18 december 2019 ∙ Een vermogenstransformator faalt zelden, maar het kan wel. Gisteren ontstond er brand in een 380/150 kV-koppeltrafo op station Doetinchem Langerak. Hoewel de schade in de miljoenen loopt, viel de stroom nergens uit. Het nut van redundantie in het hoogspanningsnet werd uitstekend gedemonstreerd.
Men had in de Achterhoek net het avondeten op toen het licht een paar tellen knipperde. Daarna herstelde het zich. De rest van de avond verliep op het eerste gezicht normaal en pas toen er een NL-Alert vanwege rookontwikkeling binnenliep, werd duidelijk wat er eerder die avond was gebeurd. Op trafostation Doetinchem Langerak was kortsluiting ontstaan binnenin een van de twee koppeltrafo's waarmee het regionale 150 kV-net aan het landelijke 380 kV-net is verbonden. De trafo werd direct automatisch losgenomen, maar de olie binnenin de trafo vatte vlam en de machine veranderde in een brandend karkas van olie, papier en gloeiend metaal, vlakbij een vermogen aan elektriciteit.
Om veilig te kunnen blussen moest de hele 380 kV-schakeltuin spanningsloos worden gemaakt. Tennet hanteert vrijwel overal in het net dat er N-1 redundantie is: iedere willekeurige enkelvoudige storing (één component) kan/mag uitvallen zonder dat een stroomstoring ontstaat. Maar een heel station losnemen is een operatie waar N-1 niet tegen is opgewassen. Toch ging nergens het licht uit. Gisteren werd de stroomvoorziening gered doordat het net niet alleen redundant is, maar ook in ringvormen is aangelegd. Wie op de netkaart of het netschema kijkt, ziet dat vermogen vrijwel altijd via twee of meer wegen aangevoerd kan worden naar een trafostation. Ook kan het via twee kanten de kring worden rondgeleid. Je kan zien dat het 150 kV-net ook zonder koppeling met de 380 tijdelijk terug kan vallen op invoeding vanuit Woudhuis – Zutphen en vanuit Zevenaar. Deze verbindingen zijn dubbel uitgevoerd (twee circuits) en ze hadden voldoende capaciteit om de Achterhoek te kunnen dragen, ook zonder de 380/150 kV-koppeling op Doetinchem. De overgebleven koppeltrafo's op Lelystad en Dodewaard moesten er na het losnemen van heel Doetinchem-380 wel wat harder tegen werken om het hele deelnet van invoeding te blijven voorzien, maar per saldo leverde het nergens een probleem op.
De gesneuvelde trafo is een Smit 500 MVA driewikkelaar voor primair 380 (400) kV en secundair 150 kV. De derde wikkeling bedient een compensatiespoel op 50 kV. Dit type trafo is een van de werkpaarden van het Nederlandse koppelnet, maar zo'n exemplaar weegt ruim 320 ton en dan moet de olie (in totaal 155 ton) er ook nog in. Naast het überhaupt voorhanden hebben van een reserve-exemplaar is het transport ervan een flinke operatie. Het opruimen van de schade, herstelwerken en het aanvoeren van een nieuwe trafo kan wel een aantal maanden gaan duren. De balans voor Tennet? Ruim € 6.500.000,- voor een nieuwe trafo plus de bezorgkosten (de monteur gaat pas weg als uw apparaat volledig functioneert), maar wat ons betreft ook een pluim voor de robuuste netstrategie die zich gisteren uitbetaald heeft.
Afbeelding: een identieke Smit 500 MVA 380/150 kV koppeltrafo op een ander trafostation (trafo rechts, links de koellichamen). De trafo is een ondeelbaar object en zo'n ding verplaatsen en bedrijfsklaar opleveren kost net zoveel als een koophuis in Amsterdam. Onder: deel van het netschema, met Doetinchem (grijs) opzettelijk onbeschikbaar gezet. Merk op dat de 150 kV van Gelderland meer invoedingspunten heeft. Het was wat harder werken voor de overgebleven trafo's, maar er ontstonden geen problemen.
04 december 2019 ∙ Het universiteitsstadje Wageningen is deze weken een plek van uitersten op elektriciteitsgebied. Deze dagen valt het doek voor acht mastposities van de oudste hoogspanningslijn van Nederland. En dat terwijl aan der andere kant van het stadje juist een primeur wordt opgeleverd: Qirions eerste volledig prefab 20 kV-ready trafostation.
Nederland kent Wageningen van de universiteit, maar pylon geeks kennen het stadje vooral als een hotspot van nethistorie. De oudste nog bestaande hoogspanningslijn van Nederland heeft er zijn hoogtepunt (letterlijk, de Zwarte Giraf). Maar de tijd staat niet stil. Een deel van die 50 kV-verbinding wordt verkabeld vanwege stadsuitbreiding en groei van de universiteit (zie ook ons artikel van een jaar terug) en de vervangende grondkabel staat al op de netkaart. Het gevolg is echter nog steeds een onaangename aanblik: haspels XLPE, graafwerk en schaarmasten uit 1929 die met het geluid van krijsend en knappend staal in hydraulische knippers in containers verdwijnen. Beslist geen reden voor een feestje.
