HoogspanningsNet - alles over hoogspanning op het het

Techniek

Mast van de Maand



Mast 32, 110kV Heerenveen - Rauwerd
----------------------------------------------
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog bouwde PEB aan een 110 kV verbinding van Lemmer naar Rauwerd om Noordwest Friesland van genoeg capaciteit te voorzien. In die tijd was er nog geen landelijk koppelnet. Tot 1952 was dit aan de zijde van Lemmer een steeklijk tot men dacht van we trekken de 110 kV met donaumasten door naar Vollenhove. Anderzijds was de zijde van Rauwerd tot 1970 een steeklijn waarna Friesland in dat jaar van een 110 kV ring voorzien werd omdat Lemmer - Rauwerd lang niet genoeg was voor een hele regio. Ook werd in 1970 halverwege de verbinding aftak Heerenveen-Omweg en verdeelstation Oudehaske gebouwd om de 110 kV aan te sluiten aan in bouw zijnde 220 kV ring van Vierverlaten naar Ens en Zwolle. En tevens voor aansluitingen met de 110 kV verbindingen naar Donkerbroek, Wolvega en Heerenveen. Wat voor sommige pyloon geeks verrassend interessant is aan dit type zijn de kleine verschillen tussen dit type en de hamerkoppen die we in Groningen en Drenthe tegenkomen. Deze maand door Bram Gaastra

Hoogspanning en gezondheid?

Antwoord op alle vragen vind je bij het RIVM (NL) of het Departement Leefomgeving (B).

HoogspanningsNet behandelt dit thema met opzet niet zelf. (Waarom niet?)

Geknetter en gebrom?

Geen zorgen, dat is normaal.

Mastverrommeling


Doet dit ook jouw tenen kromtrekken?


Zoek je de netbeheerder?

Dat zijn wij niet. Ga naar de website van TenneT TSO (NL) of Elia (B).




Of ga naar ENTSO-E voor het Europese samenwerkingsverband tussen netbeheerders.

Berichtenarchief

30 december 2021 In de wereld van zware hoogspanningslijnen (220 kV en hoger) zijn buismasten prestige-objecten. Technisch zijn ze niet gemakkelijk. Diverse Europese netbeheerders komen trots met een eigen buismast, de ene animatie en persfoto nog mooier dan de ander. Maar hoe is het nou eigenlijk echt met zware buismasten?

De afgelopen vijftien jaar heeft bijna iedere West-Europese netbeheerder wel een flirt gemaakt met een buismast op koppelnetniveau. Tennet kwam met de wintrack, Energinet plaatste onder andere Eagles van Bystrup, NationalGrid kwam met de T-pylon (een goeie zet in een land waar men thee bij het leven drinkt) en Amprion voerde een familielid van de Pylône Muguet wat 380 kV-steroïden. Alleen Elia heeft zich niet uit de tent laten lokken en hield het bij gespierd, rank vakwerk voor de nieuwste koppelnetuitbreidingen. 

In tegenstelling tot wat het simpele uiterlijk doet vermoeden, zijn buismasten best ingewikkeld. Voor kleine lijntjes, zeg eens tot 110 kV, zijn buismasten vandaag concurrerend of zelfs geschikter dan vakwerktorentjes. Ze bouwen vlot, zijn behoorlijk sterk en vragen minder onderhoud. Het is bij buismasten wel noodzakelijk dat je makkelijk op de bouwplaats kan komen met zwaar materiaal en met de verhoudingsgewijs grote mastdelen. In de bergen zijn buismasten daardoor nooit gangbaar geraakt. Boven een bepaald formaat veranderen de voordelen van buismasten ook in laagland steeds meer in nadelen. Voor spanningen vanaf 220 kV heb je hele grote masten nodig waardoor de kokers loodzwaar worden. Je zou het niet zeggen, maar buismasten zijn beduidend zwaarder dan vakwerkmasten. Aanvoer en transport, takelen en ook fabricage zijn dan al snel ingewikkeld maatwerk. Ook stelt een zware buismast andere eisen aan het fundament dan een vakwerkmast met een broekstuk. Kromtrekken is snel zichtbaar en onvergeeflijk. Krom plaatsen al evenzeer. En bij een grote buismast wordt een gesloten kokervorm, groter dan de bomen die we gewend zijn, al snel plomp in het landschap zodat je als ontwerper flink je best moet doen om technisch, praktisch en esthetisch wat van een zware buismast te maken. 

Buismasten op koppelnetniveau zijn daardoor eigenlijk een soort trofee van netbeheerders: 'kijk, tadaa, een buismast, kijk ons eens casual modern zijn'. De enige uitzondering op louter esthetiek is Tennets wintrack, die mede werd bedacht om de magneetveldcorridor zo smal mogelijk te maken. Van alle netbeheerders met een koppelnetbuismast is Tennet de enige die ermee ook een aantoonbare functionele troef in handen heeft. Wintracks zijn de afgelopen tien jaar in een handvol verbindingen gebruikt en daarmee is de wintrack een van de twee meest succesvolle zware Europese buismasten. Dat wil niet zeggen dat het pleit nu beslecht is, want inmiddels heeft Tennet ook weer een nieuwe vakwerkmast ontworpen voor Zuidwest-380. En zoals dat tegenwoordig in jongerentaal heet, er is ook wel eens een cringe op de Berg is geweest vanwege gênante problemen.

