
11 februari 2022 ∙ Vandaag wordt met een persmomentje gevierd dat Enexis voor trafostation Emmen Weerdinge de zogeheten 'vluchtstrook van het elektriciteitsnet' in gebruik heeft genomen, om zo de congestie te bevechten. Dat woord is inmiddels een soort buzzword, we horen het wel vaker. Maar het elektriciteitsnet heeft helemaal geen rijstroken, alleen fasedraden en circuits. Wat wordt er technisch dan bedoeld met de vluchtstrook?
'De vluchtstrook is spitsstrook geworden.' En zo nog wel meer ronkende vergelijkingen die ons deze dagen om de oren vliegen, onder andere bij de NOS. Enexis, eigenaar van het (dunne) 10 kV-net in het oosten van Drenthe, heeft vandaag officieel de redundante capaciteit in het net beschikbaar gesteld voor hernieuwbare energieproductie. Dat vraagt om een persmomentje met de wethouder en de eindbaas van het netbedrijf op het terrein van Emmen Weerdinge, waar het 10 kV-net van Enexis is verbonden met het bovenliggende 110 kV-net van Tennet, waarin overigens soortgelijke problematiek speelt. Door de redundante capaciteit te benutten voor het aansluiten van extra zon- en windvermogen kan er meer vermogen door het bestaande net stromen en daardoor is sneller aansluiting van meer hernieuwbare energie mogelijk.
Maar wat is die vluchtstrook? Als je kijkt naar de grondkabel die je huis aansluit, dan zie je een grijze.. okee, laat maar, je ziet in elk geval één kabel binnenkomen. In die kabel zitten naar gelang de zwaarte van je aansluiting een fase- en een nuldraad, of drie fasedraden. In beide gevallen vormen ze één zogeheten circuit. Dat is een volwaardig samenstel van draden waarover elektrisch vermogen kan worden getransporteerd. En het is net als één waterleiding of telecomkabel: als is stuk is, dan is ie weg en heb je geen alternatief, ofwel een storing totdat het gerepareerd is. Zodra we in de middenspanning terechtkomen kan dat niet zomaar meer, daar is het gebruikelijk dat er redundantie in het netwerk zit. Redundantie betekent dat er extra capaciteit in het net beschikbaar is in de vorm van dubbel aangelegde of extra kabels, soms in ringvormen (zodat bij een breuk een andere route kan worden gebruikt) en alternatieve routes.
Een simpel voorbeeld. Als we naar een bovengrondse hoogspanningslijn kijken (en dat kan je nooit genoeg doen, zeggen wij hier), dan kan je een zekere vorm van redundantie met eigen ogen zien. Stel dat de lijn gewoon twee stations verbindt, zonder inlussingen of ander ingewikkeld gedoe. Er zijn dan in principe drie draden nodig om in een driefasensysteem vermogen te kunnen verplaatsen. Toch hangen er zes draden aan de meeste masten – twee groepen van drie. Het is niet zo dat er maar eentje onder spanning staat. Nee, ze zijn beide in gebruik, maar beiden mogen slechts tot 50% van hun theoretische topvermogen worden belast. Als er dan eentje uitvalt door storing of uit dienst moet voor onderhoud, dan kan het andere circuit alsnog het totale vermogen aan (tot 100%) zodat er geen uitval ontstaat. Met dit soort redundantie in je stroomnet kan je normaal gesproken de gevoeligheid voor storingen verminderen (er is immers een alternatief voorhanden), maar ook in de normale dagelijkse situatie is redundantie handig om te hebben.
Ook voor regulier onderhoud of voor verbouwingen moet immers de stroom eraf en als je dan een alternatief voorhanden hebt scheelt dat heel veel noodoplossingen. Het betekent dat er fysiek meer capaciteit in de grond ligt of aan de masten hangt dan bij een normale, onverstoorde situatie zonder onderhoud eigenlijk nodig is. Deze redundante capaciteit, die wordt in de pers nu aangeduid als de vluchtstrook. Een strook waar we normaal gesproken vanaf blijven, zodat hij er is als er een situatie ontstaat die erom vraagt en dan kan een storing of onderhoudsknelpunt ermee voorkomen worden. Zonder deze redundante capaciteit zou ons elektriciteitsnet vrijwel niet te bedienen zijn. (Meer weten? Neem eens een kijkje in de Stroomcursus.)