Toch was er vandaag een partytent te vinden aan de voet van mastpositie 24. De gemeente Wageningen en de universiteit van Wageningen betalen elk een deel van de operatie. (Voor studerende pylon geeks aan de WUR: ja, dáár gaat dus je collegegeld heen.) Op de plek waar de stake van de gemeente en die van de universiteit elkaar tegenkwamen staat (of nouja, stond) mastpositie 24. Daar werd door Qirion een formeel momentje opgetuigd. Een fotoshoot, een drone, gelach en geklap terwijl men voor de foto de beide knipkranen in slagorde om de mastvoeten heen liet grepen zonder direct door te bijten, als een bijl aan de voet. Welja, de schaamteloosheid… Daarna was het opmerkelijk vlot gebeurd en nu resten er alleen nog twee betonblokken en een container met in stukken gehakt hoogspanningslijk onder het maanlicht. Dat negentig jaar trouwe dienst zo eindigt. Tja, natuurlijk, het is maar staal – maar je zit hier wel tussen pylon geeks.
Groot is het contrast met wat Qirion aan de andere kant van het stadje juist doet: een elektriciteitsprimeur opleveren. Het eerste volledig prefab 20 kV-ready trafostation wordt geplaatst op een terrein naast de universiteitscampus. Vloer, muren, alle 17 velden, alles is prefab gebouwd en hoeft alleen nog op zijn plek te worden gezet. Daardoor is het hele station in slechts twaalf weken gebouwd vanaf de eerste heipaal tot het stickertje van de kinderpostzegels op de deur. Veel sneller dan met traditioneel metselwerk kon zijn gedaan. Geen luxe, want als de enegietransitie momentum krijgt zijn er vele tientallen tot misschien wel meer dan honderd van zulke stations nodig in slechts een jaar of tien tijd.
Afbeeldingen: wat we als pylon geeks kennen als de Kapitein Haak-scène: aan een touw hangen boven de piranha's. Een ongemakkelijk gezicht, met name voor mensen die enige neiging tot antropomorfisme hebben, zoals jongere kinderen. Meer foto's op ons forum. Aan de andere kant van de stad verhult en is dit weinig sexy gebouwtje een primeur: Qirions eerste volledig prefab 20 kV-ready trafostation van Nederland.
21 november 2019 ∙ Hooogspanningsmasten als constructies classificeert men niet naar de netspanning van de circuits, maar naar het zogeheten mastmodel. Dat wordt bepaald door de ruimtelijke vorm waarin de circuits aan het mastlichaam hangen. Waarom wordt dit eigenlijk gedaan? En hoe waterdicht is dat?
Hoogspanningslijnen heb je in soorten en maten. Enige classificatie met naamgeving is nodig, zodat ingenieurs, constructeurs en pylon geeks weten dat ze het over hetzelfde ding hebben. Op het eerste gezicht lijkt het logisch om de netspanning te gebruiken, maar die zegt verrassend weinig over de mastconstructies. Hooguit kan je globaal afleiden hoe groot de masten ongeveer zijn. Het mastmodel, oftewel de ruimtelijke vorm waarin de draden hangen als je recht op het mastbeeld of een circuit kijkt, herbergt voor ingewijden veel meer informatie. Het vertelt iets over hoe hoog de mast ongeveer zal zijn, hoe de masten eruitzien, hoe aftakkingen te realiseren zijn, hoeveel circuits er nominaal hangen, hoe breed het magneetveld ongeveer is, hoe een fasenwissel eruit zal zien en dat zelfs zonder een foto of mastbeeldtekening. Geen wonder dat enige parate kennis hiervan tot de standaardbagage van bijna alle pylon geeks behoort.
Hier op HoogspanningsNet word je doodgegooid met termen als de donauvorm, tonconfiguratie, deltamast of hamerkop. Namen die haast een beetje speels klinken, maar niets is minder waar. De meeste van deze aanduidingen zijn al heel oud (tot over een eeuw) en ze worden breed gedragen in de engineering. Sommige termen zijn universeel (donau is in elke taal donau), anderen hebben in elke taal een eigen woord dat telkens hetzelfde betekent (ton, tønde, fat, barrel). Hier bij HoogspanningsNet gebruiken we een classificatiemodel dat grotendeels overeenkomt met de internationale consensus, maar met een paar kleine aanpassingen. Dat mag, want het is geen exacte wetenschap. In de praktijk zijn er grensgevallen en er zijn ook combinaties die geen eigen naam hebben, maar die wel kunnen worden benoemd als (tja) combinaties van twee of meer configuraties. Probeer het maar eens uit met het classificatiemodel als flowchart (die hebben we als poster).