Wat is dan die andere succesvolle buismast? Die tref je aan op Jutland. Een oude lijn met schoorportalen werd er begin jaren 10 vervangen door een lijn zogeheten Eagles, van Bystrup. Een tweehonderd kilometer lang tracé. Omdat de Eagles een niet-tapse buis gebruiken is de fabricage makkelijker dan de scherpe wintrackkegels. Esthetisch is de Eagle een twijfelaar, dezelfde niet-tapse toren lijkt wat topzwaar. En exemplaren met een V-ophanging, zoals op de foto, lijken op grote boze emoticons. Eagles zijn inmiddels ook toegepast in een nieuwe interconnectie met Schleswig Holstein. Elders op Jutland is ook een lijn met gaffelmasten vervangen door buisgaffels, een ander ontwerp van Bystrup

NationalGrid dan. Die hadden enige tijd nodig om de T-pylon van de grond te krijgen (ook letterlijk, het ding is heel zwaar) maar sinds september zijn ze bezig met het eerste tracé in een echte verbinding. NationalGrid schreef een verkiezing uit en selecteerde uiteindelijk uit ruim 250 inzendingen dit ontwerp. En ja hoor, het winnende ontwerp was ingebracht door het datzelfde Bystrup van de Eagles. Men is van voornemen om ook de nieuwe kerncentrale op Hinkley Point aan te sluiten met T-pylons, maar de status van deze mast is op dit moment dat hij alleen in een kort proefstukje reeds in dienst is. 

Elia moest niks hebben van een buismast en in België staan nu stoere ranke vakwerkmasten in de nieuwe verbindingen. Maar 50Hertz, de tot de Elia-group behorende netbeheerder in voormalig Oost Duitsland, heeft het wel aangedurfd. Eerst was er sprake van een ontwerp dat het midden hield tussen een Eagle en een T-pylon, maar inmiddels hebben ze er ook maar even een windmolen bij afgezaagd en het resultaat is eh.. tja, laten we zeggen dat de CompactLine vooral in de hoogterichting zijn naam eer aandoet, want zo'n grote buishamerkop hebben we nog nooit gezien. Zelfs de railing valt maar nauwelijks op. 

Amprion moest er aanvankelijk ook niks van hebben. Amprion is een relatief stille netbeheerder die onder andere het Rührgebiet in handen heeft. Liever vertrouwen ze op bewezen vakwerk voor hun onovertroffen joekels van combi-combi-combimasten van soms vijf verdiepingen en wel zeventig meter hoog. Goed uit te leggen in een gebied dat het industriële hart van Europa vormt. Toch hebben ze zich bij de nieuwe interconnectie met Nederland laten verleiden tot een buismast, zodat het contrast met de wintracks komend vanuit Nederland aan de grens minder groot zou zijn. Want het zal je toch eens gebeuren dat men je ouderwets vindt… Amprion besloot de Pylône Muguet (een losjes verwante, grote mastenfamilie, populair over de hele wereld) 380 kV-steroïden te voeren en daarmee aansluiting te maken op de wintracks van Tennet. Maar dat was eigenlijk alleen verplaatsing van het probleem, want nu moest men in hun eigen concessie alsnog een overgang maken naar vakwerk. Duits als Amprion is pakte men dat pragmatisch aan. De Muguets zijn wit, dus als we nou ook eens de laatste paar vakwerkmasten wit verven, dan lijkt de overgang soepeler. En zo werd een nieuw gezegde geboren in hoogspanningsland: als je het allemaal even niet meer weet, dan verf je 'm toch wit?

Ook handig als je buurvrouw ten einde raad vraagt wat ze met haar onhandelbare zoontje aan moet, of als je collega moppert over een toenemend doorhangknelpunt van zijn buik.

Sinds het eenmalige project met de Muguet-buismasten heeft niemand Amprion opnieuw kunnen betrappen op buismastgebruik. Het lijkt erop dat de R&D bij Amprion nie wieder heeft gezegd, terwijl ze in Frankrijk juist oh la la hebben gemompeld. RTE France is de grootste netbeheerder van Europa en als grootste jongen op het schoolplein kan je natuurlijk niet achterblijven. Ook RTE is al jaren bezig met de ontwikkeling en uitrol van een eigen buismast die de opvolger van de Chats en Beaubourgs moet worden. Ondanks de Franse naam van de Pylône Muguet (Lelietje van Dalen) werd er een ander pad ingeslagen en er werd een nieuw ontwerp bedacht.

En daar is ie dan, Équilibre, een woord dat zoveel betekent als uitgebalanceerd, of evenwicht. Begin 2020 voor het eerst toegepast en inmiddels is twee weken terug de eerste verbinding opgeleverd die voor de helft van het tracé deze masten gebruikt. De mast is bedoeld om twee circuits van 400 kV te kunnen dragen en om zogeheten running angles te kunnen maken: lijnhoeken zonder afspanning. Dat is in België al niet zo gangbaar en in Nederland is het hoogst zeldzaam: alleen wintracks en 110kV IJC-cactusmastjes doen het regulier. Maar in met name zuidelijk Europa is het een vrij gangbaar gebruik. Het heeft als voordeel dat met een lichtere hoekmast kan worden volstaan die bovendien qua uiterlijk weinig tot niet afwijken van normale draag- of steunmasten. De hoogspanningslijn krijgt daardoor een rustiger, meer constante aanblik.

