HoogspanningsNet - alles over hoogspanning op het het

Techniek

Mast van de Maand



Mast 32, 110kV Heerenveen - Rauwerd
----------------------------------------------
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog bouwde PEB aan een 110 kV verbinding van Lemmer naar Rauwerd om Noordwest Friesland van genoeg capaciteit te voorzien. In die tijd was er nog geen landelijk koppelnet. Tot 1952 was dit aan de zijde van Lemmer een steeklijk tot men dacht van we trekken de 110 kV met donaumasten door naar Vollenhove. Anderzijds was de zijde van Rauwerd tot 1970 een steeklijn waarna Friesland in dat jaar van een 110 kV ring voorzien werd omdat Lemmer - Rauwerd lang niet genoeg was voor een hele regio. Ook werd in 1970 halverwege de verbinding aftak Heerenveen-Omweg en verdeelstation Oudehaske gebouwd om de 110 kV aan te sluiten aan in bouw zijnde 220 kV ring van Vierverlaten naar Ens en Zwolle. En tevens voor aansluitingen met de 110 kV verbindingen naar Donkerbroek, Wolvega en Heerenveen. Wat voor sommige pyloon geeks verrassend interessant is aan dit type zijn de kleine verschillen tussen dit type en de hamerkoppen die we in Groningen en Drenthe tegenkomen. Deze maand door Bram Gaastra

Hoogspanning en gezondheid?

Antwoord op alle vragen vind je bij het RIVM (NL) of het Departement Leefomgeving (B).

HoogspanningsNet behandelt dit thema met opzet niet zelf. (Waarom niet?)

Geknetter en gebrom?

Geen zorgen, dat is normaal.

Mastverrommeling


Doet dit ook jouw tenen kromtrekken?


Zoek je de netbeheerder?

Dat zijn wij niet. Ga naar de website van TenneT TSO (NL) of Elia (B).




Of ga naar ENTSO-E voor het Europese samenwerkingsverband tussen netbeheerders.

Berichtenarchief

20 november 2020 Wie dacht dat ie met een semi-permanente noodlijn voor 380 kV in de Eemshaven alles wel had gezien, die moet daar nog maar eens gaan kijken. Wat dacht je van een compleet nood-trafostation? Zeg hallo tegen een nieuwe logee in het koppelnet: Eemshaven Hogeland 380/220 kV.

De Eemshaven was tientallen jaren een plek waar het al voorpaginanieuws was als een zeehond een scheet liet, maar in de afgelopen vijftien jaar is het gebied veranderd in een powerhotspot waar altijd wat te beleven is. 2020 is geen uitzondering: slechts een paar maanden geleden werd het nieuwe trafostation Eemshaven Midden opgeleverd (compleet met een nieuw 110 kV deelnetje) en inmiddels is ook het andere trafostation dat er in aanbouw was in dienst gekomen. Eemshaven Hogeland, vernoemd naar de naam van het poldergebied, is het nieuwste 380/220 kV koppelnetstation van het land. Tevens is het station is een logee, want Eemshaven Hogeland is van meet af aan bedoeld… om weer spoedig afgebroken te worden.

Eemshaven Hogeland staat in de achtertuin van het datacenter van Google in de Eemshaven. Het station kwam dit voorjaar als een duveltje uit een doosje tevoorschijn. Van de pylon geeks die HoogspanningsNet runnen mag verwacht worden dat we er bovenop zitten, maar zelfs bij ons kwam dit station pas aan het licht toen op satellietbeelden fundamenten te zien waren. Normaliter weten we vrij goed hoe de hazen lopen in het speelveld van vergunningen, Rijkscoördinaties, MERs, adviesrapporten en KCD/Investeringsplannen, maar deze keer nergens gepruttel, berekening of zelfs maar een losse suggestie. Vanwege de aard van het gebied is er weinig gedoe met omgevingsvergunningen, bestemmingsplannen of inspraakprocedures, maar euh.. helemaal niets? Verrassingen van dit kaliber zijn behoorlijk zeldzaam en het kan niet anders of het predicaat tijdelijk heeft erin bijgedragen dat een heleboel papierwerk kon worden gebypassed.

Het station is eigenlijk een uit zijn krachten gegroeid provisorium rondom een trafo om extra koppelvermogen tussen 380 kV en 220 kV te creëren. Wie beter kijkt ziet dat de opstelling van deze trafo parallel is aan de drie bestaande exemplaren op Eemshaven Robbenplaat. Zo wordt ook meteen het doel duidelijk: meer koppelvermogen creëren, maar niet op Robbenplaat zelf. Daar is het fysiek vol, plus dat verbouwingen op die plek kunnen vereisen dat een van de bestaande trafo's spanningsloos moet kunnen zonder dat je meteen je bips stoot aan het volgend exemplaar. De trafo op Hogeland is voor zover bij ons bekend een gewoon catalogusexemplaar (een Smit 380/220 koppelaar voor 750 MVA). Hij is aangesloten op twee harde aftakken die via een caravelle en twee portalen naar beneden worden geleid vanaf mastpositie 04 van de Mammoetlijn. Een soort oplossing die zijn gedachte gemeen heeft met de rest van het station: redelijk dun uitgevoerd en meer lijkend op de standaard die voor commerciële stations gebruikelijk is dan wat voor permanente koppelstations in staatsbezit de norm is. 