Waarom is dat nou handig? Stel, je rijdt door het landschap en dan kom je opeens zoiets tegen als op de foto bovenin dit artikel. Leg dat maar eens uit aan de telefoon. Toch is dit voor een pylon geek heel makkelijk – dit is een combinatiemast, en wel eentje met één circuit in de tonvorm en de andere zijde twee circuits in de donauvorm boven elkaar afgemonteerd. Een andere pylon geek (of een ingenieur, of beide tegelijk) zal dan misschien denken 'what the flutter', maar hij begrijpt direct wat er in de berm staat, zonder een foto nodig te hebben. Met andere woorden, wie het betrekkelijk simpele systeem van mast- en circuitclassificatie in de vingers heeft, kan een mastbeeld (en alle kennis die achter het woord schuilgaat) simpel, snel en effectief overbrengen.
Afbeeldingen: west van Riga (Letland) staat een verbinding met een 330 kV-circuit in de tonvorm, terwijl de andere zijde van de mast in gebruik is voor tweemaal 110 kV in de donauvorm verticaal boven elkaar. Wie een beetje kennis heeft van circuitconfiguraties kan heel wat exotische dingen is in één zin benoemen. Onder: mast- en circuitclassificatie als flowchart, klik voor een vergroting of download als PDF.
31 oktober 2019 ∙ Hoewel ons focusgebied eigenlijk Noordwest Europa is (de landen rondom de Noordzee in de ruime zin van het woord) kijken we af en toe ook wel eens wat verder weg als daar aanleiding toe is. Deze week gaat er letterlijk heet aan toe in Californië. Ook voor het plaatselijke elektriciteitsnet.
Elk jaar zijn er bosbranden in Californië door blikseminslag, onachtzaamheid en brandstichting. Een deel van de branden wordt ook veroorzaakt doordat bij storm (zoals afgelopen weekend) bomen in de houten middenspanningslijnen vallen waardoor vonken ontstaan. Maar dit jaar is die beschuldiging ongewoon fel van toon: netbeheerder Pacific Gas & Electric (PG&E) zit inmiddels diep in de problemen door de branden. Hoe kon dit gebeuren?
In tegenstelling tot de situatie in Europa is er in Amerika geen wet die onafhankelijk netbeheer regelt. De scheiding tussen productie en transport, iets wat we hier al sinds 1998 in de wet hebben, is daar niet vanzelfsprekend. De netsituatie in het gebied van PG&E lijkt op die van ons van decennia geleden. Per gebied is alles is in handen van één energiebedrijf (productie, transport, handel en facturering) en als aangeslotene heb je geen keus. Het energiebedrijf is monopolist op zijn eigennet. Maar dat is ook een risico: levert zo'n bedrijf niet, dan is het zelf aansprakelijk voor alles wat mis gaat in de hele keten.
Bomen die in de lijnen vallen zijn onafwendbaar. De schaal van het gebied, de bodemgesteldheid, de kosten en ook de Amerikaanse cultuur laten nauwelijks een grondkabelnet toe. Maar er zijn ook beschuldigingen rond de staat van onderhoud van de verbindingen. Als een lijn matig is onderhouden, bezwijken de palen eerder en kan hij ook meer branden veroorzaken.
Brand verwoest niet alleen het bos, maar ook de elektriciteitslijnen zelf: houten palen branden af en draden veranderen in onbruikbare stukken aluminium. En dan is er nog het probleem van afschakeling: om meer branden te vermijden heeft PG&E inmiddels op heel wat verbindingen de elektriciteit preventief uitgeschakeld. De NOS bericht over afschakelingen die mogelijk oplopen tot twee miljoen klanten – boze mensen die met schades zitten en die ook gaan claimen.
Wie in Nederland een KCD uit de kast trekt, treft in de eerste hoofdstukken steevast verhandelingen aan over asset-inventarisaties met conditiescores en preventieve vervangingsprogramma's. In Amerika is de cultuur eerder run2fail: de zaak draait, niet aanraken en als er wat stuk gaat repareren we het gewoon. Is dat slechter of beter? Dat is cultuur- en omgevingsafhankelijk. Maar het is een feit dat onafhankelijk netbeheer zoals we dat hier kennen ook helpt in het robuuster maken van de keten van bedrijven die zich ermee bezig houden. We houden een schuin oog op hoe het verder gaat bij PG&E.
Afbeeldingen: houten masten voor 115 kV en voor middenspanning van circa 10 kV in Amerika (Texas en Nebraska). De typisch Amerikaanse aanblik die het geeft zijn we gewend en het voordeel is dat het goedkoop is en dat reparatietijden zeer kort zijn, maar ze gaan ook beduidend sneller kapot. Of in brand.