Dat is op papier tenminste het idee. In de praktijk lijken de bestaande exemplaren in de hoekposities doorhang te vertonen in de strak afgespannen isolators van de buitenbocht, waardoor de strakke kegelvorm aan één zijde naar binnen wordt getrokken. We hebben al wel vaker gezien dat buismasten onvergeeflijk zijn als ze net niet rechtop staan, kromtrekken of asymmetrisch raken door krachten. Hoe Équilibre er uiteindelijk uit zal zien tussen de Franse dorpjes en graanvelden zullen we aankomende zomer van dichtbij kunnen zien, niet ver van de Belgische grens. 

Het succes van een buismast hangt dus af van heel wat factoren. Noodzaak tot netuitbreiding of vernieuwbouw zijn van cruciaal belang, maar het ego van de netbeheerder en eventuele niet-esthetische redenen zoals bij wintracks spelen de belangrijkste bijrol. Techniek en kosten zijn opvallend achtergeschoven. En natuurlijk, na de eerste proefstukjes, is er het moment van de waarheid. Wat vinden de mensen er eigenlijk van? Een buismast, klein of groot, moet op zijn tenen lopen in een wereld die door vakwerk wordt gedomineerd. Vakwerkmasten hebben er genoeg aan om te worden gewaardeerd door een minderheid van de mensen. Maar buismasten moeten juist de meerderheid van de mensen tevreden stellen. Tussen techniek, esthetiek en waardering vind je slechts een flinterdun evenwicht. Wat dat betreft had RTE een vooruitziende blik.

Afbeeldingen: een greep uit de buismasten die we de afgelopen tien jaar zagen verschijnen. Van boven tot onder: wintracks van Tennet, Eagles van Energinet, een afgeleide van de Muguetfamilie door Amprion (hoekpositie) en een exemplaar van Équilibre, door RTE. Voor 220 kV en hoger kan je uit het hoofd nog bijhouden hoeveel buismastontwerpen er zijn, en in feite zegt dat al genoeg over hoe moeilijk het is om eentje tot een succes te maken.

04 december 2021 Datacenters. Ze hebben een groot stroomverbruik, zeker de zogeheten hyperscale exemplaren van tientallen hectares. 100 MW is geen uitzondering meer. De wenselijkheid van zulke grote jongens is een dossier op zichzelf, maar ook het aansluiten op het stroomnet is niet eenvoudig. Hoewel een zeker Amerikaans bedrijf met een F daar anders over dacht, zo blijkt uit pikante documenten. Is met genoeg geld zelfs ons net te koop? 

Datacenters hebben we allemaal nodig, anders kon je deze website ook niet bezoeken. Nederland is populair als vestigingsland door goede IT- en stroominfra. Er valt wel een boom op te zetten over hoe er moet worden voorkomen dat het landschap in een soort tetris verandert, en wat we vinden van het kolossale stroomverbruik ervan zodat datacenters de nieuwe groene procenten wind en zon direct opsoupperen. Aan die discussie wagen wij ons hier niet, maar harde MVA's omtrent de technische aansluiting zijn wel onze scope. Hoe sluit je een datacenter aan op een hoogspanningsnet dat op steeds meer plekken geplaagd wordt door transportschaarste? Goed nadenken over de locatie en dan een doelgerichte klantaansluiting maken in nauwkeurig overleg met de overheid en de netbeheerder? Ja, zo dachten wij ook dat het gedaan werd. Maar recente onthullingen schetsen voor het nieuwste beraamde datacenter van Facebook (pardon, Meta) vlakbij Zeewolde een heel ander beeld. Er hangt sinds vorige week een vissig luchtje in de polder.

Al een paar jaar gingen er wat roddels rond over een nieuw datacenter vlakbij Zeewolde. Een aansluiting op het plaatselijke 150 kV-net leek mogelijk op het bestaande trafostation van Zeewolde. Klantveld erbij, grondkabel eraan, en in overleg kijken of er capaciteit is. Het plan pruttelde enige tijd wat op de achtergrond. Maar afgelopen weken kreeg een en ander opeens met een vaartje momentum via een document van Gemeente Zeewolde, gevolgd door een ruim 2700 pagina's dik compilatiedocument. Wie die doorvlooide (onderschat nooit een groep bloedfanatieke pylon geeks) zag dat dat het inderdaad Facebook is. Het bedrijf geeft aan 120 MW aansluitcapaciteit te willen, op te schalen naar 200 MW. 