Maar de meeste tijd is er géén storing of onderhoud. En dan ligt die extra capaciteit daar maar stof te vangen. Maar het benutten van deze capaciteit kan je dus niet zomaar doen zonder dat je je netwerk lastiger te onderhouden en kwetsbaarder voor storingen maakt. Op zulke momenten kan je het wagen om een stukje van die capaciteit toch in te gaan zetten. De crux zit hem erin dat er alleen capaciteit wordt vrijgegeven voor extra productie. Dat betekent dat er meer zonne- en windstroom kan worden aangesloten, maar niet dat er meer warmtepompen of elektrische auto's op het net mogen. Door alleen productie toe te staan, en in geval van nood contractueel tegen de producent te mogen zeggen 'sorry, nu even niet', kan er meer groene stroom op het net worden ingevoed zonder dat het risico op storingen aan de vragende kant van het net groter wordt.
Daar was wel een wijziging voor nodig in een paar wetten en ook een beetje lef bij de netbeheerder, maar het lijkt erop dat deze proef bij Emmen Weerdinge spoedig navolging krijgt, ook in het hoogspanningsnet van Tennet. Een interessante ontwikkeling die in de categorie laaghangende drad.. eh, laaghangend fruit valt.
Afbeeldingen: nee, dit is geen vluchtstrook die eraan hangt, hoewel deze verbinding wel bij Emmen Weerdinge passeert. Dit is een combinatiemast met een meeliftend circuit. Waar het om gaat zijn de bovenste circuits, want die worden redundant bedreven. Door van zulke redundante circuits een stukje 'over'capaciteit alsnog te benutten, maar alléén voor overschotten aan productie, kan er efficiënter gebruik worden gemaakt van het net. Kijken we in een netschema, dan zien we dat in de zwaardere hoogspanningen (220 kV en hoger) vrijwel iedere component dubbel of driedubbel voorhanden is.
20 januari 2022 ∙ Wie deze dagen in Ridderkerk omhoog kijkt ziet lijnwerkers, machinerie en draadloze hoogspanningsmasten van de plaatselijke 50 kV-luchtlijn. Ofwel, het stinkt weer eens naar Rijksverkabeling in de Drechtsteden… Maar deze keer klopt dat niet, er komt namelijk geen vervangende kabel voor de lijn terug. De verbinding verdwijnt dus echt. In het licht van capaciteitsvraagstukken lijkt dat nogal vreemd. Wat is hier aan de hand?
De primaire reden voor sloop is natuurlijk dat de inwoners van Ridderkerk net iets minder hebben met hun powerskyline dan de gemiddelde gebruiker van deze website. Volgens RTV Ridderkerk was er al jarenlang sprake van beraming van deze sloop. Normaal gesproken betreft dat verkabeling: het vervangen van een bovengrondse lijn door een ondergrondse kabel. Dat gebeurt niet in Ridderkerk, hier is echt sprake van sloop. Er komt geen vervangende kabel terug en dat lijkt nogal vreemd in deze tijden waarin we juist met een tekort aan capaciteit zitten. Bestaande assets die eigenlijk einde levensduur waren, worden tegenwoordig eerder weer opgelapt zodat hun levensduur juist kan worden verlengd.
Onderhoud, bedrijf en uitbouw van een elektriciteitsnet is breder dan alleen capaciteitsvraagstukken. Ook storingsbestendigheid, beheersbaarheid van de kosten en de beschikbare hoeveelheid arbeidskrachten die aanpassingen kunnen doen zijn van belang. En natuurlijk ook de plaatselijke netsituatie. In een 10 kV-net kan je meestal volstaan met standaardoplossingen, terwijl verbouwingen in de hoog- en tussenspanning maatwerkklussen zijn waarbij een gedegen kennis van het netdeel, de gebruikte specifieke componenten, de historische wording en de strategische toekomstverwachtingen nodig zijn. Soms komen daar op het eerste gezicht rare beslissingen uit die toch te verdedigen blijken als je er dieper induikt.
