wel gewoon doet, er geen onderhoud is en je die dubbele capaciteit voor niets aan de masten hebt bungelen.

Daar moest wat op gevonden worden. En dat kwam er in de vorm van een ontheffing van het N-1 criterium voor productie. Het betekent dat het net tijdelijk tot boven de N-1 veilige grens (de capaciteit van een losse component) benut mag worden op momenten met piekproductie van bijvoorbeeld zon- en windstroom. De producenten kunnen dan alsnog hun product blijven leveren en groene stroom kan maximaal worden benut, maar zodra er toch een probleem ontstaat in het net of zodra onderhoud een limiet opwerpt, is de voorwaarde dat producenten zonder pardon de wacht wordt aangezegd. Daardoor zal er niet alsnog overbelasting ontstaan op een overblijvende component zodat we toch weer in het donker komen te zitten. Het is een lapmiddel om de tijd te overbruggen tussen het nu en de indienstname van een noodzakelijke netverzwaring.

Want eerlijk is eerlijk, ook curtailment voor klanten en het tijdelijk mogen negeren van de N-1 voor producenten is niet ideaal. Het maakt het net gevoeliger voor storingen en het plannen van onderhoud is moeilijker. Op langere termijn, op weg naar een steeds meer all-electric samenleving, is er maar één ding dat structureel helpt en dat is netversterking. Waar 10 kV kraakt in zijn voegen is versterking met 20 kV nodig. En hetzelfde geldt voor plekken waar 110 of 150 kV het moeilijk heeft. Daar is extra koppeling met 220 kV of 380 kV nodig. Dat soort vraagstuken spelen landelijk, maar de koploper in dit probleem is de oostzijde van Drenthe en Groningen. Dat gebied kent 110 kV als transportnetspanning en het is momenteel alleen op de Eemshaven, op Weiwerd en op Meeden verbonden met 220 en 380 kV. De zuidelijke Veenkoloniën, heel Drenthe en een stuk Salland missen koppeling met 380 en zitten als het ware op een uitgebreid, bungelend 110 kV-net dat historisch vrij dun is en inmiddels op zijn tenen loopt. En laat nou juist dit gebied sterk in trek zijn voor grote zonneparken en andere energieprojecten zoals opslag en waterstof. 

Om een toekomstige krapte zoveel mogelijk te voorkomen is Tennet van plan om twee nieuwe 380/110 kV koppelstations in het gebied te stichten. Beiden ingeknipt in de verbinding Zwolle – Meeden, de enige 380 kV die tot in de wijde omtrek voorhanden is. Een en ander werd al geroddeld in het Investeringsplan en ZL-MEE is toch al een verbinding die op deze site schandal.. ehh, bovengemiddeld veel aandacht krijgt, dus eigenlijk is de inhoud van dit hele nieuwsbericht voor ingewijden en pylon geeks al lang geen echt 'nieuws' meer. Maar voor andere geïnteresseerden ligt dat uiteraard anders.

Het eerste station dat zal verschijnen is Ter Apelkanaal, waar door middel van drie koppeltrafo's ongeveer een gigawatt nieuwe koppelcapaciteit ontstaat tussen 110 en 380. Voor dit station is de ontwerpfase momenteel al bezig.

Het andere station loopt er iets op achter en daarvan zijn vandaag de tekentafelplannen wereldkundig gemaakt: het komt te staan aan de Boerdijk, net noordelijk van de A37 bij Veenoord. Daar staat al een 110 kV-station in de buurt, maar er is geen koppeling met de 380. Veenoord Boerdijk krijgt eveneens drie koppeltrafo's. De grote koppelcapaciteit (een poort in en uit het 110 kV-net) is momenteel nog niet mogelijk, want Zwolle – Meeden zit vol met eh.. nouja, check het netschema en begrijp dat men deze verbinding momenteel zelfs niet goed durft te verven. 'Henk, hij doet het, vooral niet aanzitten.' Maar de toekomst van het transport op 380 kV verandert in deze verbinding: vanwege vermindering van kolenstook in de Eemshaven en het gereedkomen van Noordwest-380 tussen de Eemshaven en Vierverlaten ontstaat er lucht op deze verbinding, die mooi van pas kan komen voor zowel productie als vraag.

Tennet heeft inmiddels animatiewebsites online gezet over deze twee stations die beiden tussen 2024 en 2026 moeten worden opgeleverd. De animaties leveren bij pylon geeks meteen een aanval van de hik op ('krijg nou conductor gallop, stuur die Brabantse masten even heel rap terug en fix wat bijpassends bij ZL-MEE, g..bvd') en ook strategisch valt er een en ander op af te dingen (hoezo: aansluiten Zandvliet style en met hangende isolators in de hoekmasten?), maar het grote plaatje is duidelijk. De komende jaren wordt het heet op 110 kV. En hoewel we met de ontheffing op het N-1 criterium voor producenten een poosje tijd kunnen kopen, moet worden voorkomen dat we in 2030 kunnen barbecueën op de distributietrafo's. De tijd van half werk lijkt voorbij, zelfs in een afgelegen boerengebied.

Afbeeldingen: twee schermafdrukken van de animaties van de twee nieuwe stations Ter Apelkanaal en Veenoord Boerdijk (klik voor de animatiesite van Tennet). Hecht overigens niet teveel waarde aan het precieze uiterlijk van de masten of plekken van de aansluitingen. Midden: zonnepanelen bij een hoogspanningsmast op Zwolle Harculo, foto door Michel van Giersbergen.