Tot zover niks aan de hand, totdat we bij pagina 2672 komen waar de de zienswijze van Tennet op dit alles stond vermeld. Tussen alle regels door kan je lezen dat men op de Berg zegt van 'hee ho wacht eens', 'daar weten wij niks van' en 'hoezo denk je dat dit zomaar'. Er is klaarblijkelijk niet gereageerd op locatiekeuzesuggesties en de klant gaat ervan uit dat de gevraagde, zeker niet geringe aansluitcapaciteit slechts een kwestie van een handtekeningetje is. Wie op de netkaart loert ziet dat de verbinding waar Facebook zijn oog op heeft laten vallen 416 MVA capaciteit per circuit heeft, maar ook dat die verbinding strategisch van cruciaal belang is voor de invoeding van Almere en de regio Amersfoort. Het is niet gezegd dat er nog transportruimte is voor een nieuwe klant die bijna net zoveel vermogen gebruikt als heel Almere. Het leek er dus op dat Facebook een soort can-do mentaliteit hanteerde en ervan uitging dat eventuele transportproblemen wel eventjes on the fly zouden worden gefixt.

Was dit al iets dat ons de wenkbrauwen deed optrekken, gisteren werd het allemaal nog brisanter. Omroep Flevoland had via NRC lucht gekregen van een WOB-verzoek dat door De Telegraaf was ingediend. De Wet Openbaarheid Bestuur is een ingebakken deurtje in de Nederlandse overheid waardoor ingezetenen, zowel burgers als instanties, transparantie kunnen eisen van overheidsorganen die een publieke taak uitvoeren. Het leverde een bundeltje van 59 pagina's interne communicaties en memo's op (bij de Rijksoverheid in te zien als PDF). Gevoelige informatie is zwartgelakt, maar genoeg andere zaken zijn leesbaar zijn gebleven. De documenten schetsen op pagina 2 en 3 een bijzonder beeld. Het lijkt erop dat Facebook, onder schuilnaam 'Tulip', al vanaf 2016 van plan was om een datacenter op die plek te bouwen, en ook precies op die plek. De normale manier van aansluiten, met een steeklijn op een bestaand station, vinden ze niet voldoende. Tulip wil een volledig nieuw, volwaardig klant-trafostation, midden in het Tennet-net, en niets minder dan dat. En als ze dat niet krijgen? Dan gaat Tulip voor straf naar een ander land.

Om hun eis sympathieker te laten lijken willen ze het nieuwe station zelf bouwen, zelf betalen en daarna voor niets overdoen aan Tennet om zo aan een paar andere wetten te blijven voldoen. Op het eerste gezicht klinkt een nieuw station voor nop  leuk, maar in feite worden het Ministerie van EZ en Tennet door Facebook onder druk gezet om de wettelijke principes te overtreden. Als geld betekent dat je zomaar invloed of voorrang op capaciteit kan kopen, dan druist dat in tegen het congestieprincipe, tegen netneutraliteit en ook tegen een hele trits rechtsbeginsels. Het zou tevens een precedentwerking kunnen scheppen. Als iedere partij met genoeg geld zomaar een station kan stichten en zo kan 'inbreken' op het hoogspanningsnet in ruil voor een voorkeursbehandeling, of vrijstelling van congestiemanagement (zoals in Zeewolde zeker optreedt bij dat vermogen), dan is het hek van de dam.

Deze methode past wel bij de beproefde handelswijze van techreuzen uit Silicon Valley. Dreigen met een onaangenaam gevolg is natuurlijk ook deels een lefstrategie, het is een vorm van kijken hoe ver ze kunnen gaan. Maar waar het grote geld of de grote namen om de hoek komen kijken is dus wel degelijk waakzaamheid nodig om ons zorgvuldig opgebouwde rechtsbeginsel, onze wettelijke kaders, onze leveringszekerheid en wederzijds vertrouwen in een fair speelveld te waarborgen.

Afbeelding: schets voor nieuw in te passen trafostation voor Facebook middenin de bestaande bovengrondse verbinding tussen ruwweg Kubbetocht en Zeewolde. Dat is nog niet in kannen en kruiken. Onder: schermafbeelding van een paar onfrisse bevindingen en passages uit de WOB-documenten die vrij zijn gekomen.

29 november 2021 Buiten is het maar een grijze bedoening en corona helpt ook niet bepaald mee in veldwerk doen. Er wordt intussen natuurlijk wel gewoon verbouwd in het net, maar in dat rijtje van wijzigingen zit een opvallend exemplaar: het verdwijnen van Barneveld 50 kV. Hoe zit dat, in tijden waarin elke MVA ongeacht de spanning goud waard is?

Wie op de netkaart loert (en dat kan je nooit genoeg doen) ziet dat de spanning 50 kV in Nederland twee verschillende gezichten kent. Op de meeste plekken zien we stervormige patronen, soms vermaasd, die aangeven dat 50 kV als distributienet wordt gebruikt. Fraaie voorbeelden zijn Soest, Driebergen en 's Graveland. Maar er zijn ook plekken waar 50 kV meedoet met de grote jongens en waar het een transportfunctie heeft. De kop van Noord Holland, de Zeeuwse 50 kV-ring en een lang bovengronds tracé door de Gelderse vallei zijn daar voorbeelden van. Op zulke plekken is 50 kV de ruggengraat van het net. Het is daar ingewikkeld om zomaar een station op te doeken, los van dat opdoeken sowieso maar zelden gebeurt. Toch is dit jaar een heus 50 kV-station in een transportnet verdwenen. Barneveld (est.1960) is veranderd in een 20 kV-station.