De Drechtsteden zijn een 50 kV-bolwerk en het net is opgebouwd in een 150/50/13 kV cascade, waarbij het net historisch is gegroeid. 13 kV werd er gekoppeld met 50 kV, zodat er 50/13 kV trafo's zijn. Daarna werd 50 kV gekoppeld door 150 kV, waardoor er oom 150/50 kV trafo's kwamen. Er zijn dus geen 150/13 kV trafo's, zodat sinds het verschijnen van 150 kV met recht kan worden gesproken van een rol als tussenspanningsnet voor het 50 kV-net in het gebied. Het gevolg is dat het elimineren van 50 kV behoorlijk ingewikkeld is. Stedin overweegt dat op dit moment ook niet. Bestaande componenten worden wel steeds ouder en er is wel onderhoud nodig. Omdat er wereldwijd maar weinig gebruik wordt gemaakt van 50 kV (in Europa heeft naast Nederland alleen in oostelijk Denemarken een uitgebreid 50 kV-net) worden er door Stedin tegenwoordig hoofdzakelijk 66 kV-componenten gebruikt die dan maar iets beneden hun nominale waarde worden bedreven.
Het 50 kV-net in het Drechtstedengebied is een echt netvlak. Je kan via het 50 kV-net tussen verschillende koppelpunten met 150 kV reizen. Dat geeft in de praktijk problemen met doortransport. Elektriciteit die eigenlijk wordt geacht in het 150 kV-net te blijven neemt dan een sluipweg door het 50 kV-net en zorgt daar voor overbelasting. Om dat te voorkomen worden zogeheten netopeningen aangebracht: het 50 kV-net wordt dan opgedeeld in subnetten, telkens met één koppelpunt met het bovenliggende 150 kV-net. De netopeningen zijn in de praktijk gewoon verbindingen waarvan de vermogensschakelaars open worden gezet zodat de sluipweg bij dagelijks bedrijf onmogelijk is, maar bijvoorbeeld bij calamiteiten, onderhoud of storingen kan deze alsnog gesloten worden zodat er alsnog een alternatieve weg voorhanden is. Netopeningen zijn daardoor essentieel in een hiërarchisch net met gesloten netvlakken en meerdere spanningsniveaus.
Tussen Walburg en Slikkerveer bevindt (of bevond) zich een oude 50 kV-verbinding die de 50 kV-deelnetten achter 150/50 kV Krimpen en 150/50 kV Merwedehaven koppelde. Bij problemen op een van beide stations kon de verbinding dan bij springen, maar de rest van de tijd was dit in principe een 50 kV-sluipweg, zodat hij normaal gesproken als netopening werd gebruikt. Stedin had dat wellicht ook zo willen houden. Het probleem is dat deze verbinding een bovengronds hoogspanningslijntje is. Oorspronkelijk stond het olijke lijntje uit 1948 over zijn hele lengte bovengronds en daar was al wat aan geknabbeld aan beide uiteinden. Inmiddels stond alleen het middelste stuk van de lijn nog bovengronds. Precies het gedeelte dat dwars door het later gegroeide Ridderkerk heen loopt. Zoals overal waar hoogspanning ingesloten is geraakt door bebouwing is er dan de roep om verkabeling.
Voor de verbinding tussen Walburg en Slikkerveer zou het de aanleg van een nieuw kabeldeel vereisen. Omdat het een koppelverbinding betreft die bij normaal bedrijf geen functie heeft, en dus geen rol kan spelen in de capaciteits- en energietransitievraagstukken, en omdat hij in de toekomst waarschijnlijk ook capaciteit tekort zou komen wanneer de koppelfunctie nodig is, heeft Stedin geoordeeld dat hij in zijn geheel kan worden gemist. Het kan niet uit om te investeren in een vervangende koppelkabel die maar nauwelijks gebruikt zal kunnen worden. En zodoende zijn er deze weken boven Ridderkerk lijnwerkers te zien van Spie die de draden uit de masten halen en daarna de mastconstructies zelf afbreken. Later worden ook de fundamenten verwijderd. Natuurlijk komen er ondanks zorgvuldige strategische afwegingen van netbeheerders soms alsnog inschattingsfouten voor, zoals de sloop van Hoogeveen – Veenoord 110 kV in 2016 lichtjes demonstreerde, maar meestal weten de netbeheerders wat ze doen en gaat het gewoon goed. Immers, hoe vaak heb je nou eigenlijk geen stroom?
Afbeeldingen: Walburg – Slikkerveer is het één na laatste bovengrondse deel van wat ooit een uitgebreid 50 kV koppelnet was en waarvan gaandeweg steeds meer delen ondergronds kwamen te liggen. Toch is dit ietwat topzware mastje ook nog te vinden in een lange verbinding naar Klaaswaal en in Zeeland in de buurt van Goes. Er gaat door de sloop niet iets unieks verloren, behalve dan verschraling van de powerskyline van Ridderkerk. Foto door Michel van Giersbergen.