50 kV door 20 kV vervangen is het mantra van netbeheerder Liander. Ruim tien jaar geleden was Duiven van plan om op de lange termijn 50 kV compleet te willen elimineren. Wie inmiddels de nieuwste investeringsplannen erop naslaart ziet dat de soep niet meer zo heet wordt gegeten, want de wereld is veranderd en Liander is erachter gekomen dat de luxe uitgangspositie van 50 kV stapsgewijs vervangen door 20 kV niet meer lukt. Die 20 kV moet er zeker komen, maar op steeds meer plaatsen niet meer ten koste van 50 kV. Vanwege de toegenomen transportvraag is vervangen daar veranderd in behouden: alsnog die 20 kV aanleggen, maar nu voor erbij in plaats van ter vervanging van. 50 kV wordt zo lang als het technisch nog kan behouden (kwestie van einde levensduur componenten), zodat de capaciteit van het totale net groter blijft. Dat 50 kV zijn pensioen moet uitstellen zien we met name in delen van Noord Holland, waar in Zaandam bijvoorbeeld zelfs een splinternieuw 50 kV-station moet worden bijgesticht. 

Toch zijn er nog steeds plekken waar 50 kV wel verdwijnt. Medemblik en Angerlo verliezen die spanning, in Apeldoorn is hij al verdwenen in 2019. En op lange termijn (2030) worden mogelijk Bemmel en Culemborg naar 150 kV gebracht. Soms red je het even met wat knabbelen aan de N-1 en een provisorium achter de rhodondendron, maar in Barneveld was er nauwelijks mogelijkheid om aan de bestaande potten en pannen nog wat te verzwaren. Barneveld zat ingelust in een lange 50 kV transportverbinding tussen Ede en Harderwijk, waar ook Nijkerk nog in hangt. En die lijnen met ordegroottes 30 tot 40 MVA zaten aan hun taks: verzwaren is niet realistisch, maar beide stadjes bleven groeien in hun transportbehoefte. Dus okee Barneveld en Nijkerk, wie moet er van het net af? Strootje trekken?

Zo wordt het niet gespeeld, dus er is gekeken welk van de twee stadjes het makkelijkst op vers vermogen van elders kon worden aangesloten. Voor Nijkerk zou oplossing een grote operatie met een volledig nieuwe 150 kV-aansluiting betekenen. Maar voor Barneveld was het eenvoudiger, want de bestaande 150 kV-aansluiting van het plaatselijke industrieterrein Harselaar, redelijk in de buurt, bood mogelijkheden voor wat verzwaring. Als Barneveld 50/10 kV kon worden aangesloten met een nieuwe 20 kV kabel vanaf het bestaande 150/20 kV-station op het nabijgelegen industrieterrein, dan kon 50 kV vervallen, kon heel Barneveld uit de doorgaande hoogspanningslijn worden losgenomen, en kon Nijkerk weer opgelucht ademhalen.

Precies dat is gebeurd. Op Barneveld is een nieuw setje 20/10 kV trafo's geplaatst, er is een zware 20 kV kabel aangelegd naar Harselaar 150/20, en daarna zijn de 50 kV schakeltuin, de 50/10 kV trafo's en de aansluiting op de hoogspanningslijn weggehaald. 50 kV Ede – Barneveld – Nijkerk werd nu rechtstreeks Ede – Nijkerk, met een nieuw opstijgpunt (genomineerd voor de ducttape-award als je kijkt hoe die erbij staat) en daarmee is er netstrategisch een robuustere situatie bereikt, maar wel ten koste van een 50 kV transportstation. Nijkerk zit nu op Harderwijk met twee circuits en het lijkt erop dat bij normaalbedrijf een netopening in de verbinding met Ede zit, die bij behoefte natuurlijk kan worden gesloten.

Dergelijke vraagstukken zijn aan de orde van de dag in het hoogspanningsnet (ja, 50 kV, je mag meedoen). We zien het ook in de middenspanning en iedere keer is het noodzakelijk een goeie kennis van het net te hebben. De leeftijden en transportvermogens van componenten en verbindingen, de verwachte ontwikkelingen, veranderende omstandigheden en daarmee wijzigende no-regret maatregelen. De investeringsplannen staan er vol mee, ons forum ook, en je kan de komende decennia ook uitstekend een baan vinden in dit vakgebied. 

Afbeelding: nieuw opstijgpunt pal naast het voormalige 50 kV-station van Barneveld, foto door Ruben Schots. De eindmast, die vanwege de inlussing gedraaide traversen had, is nauwelijks aangepast en er zijn twee jukken met eindsluiters plompverloren onder dezelfde schuine hoek onder gezet. Eh… wat we als pylon geeks gewoonlijk zouden mompelen bij deze aanblik houden we maar voor ons, aangezien Barneveld niet de beste plek is om dat hardop uit te spreken. Onder: deel van de netkaart met de lange 50 kV transportlijn, die nu natuurlijk nog langer is geworden. Zo is het dan ook weer.