30 december 2021 ∙ In de wereld van zware hoogspanningslijnen (220 kV en hoger) zijn buismasten prestige-objecten. Technisch zijn ze niet gemakkelijk. Diverse Europese netbeheerders komen trots met een eigen buismast, de ene animatie en persfoto nog mooier dan de ander. Maar hoe is het nou eigenlijk echt met zware buismasten?
De afgelopen vijftien jaar heeft bijna iedere West-Europese netbeheerder wel een flirt gemaakt met een buismast op koppelnetniveau. Tennet kwam met de wintrack, Energinet plaatste onder andere Eagles van Bystrup, NationalGrid kwam met de T-pylon (een goeie zet in een land waar men thee bij het leven drinkt) en Amprion voerde een familielid van de Pylône Muguet wat 380 kV-steroïden. Alleen Elia heeft zich niet uit de tent laten lokken en hield het bij gespierd, rank vakwerk voor de nieuwste koppelnetuitbreidingen.
In tegenstelling tot wat het simpele uiterlijk doet vermoeden, zijn buismasten best ingewikkeld. Voor kleine lijntjes, zeg eens tot 110 kV, zijn buismasten vandaag concurrerend of zelfs geschikter dan vakwerktorentjes. Ze bouwen vlot, zijn behoorlijk sterk en vragen minder onderhoud. Het is bij buismasten wel noodzakelijk dat je makkelijk op de bouwplaats kan komen met zwaar materiaal en met de verhoudingsgewijs grote mastdelen. In de bergen zijn buismasten daardoor nooit gangbaar geraakt. Boven een bepaald formaat veranderen de voordelen van buismasten ook in laagland steeds meer in nadelen. Voor spanningen vanaf 220 kV heb je hele grote masten nodig waardoor de kokers loodzwaar worden. Je zou het niet zeggen, maar buismasten zijn beduidend zwaarder dan vakwerkmasten. Aanvoer en transport, takelen en ook fabricage zijn dan al snel ingewikkeld maatwerk. Ook stelt een zware buismast andere eisen aan het fundament dan een vakwerkmast met een broekstuk. Kromtrekken is snel zichtbaar en onvergeeflijk. Krom plaatsen al evenzeer. En bij een grote buismast wordt een gesloten kokervorm, groter dan de bomen die we gewend zijn, al snel plomp in het landschap zodat je als ontwerper flink je best moet doen om technisch, praktisch en esthetisch wat van een zware buismast te maken.
Buismasten op koppelnetniveau zijn daardoor eigenlijk een soort trofee van netbeheerders: 'kijk, tadaa, een buismast, kijk ons eens casual modern zijn'. De enige uitzondering op louter esthetiek is Tennets wintrack, die mede werd bedacht om de magneetveldcorridor zo smal mogelijk te maken. Van alle netbeheerders met een koppelnetbuismast is Tennet de enige die ermee ook een aantoonbare functionele troef in handen heeft. Wintracks zijn de afgelopen tien jaar in een handvol verbindingen gebruikt en daarmee is de wintrack een van de twee meest succesvolle zware Europese buismasten. Dat wil niet zeggen dat het pleit nu beslecht is, want inmiddels heeft Tennet ook weer een nieuwe vakwerkmast ontworpen voor Zuidwest-380. En zoals dat tegenwoordig in jongerentaal heet, er is ook wel eens een cringe op de Berg is geweest vanwege gênante problemen.
Wat is dan die andere succesvolle buismast? Die tref je aan op Jutland. Een oude lijn met schoorportalen werd er begin jaren 10 vervangen door een lijn zogeheten Eagles, van Bystrup. Een tweehonderd kilometer lang tracé. Omdat de Eagles een niet-tapse buis gebruiken is de fabricage makkelijker dan de scherpe wintrackkegels. Esthetisch is de Eagle een twijfelaar, dezelfde niet-tapse toren lijkt wat topzwaar. En exemplaren met een V-ophanging, zoals op de foto, lijken op grote boze emoticons. Eagles zijn inmiddels ook toegepast in een nieuwe interconnectie met Schleswig Holstein. Elders op Jutland is ook een lijn met gaffelmasten vervangen door buisgaffels, een ander ontwerp van Bystrup.