01 november 2021 Pak de netkaart, een stressballetje en een zak chips, het is zover: de landelijke en regionale netbeheerders in Nederland hebben vandaag hun nieuwe conceptversies van het Investeringsplan vrijgegeven. De inhoud is nog niet definitief, maar de investeringsplannen geven wel een prima indicatie van wat de netbeheerders verwachten dat er staat te gebeuren in hun concessies. 

Investeringsplannen zijn een wettelijke verplichting voor netbeheerders. Iedere twee jaar (minimaal) moet een netbeheerder een investeringsplan voorleggen aan de ACM. Maar het is in feite ook bedoeld voor andere netbeheerders, voor relevante overheidsorganen, voor zware klanten en voor investeerders. En jazeker, ook voor alle andere geïnteresseerde partijen in de netontwikkeling en netstrategie, waar we bij HoogspanningsNet ook onder vallen. Daarom kunnen deze plannen gratis worden ingezien ter leering ende vermaeck, maar vooral om een brede, gedegen blik te ontwikkelen van wat er de komende jaren staat te gebeuren aan renovaties, uitbreidingen, reconstructies en prognoses in het net.

Vroeger was er minder regie op dit proces en toen heetten dergelijke schrijfsels KCD- of KCP-documenten (Kwaliteits- en CapaciteitsDocument). We hebben er een archief van op deze site. Sinds een jaar of twee heeft de Nederlandse overheid de regels gelijkgetrokken en een frequentie en format afgedwongen, waardoor er vastigheid is ontstaan. Sindsdien is de term KCD verdwenen, maar de erfenis ervan niet: nog altijd volgen de investeringsplannen dezelfde opzet als die in de KCD-tijd gebruikelijk was. Ze bestaan telkens uit twee delen, niet verrassend een kwalitatief en een capaciteitsdeel. Het kwalitatieve deel bestaat iedere keer uit geneuz... eh, een verhandeling over assetmanagement, risicomatrices en flowcharts voor investeringsbeslissingen. Interessanter is het capaciteitsdeel: daarin staan de kaartjes, getallen, capaciteiten en plannen concreet beschreven. Voor pylon geeks is dat met het hart in de keel scrollen op zoek naar of die ene verbinding blijft bestaan en of er een nieuw station bij komt. Welke verbindingen en stations worden gebouwd, gewijzigd of gesloopt? Waar komt er een station, trafo of spanning bij? Zijn er interessante klantaansluitingen waarmee de netbeheerders rekening houden? En klopt dat ene getalletje op onze netkaart nog?

De investeringspannen die nu worden gepresenteerd zijn conceptversies. Dat is belangrijk om te weten. Het betekent dat het rapport een concept is waarin de netbeheerder in eerste instantie schetst wat zij zelf verwachten binnen hun net. Het kan zijn dat andere netbeheerders willen inzetten op een andere investering die niet overeenkomt met de schets van de netbeheerder wiens investeringspan het is. Daarvoor is de consultatiefase. In november kan iedere partij met een direct belang m.b.t. de informatie in het investeringsplan commentaar aandragen of een aanvraag doen tot nader overleg. Op die manier wordt gepoogd om in de uiteindelijke, definitieve versie (verwacht in de nawinter van 2022) ook echt te kunnen definiëren wat er staat te gebeuren zonder dat netbeheerders onderling voor verrassingen komen te staan die door miscommunicatie zouden zijn ontstaan. We schetsen een voorbeeld van dingen die afgestemd moeten worden. Stel dat Tennet ervan uitgaat dat bijvoorbeeld Liander een sanering van het 50 kV-net in een bepaald stuk van hun concessie wil doorvoeren en daardoor bestaande 150/50 kV trafovelden wil verbouwen naar 150/20 kV. Maar Liander zelf ziet de bui al hangen en heeft besloten alle bestaande capaciteit zo lang mogelijk te handhaven, zodat 20 kV niet meer in de plaats van 50 kV komt, maar er als het ware gewoon extra bij wordt gelegd. Dat heeft zijn weerslag op de koppelcapaciteit op het 150 kV-station en ook op de hoeveelheid ruimte die daar nodig is voor trafo's.

In de loop van vandaag en de komende paar dagen komen alle grotere netbeheerders in Nederland met een verplicht concept-investeringsplan, waarna deze de rest van de maand bij elkaar, bij andere partijen en bij de ACM op de stoep ligt voor een rondje onderlinge feedback. Op den duur zorgen wij er hier voor dat we de definitieve documenten voorhanden hebben om bij te zetten in ons groeiend archief. Tot die tijd, en zolang het nog concepten zijn en/of het wachten is totdat de serie compleet is, hotlinken we even naar de portalpagina's van de investeringsplannen zoals ze bij de netbeheerders zelf op de site worden geplaatst.

TenneT Concept-investeringsplan 2022 (directe download als PDF)
TenneT Concept-investeringsplan 2022 Net op Zee (directe download als PDF)

Liander Concept-investeringsplan 2022 (stroom en gas)
Liander Concept-investeringsplan 2022 (150 kV FGU-net in CBL)

Westland Infra Concept-investeringsplan 2022

Enexis Concept-investeringsplan 2022 (directe download als PDF)

Stedin concept-investeringsplan 2022 (nu met Zeeland, het voormalig Enduris/Deltagebied)

Rendo concept-investeringsplan 2022 (directe downloads als PDF)

Coteq concept-investeringsplan 2022

Heb je consultat.. eh, correlatie nodig na een nieuw stukje kennis uit de investeringsplannen? Praat dan mee op ons forum.

Afbeelding: deel van een pagina van het concept-investeringsplan van Liander, de eerste van de grotere netbeheerders die hem vanmorgen online zette. Dergelijke rapporten bevatten getallen, kaarten, tabellen en ook heel veel neuzel, maar wie een beetje thuis is in het elektriciteitsnet heeft er een waardevol kompas aan voor wat er de komende jaren staat te gebeuren.

14 oktober 2021 Elia heeft ze al: dwarsregeltrafo's om problemen met doortransport te voorkomen in het Belgische 150 kV-net. In Nederland, waar 150 kV is verdeeld in circa tien deelnetten, leek zoiets nauwelijks nodig. Maar inmiddels heeft ook Tennet plannen voor (meer) dwarsregeling op het 150 kV-niveau.

Congestie, curtailment, knelpunten, krapte op het net… well, that escalated quickly. Wanneer we op congestiekaarten kijken (die zijn er inmiddels in soorten en maten) zien we dat Nederland in een verontrustend tempo rood kleurt. Er is toenemend vraag is naar transportcapaciteit door elektrificatie (inductiekoken, warmtepompen en datacenters) maar er is ook meer aanbod door decentrale opwek met zon en wind. Het betekent telkens dat meer transportruimte nodig is. Bij laag- en middenspanning is dat vaak een kwestie van het netwerk verzwaren: dikkere draden, 20 kV introduceren, grotere koppeltrafo's of gewoon meer draden ernaast leggen. Bij hoogspanning is het capaciteitsvraagstuk ingewikkelder. In deze netten is transportruimte meer dan alleen een kwestie van draaddikte. Het hangt ook af van hoe de verbindingen precies lopen en waar de historisch gegroeide knooppunten in het netwerk zitten.

Even opfrissen uit de St(r)oomcursus. Het elektriciteitsnet bestaat uit een handvol niveaus of netvlakken (10 kV, 50 kV, etc.) die als hiërarchische lagen over elkaar heen liggen. Ze zijn aan elkaar verbonden met transformators. Een net of netvlak bestaat uit meerdere deelnetten die op dezelfde spanning worden bedreven en die een eindige geografisch omvang hebben, zoals een stad of een provinciedeel. Deze deelnetten van hetzelfde hiërarchisch niveau lijken sterk op elkaar en ze vullen schouder aan schouder de netkaart op, waar ze samen een netvlak vormen. Deelnetten zitten ieder voor zich vast aan een groter bovenliggend net dat een stap hoger in hiërarchie is. Zo is ieder netvlak een koppelend net voor het netvlak er pal onder, maar het is juist zelf een deelnet als je het bekijkt vanuit het netvlak dat er pal boven ligt.

Twee deelnetten die gelijk staan in hiërarchie en die dezelfde spanning voeren kan je rechtstreeks aan elkaar verbinden zodat er een groter deelnet met twee of meer koppelpunten met het bovenliggende net ontstaat. Er is helaas wel een probleem als je meer koppelpunten hebt, want dan ontstaat er een sluipweg voor vermogen dat eigenlijk in het koppelende net moet blijven. Dit wordt in jargon doortransport genoemd. Het gaat dan al gauw over aanzienlijke vermogens die fysiek ruimte opeisen in het net van lagere orde. Ruimte die niet meer kan worden gebruikt voor decentrale opwek of voor extra verbruikers. Het net toch weer opdelen in twee of meer kleinere deelnetten kan dit oplossen, maar er zijn gevallen waarbij dat moeilijk is. En nu komen we bij wat Elia in België al langer bemerkt en wat nu ook in Nederland een factor wordt: wat als je om technische redenen een net niet kán opknippen terwijl er toch overbelasting door doortransport ontstaat?

Lange tijd was Utrecht een netstrategisch zorgenkind. Maar sinds het opleveren van Breukelen 380/150 kV is de situatie verbeterd en hoeft de Centrale Lageweide niet meer verplicht te draaien als een van de drie inkomende 150 kV-lijnen in onderhoud is. Breukelen vormde een nieuw koppelpunt met de 380, en opeens werd doortransport mogelijk dwars door het 150 kV-net heen tussen Dodewaard, lelystad en Breukelen. En zo werd het ene probleem uitgeruild voor een ander. Utrecht is momenteel deel van het FGU-net, een groot 150 kV deelnet dat met vier koppelpunten onder de 380 hangt (Dodewaard, Doetinchem, Lelystad en Breukelen). Al jaren hing het in de lucht dat het FGU-net opgeknipt zou worden in kleinere deelnetten, zie ons artikel van 04 september. Utrecht blijft echter via Dodewaard, Breukelen en Lelystad gekoppeld. Dat kon niet anders, want door de historisch gegroeide vorm van het net zou het verbreken van de verbinding naar Dodewaard of naar Lelystad een te grote storingsgevoeligheid opleveren voor Almere, Amersfoort en Utrecht zelf. En het nieuwe station Breukelen was er natuurlijk ook niet voor niets neergezet, dus om die er meteen weer af te gooien… Kortom, met het stijgen van de vermogensstromen door het net en het zwaarder belasten van 380 kV, ontstond er in de regio Utrecht steeds meer krapte op het 150 kV-net terwijl een nieuwe netopening of het verdelen in twee kleinere 150 kV-deelnetten niet praktisch is.