NationalGrid dan. Die hadden enige tijd nodig om de T-pylon van de grond te krijgen (ook letterlijk, het ding is heel zwaar) maar sinds september zijn ze bezig met het eerste tracé in een echte verbinding. NationalGrid schreef een verkiezing uit en selecteerde uiteindelijk uit ruim 250 inzendingen dit ontwerp. En ja hoor, het winnende ontwerp was ingebracht door het datzelfde Bystrup van de Eagles. Men is van voornemen om ook de nieuwe kerncentrale op Hinkley Point aan te sluiten met T-pylons, maar de status van deze mast is op dit moment dat hij alleen in een kort proefstukje reeds in dienst is.
Elia moest niks hebben van een buismast en in België staan nu stoere ranke vakwerkmasten in de nieuwe verbindingen. Maar 50Hertz, de tot de Elia-group behorende netbeheerder in voormalig Oost Duitsland, heeft het wel aangedurfd. Eerst was er sprake van een ontwerp dat het midden hield tussen een Eagle en een T-pylon, maar inmiddels hebben ze er ook maar even een windmolen bij afgezaagd en het resultaat is eh.. tja, laten we zeggen dat de CompactLine vooral in de hoogterichting zijn naam eer aandoet, want zo'n grote buishamerkop hebben we nog nooit gezien. Zelfs de railing valt maar nauwelijks op.
Amprion moest er aanvankelijk ook niks van hebben. Amprion is een relatief stille netbeheerder die onder andere het Rührgebiet in handen heeft. Liever vertrouwen ze op bewezen vakwerk voor hun onovertroffen joekels van combi-combi-combimasten van soms vijf verdiepingen en wel zeventig meter hoog. Goed uit te leggen in een gebied dat het industriële hart van Europa vormt. Toch hebben ze zich bij de nieuwe interconnectie met Nederland laten verleiden tot een buismast, zodat het contrast met de wintracks komend vanuit Nederland aan de grens minder groot zou zijn. Want het zal je toch eens gebeuren dat men je ouderwets vindt… Amprion besloot de Pylône Muguet (een losjes verwante, grote mastenfamilie, populair over de hele wereld) 380 kV-steroïden te voeren en daarmee aansluiting te maken op de wintracks van Tennet. Maar dat was eigenlijk alleen verplaatsing van het probleem, want nu moest men in hun eigen concessie alsnog een overgang maken naar vakwerk. Duits als Amprion is pakte men dat pragmatisch aan. De Muguets zijn wit, dus als we nou ook eens de laatste paar vakwerkmasten wit verven, dan lijkt de overgang soepeler. En zo werd een nieuw gezegde geboren in hoogspanningsland: als je het allemaal even niet meer weet, dan verf je 'm toch wit?
Ook handig als je buurvrouw ten einde raad vraagt wat ze met haar onhandelbare zoontje aan moet, of als je collega moppert over een toenemend doorhangknelpunt van zijn buik.
Sinds het eenmalige project met de Muguet-buismasten heeft niemand Amprion opnieuw kunnen betrappen op buismastgebruik. Het lijkt erop dat de R&D bij Amprion nie wieder heeft gezegd, terwijl ze in Frankrijk juist oh la la hebben gemompeld. RTE France is de grootste netbeheerder van Europa en als grootste jongen op het schoolplein kan je natuurlijk niet achterblijven. Ook RTE is al jaren bezig met de ontwikkeling en uitrol van een eigen buismast die de opvolger van de Chats en Beaubourgs moet worden. Ondanks de Franse naam van de Pylône Muguet (Lelietje van Dalen) werd er een ander pad ingeslagen en er werd een nieuw ontwerp bedacht.
En daar is ie dan, Équilibre, een woord dat zoveel betekent als uitgebalanceerd, of evenwicht. Begin 2020 voor het eerst toegepast en inmiddels is twee weken terug de eerste verbinding opgeleverd die voor de helft van het tracé deze masten gebruikt. De mast is bedoeld om twee circuits van 400 kV te kunnen dragen en om zogeheten running angles te kunnen maken: lijnhoeken zonder afspanning. Dat is in België al niet zo gangbaar en in Nederland is het hoogst zeldzaam: alleen wintracks en 110kV IJC-cactusmastjes doen het regulier. Maar in met name zuidelijk Europa is het een vrij gangbaar gebruik. Het heeft als voordeel dat met een lichtere hoekmast kan worden volstaan die bovendien qua uiterlijk weinig tot niet afwijken van normale draag- of steunmasten. De hoogspanningslijn krijgt daardoor een rustiger, meer constante aanblik.
Dat is op papier tenminste het idee. In de praktijk lijken de bestaande exemplaren in de hoekposities doorhang te vertonen in de strak afgespannen isolators van de buitenbocht, waardoor de strakke kegelvorm aan één zijde naar binnen wordt getrokken. We hebben al wel vaker gezien dat buismasten onvergeeflijk zijn als ze net niet rechtop staan, kromtrekken of asymmetrisch raken door krachten. Hoe Équilibre er uiteindelijk uit zal zien tussen de Franse dorpjes en graanvelden zullen we aankomende zomer van dichtbij kunnen zien, niet ver van de Belgische grens.
Het succes van een buismast hangt dus af van heel wat factoren. Noodzaak tot netuitbreiding of vernieuwbouw zijn van cruciaal belang, maar het ego van de netbeheerder en eventuele niet-esthetische redenen zoals bij wintracks spelen de belangrijkste bijrol. Techniek en kosten zijn opvallend achtergeschoven. En natuurlijk, na de eerste proefstukjes, is er het moment van de waarheid. Wat vinden de mensen er eigenlijk van? Een buismast, klein of groot, moet op zijn tenen lopen in een wereld die door vakwerk wordt gedomineerd. Vakwerkmasten hebben er genoeg aan om te worden gewaardeerd door een minderheid van de mensen. Maar buismasten moeten juist de meerderheid van de mensen tevreden stellen. Tussen techniek, esthetiek en waardering vind je slechts een flinterdun evenwicht. Wat dat betreft had RTE een vooruitziende blik.
Afbeeldingen: een greep uit de buismasten die we de afgelopen tien jaar zagen verschijnen. Van boven tot onder: wintracks van Tennet, Eagles van Energinet, een afgeleide van de Muguetfamilie door Amprion (hoekpositie) en een exemplaar van Équilibre, door RTE. Voor 220 kV en hoger kan je uit het hoofd nog bijhouden hoeveel buismastontwerpen er zijn, en in feite zegt dat al genoeg over hoe moeilijk het is om eentje tot een succes te maken.
04 december 2021 ∙ Datacenters. Ze hebben een groot stroomverbruik, zeker de zogeheten hyperscale exemplaren van tientallen hectares. 100 MW is geen uitzondering meer. De wenselijkheid van zulke grote jongens is een dossier op zichzelf, maar ook het aansluiten op het stroomnet is niet eenvoudig. Hoewel een zeker Amerikaans bedrijf met een F daar anders over dacht, zo blijkt uit pikante documenten. Is met genoeg geld zelfs ons net te koop?
Datacenters hebben we allemaal nodig, anders kon je deze website ook niet bezoeken. Nederland is populair als vestigingsland door goede IT- en stroominfra. Er valt wel een boom op te zetten over hoe er moet worden voorkomen dat het landschap in een soort tetris verandert, en wat we vinden van het kolossale stroomverbruik ervan zodat datacenters de nieuwe groene procenten wind en zon direct opsoupperen. Aan die discussie wagen wij ons hier niet, maar harde MVA's omtrent de technische aansluiting zijn wel onze scope. Hoe sluit je een datacenter aan op een hoogspanningsnet dat op steeds meer plekken geplaagd wordt door transportschaarste? Goed nadenken over de locatie en dan een doelgerichte klantaansluiting maken in nauwkeurig overleg met de overheid en de netbeheerder? Ja, zo dachten wij ook dat het gedaan werd. Maar recente onthullingen schetsen voor het nieuwste beraamde datacenter van Facebook (pardon, Meta) vlakbij Zeewolde een heel ander beeld. Er hangt sinds vorige week een vissig luchtje in de polder.
Al een paar jaar gingen er wat roddels rond over een nieuw datacenter vlakbij Zeewolde. Een aansluiting op het plaatselijke 150 kV-net leek mogelijk op het bestaande trafostation van Zeewolde. Klantveld erbij, grondkabel eraan, en in overleg kijken of er capaciteit is. Het plan pruttelde enige tijd wat op de achtergrond. Maar afgelopen weken kreeg een en ander opeens met een vaartje momentum via een document van Gemeente Zeewolde, gevolgd door een ruim 2700 pagina's dik compilatiedocument. Wie die doorvlooide (onderschat nooit een groep bloedfanatieke pylon geeks) zag dat dat het inderdaad Facebook is. Het bedrijf geeft aan 120 MW aansluitcapaciteit te willen, op te schalen naar 200 MW.