Wat nu? We kunnen dus de sluipweg niet dichtzetten, maar net zoals bij verkeer kunnen we de sluipweg wel zo onaantrekkelijk mogelijk maken. En dat is wat een dwarsregeltrafo doet.

Vermogen op een wisselstroomnet volgt bij voorkeur de weg van de minste weerstand. Als je dus de weerstand, of met een net woord impedantie van een bepaalde verbinding een beetje kan aanpassen, kan je alsnog het vermogen voor een deel via een andere route sturen. Dat wordt gedaan met speciale transformators, dwarsregelaars of phase shifters geheten. Dat is een trafo die (speciale uitzonderingen daargelaten) niet echt transformeert: de primaire en secundaire zijde hebben dus dezelfde spanning. Hij kan dan binnen hetzelfde netvlak worden geplaatst. Maar wat hij wel kan is een beetje spelen met de piek in de spanning en de stroomsterkte op iedere fasedraad, en daarmee de impedantie van een aangesloten verbinding op verzoek iets verhogen zodat deze onaantrekkelijker raakt voor sluipverkeer. Daardoor krijgt een overbelaste verbinding minder vermogen voor zijn kiezen en loopt er juist meer vermogen via andere routes, of blijft het voor een groter deel in een hoger netvlak zitten bij gebrek aan een vlotte sluipweg. In Utrecht is dit een geschikte oplossing om toe te passen op trafostation Lageweide.

We waren bij HoogspanningsNet in de veronderstelling dat het een 150 kV-primeur was in Nederland. Dat blijkt niet helemaal het geval te zijn, er is in het verleden dwarsregeling in Delft geweest en vandaag is er dwarsregeling op Europoort en in Leiden. Een tip in onze mail en een summier zinnetje in een oud KCD uit 2013 dwingt ons ertoe terug te krabbelen en de oplettende lezer(s) te danken voor de correctie.

Dwarsregeling is de normaalste gang van zaken in het ENTSO-E koppelnet (Europa, 380/400 kV) om zogeheten loop flows te bevechten die over duizenden kilometers dwars over het hele continent lopen en kostbare ruimte bezetten. Netbeheerders zetten zulke trafo's graag aan de randen van hun concessiegebied. Maar intern in het regionale net zien we het zelden. Elia in België doet niet aan deelnetten in het 150 kV-netvlak en daar is men bezig dwarsregeling toe te passen om grote vermogensstromen tussen oost en west te dwingen vooral in de 380 te blijven. In Chièvres is er al een 150 kV dwarsregeltrafo in dienst en er komen elders nog een paar bij. Na de twee situaties op Europoort en Leiden, zie de correctie hierboven genoemd, gaat ook het FGU-net nu aan dwarsregeling geloven om op Lageweide de interne 150 kV sluipweg tussen Breukelen enerzijds en Lelystad/Dodewaard anderzijds minder aantrekkelijk te maken.

Het is geen toverstaf om krapte mee op te lossen, want je kan maar in beperkte mate spelen met fasehoekverdraaiing. Een vervanger voor netverzwaringen is het ook niet. Maar wat het wel is, is een no-regret methode om het bestaande net efficiënter te kunnen gebruiken zonder dat de storingsgevoeligheid omhoog gaat. De kans is groot dat we dwarsregeling over een tijdje ook in het 110 kV-net gaan zien, want er zijn meer plekken waar dwarsregeltrafo's kostbare tijd voor ons kunnen kopen. Tijd die nodig is om daadwerkelijke, fysieke veranderingen en verzwaringen te kunnen realiseren. 

Afbeeldingen: zware dwarsregeltrafo op Zandvliet, in het 380 kV-net. Midden: Utrecht is nu ook oranje op de capaciteitskaart van Netbeheer Nederland. Onder: hoe krap is het op het net? En wat gebeurt er als een verbinding wegvalt of als ik de weerstand van een verbinding verhoog? Ontdek het zelf met de Tennet Powerflow Simulator en word een echte zolderkamernetstrateeg. Wij bij HoogspanningsNet hebben het koppelnet van Nederland al kant en klaar voor je gebouwd in de simulator, je hoeft het alleen nog maar in te laden en stuk te mak.. eh, er lekker mee te stoeien om van te leren. 

De HoogspanningsNet Netkaart voor je PC, browser, tablet en telefoon.

– Altijd het net op zak.

Meer info Handleiding FAQ GIS/KML

Actuele load

Waar zijn de netprojecten?

Kijk waar de netuitbreidingen zijn!
Netuitbreidingskaart TenneT
Netprojecten Elia
TYNDP Europa door ENTSO-E

Credits en copyright

Creative Commons Licentie

Tenzij anders vermeld, bevindt de content op deze website zich onder een CC BY-NC-ND-licentie.

Lees de volledige disclaimer hier.