Tot zover niks aan de hand, totdat we bij pagina 2672 komen waar de de zienswijze van Tennet op dit alles stond vermeld. Tussen alle regels door kan je lezen dat men op de Berg zegt van 'hee ho wacht eens', 'daar weten wij niks van' en 'hoezo denk je dat dit zomaar'. Er is klaarblijkelijk niet gereageerd op locatiekeuzesuggesties en de klant gaat ervan uit dat de gevraagde, zeker niet geringe aansluitcapaciteit slechts een kwestie van een handtekeningetje is. Wie op de netkaart loert ziet dat de verbinding waar Facebook zijn oog op heeft laten vallen 416 MVA capaciteit per circuit heeft, maar ook dat die verbinding strategisch van cruciaal belang is voor de invoeding van Almere en de regio Amersfoort. Het is niet gezegd dat er nog transportruimte is voor een nieuwe klant die bijna net zoveel vermogen gebruikt als heel Almere. Het leek er dus op dat Facebook een soort can-do mentaliteit hanteerde en ervan uitging dat eventuele transportproblemen wel eventjes on the fly zouden worden gefixt.
Was dit al iets dat ons de wenkbrauwen deed optrekken, gisteren werd het allemaal nog brisanter. Omroep Flevoland had via NRC lucht gekregen van een WOB-verzoek dat door De Telegraaf was ingediend. De Wet Openbaarheid Bestuur is een ingebakken deurtje in de Nederlandse overheid waardoor ingezetenen, zowel burgers als instanties, transparantie kunnen eisen van overheidsorganen die een publieke taak uitvoeren. Het leverde een bundeltje van 59 pagina's interne communicaties en memo's op (bij de Rijksoverheid in te zien als PDF). Gevoelige informatie is zwartgelakt, maar genoeg andere zaken zijn leesbaar zijn gebleven. De documenten schetsen op pagina 2 en 3 een bijzonder beeld. Het lijkt erop dat Facebook, onder schuilnaam 'Tulip', al vanaf 2016 van plan was om een datacenter op die plek te bouwen, en ook precies op die plek. De normale manier van aansluiten, met een steeklijn op een bestaand station, vinden ze niet voldoende. Tulip wil een volledig nieuw, volwaardig klant-trafostation, midden in het Tennet-net, en niets minder dan dat. En als ze dat niet krijgen? Dan gaat Tulip voor straf naar een ander land.
Om hun eis sympathieker te laten lijken willen ze het nieuwe station zelf bouwen, zelf betalen en daarna voor niets overdoen aan Tennet om zo aan een paar andere wetten te blijven voldoen. Op het eerste gezicht klinkt een nieuw station voor nop leuk, maar in feite worden het Ministerie van EZ en Tennet door Facebook onder druk gezet om de wettelijke principes te overtreden. Als geld betekent dat je zomaar invloed of voorrang op capaciteit kan kopen, dan druist dat in tegen het congestieprincipe, tegen netneutraliteit en ook tegen een hele trits rechtsbeginsels. Het zou tevens een precedentwerking kunnen scheppen. Als iedere partij met genoeg geld zomaar een station kan stichten en zo kan 'inbreken' op het hoogspanningsnet in ruil voor een voorkeursbehandeling, of vrijstelling van congestiemanagement (zoals in Zeewolde zeker optreedt bij dat vermogen), dan is het hek van de dam.
Deze methode past wel bij de beproefde handelswijze van techreuzen uit Silicon Valley. Dreigen met een onaangenaam gevolg is natuurlijk ook deels een lefstrategie, het is een vorm van kijken hoe ver ze kunnen gaan. Maar waar het grote geld of de grote namen om de hoek komen kijken is dus wel degelijk waakzaamheid nodig om ons zorgvuldig opgebouwde rechtsbeginsel, onze wettelijke kaders, onze leveringszekerheid en wederzijds vertrouwen in een fair speelveld te waarborgen.
Afbeelding: schets voor nieuw in te passen trafostation voor Facebook middenin de bestaande bovengrondse verbinding tussen ruwweg Kubbetocht en Zeewolde. Dat is nog niet in kannen en kruiken. Onder: schermafbeelding van een paar onfrisse bevindingen en passages uit de WOB-documenten die vrij zijn gekomen.