Dat robuust egineeren hoeft ook niet. De nood is tijdelijk van aard, zo lang de verbouwingen op drie plekken in de provincie Groningen het koppelnet simultaan plagen. Op dit moment wordt de redundantie in het noorden van Nederland deerlijk op de proef gesteld door een defect op Meeden en een noodlijnenspaghetti op Vierverlaten (en ohja, de COBRA is ook stuk). Op dit moment brengt Hogeland daardoor verlichting door meer mogelijkheden om vermogen te verschakelen tussen 380 en 220. Dat helpt tegen klamme handjes op de Berg. Over een paar jaar, wanneer Noordwest-380 tussen Oudeschip en Vierverlaten klaar is en in dienst is, zal Hogeland weer overbodig raken. De 380/220 kV koppeltrafo zal dan meegenomen worden naar Vierverlaten om zich daar bij zijn nieuw opgestelde drie collega's te mogen voegen. De rest van het station zal daarna samen met de al langer bestaande noodlijn weer afgebroken worden – als zich tenminste niet tussendoor een nieuwe ontwikkeling voordoet waardoor de noodlijn of Hogeland langer nodig blijven, want in de Eemshaven weet je het maar nooit.

Afbeeldingen: foto van Eemshaven Hogeland, op zondagmiddag 22 november gemaakt door Bram Gaastra. (Een serie foto's van de bouw van eind augustus zie je hier). Een andere foto van het station en de voltooide caravelle die vanaf de mast omlaag komt is te zien op een foto op de site van de Noorderkrant. Onder: Eemshaven Hogeland op het netschema. Merk op dat het station eigenlijk niks anders is dan een vierde koppeltrafo.

10 november 2020 Gisteren is ALEGrO in gebruik genomen, waarmee België en Duitsland op hoogspanningsniveau voor het eerst rechtstreeks zijn verbonden. Maar ALEGrO is HVDC en dat is op land en binnenin een dicht vermaasd AC-netvlak (bijna) een primeur. Waarom is ALEGrO zoals hij is?

ALEGrO, oftewel Aachen Liège Grid Overlay (zie ook het artikel van 05 oktober) is gisteren met een feestelijk coronaproof persmoment in gebruik genomen na enkele weken testen. Voor het eerst zijn België en Duitsland (in de persoon van Elia en Amprion) rechtstreeks verbonden op koppelnetniveau. 1000 MW energie kan worden uitgewisseld. Eh.. tja, leuk, maar er steken talloze interconnecties de landsgrens over en daar kraait geen haan meer naar, zal men denken na een blik op de netkaart. Maar deze verbinding, geheel op land, is uitgevoerd als een HVDC-grondkabel. En dat is (bijna) een unicum in Europa.

Dat de verbinding als HVDC-kabel is uitgevoerd lijkt vreemd in een dicht vermaasd 380 kV-net. Het is immers eenvoudiger om gewoon een nieuwe wisselstroomverbinding aan te leggen, zodat twee converterstations worden vermeden. Voor wie ALEGrO nu ziet als het begin van het einde van bovengrondse hoogspanning: sorry, de landschapsinvloed is niet het hoofdargument geweest. Hoewel een 380 kV-wisselstroomverbinding van negentig kilometer überhaupt niet ondergronds kan worden aangelegd, was de primaire reden om voor gelijkstroom te kiezen toch nog steeds technisch: wisselstroom zou hier grote problemen geven door zogeheten loop flows.

Europa beschikt over een groot koppelnet waarin alle landen en de grote eilanden zijn gekoppeld. Door seizoensverschillen (belangrijk bij hernieuwbare energie) en door prijsverschillen in brandstoffen is het normaal dat er altijd plekken en landen in het netwerk te weinig produceren voor hun eigenverbruik en anderen juist teveel. Nu eens de een, dan weer de ander. Precies daarvoor is een gekoppeld net ook zo handig: je kan handelen in elektriciteit en elkaar uit de brand helpen. Op het netwerk zelf dicteert natuurkunde: vermogen loopt door alle verbindingen in het netwerk altijd van plekken met productie naar plekken met vraag. In Europa loopt in de winter doorgaans grootschalig vermogen vanuit het noorden naar het zuiden. Dit soort langeafstandsstromen worden loop flows genoemd en net zoals verkeer op doorreis neemt het veel ruimte in op de wegen. Loop flows zijn een van de grotere vraagstukken van de hoogspanningswereld op dit moment.

Vermogen volgt in een wisselstroomnet de weg van de minste weerstand. Het enige wat je dus kan doen om vermogen te sturen is de weerstand van een verbinding kunstmatig vergroten, zodat vermogen liever een andere (om)weg neemt en zich beter verdeelt. Men doet dit met zogeheten dwarsregeltransformators. In België staan dwarsregelaars op Van Eyck en Zandvliet, om te voorkomen dat grote vermogens vanuit Nederland het Belgische net overbelasten op weg naar Zuid Europa. Maar dwarsregeling werkt slechts beperkt. De berekeningen toonden aan dat klassieke dwarsregeling niet voldoende zou zijn in een verbinding op de plek van ALEGrO om overbelasting en ongewenst grote loop flows te voorkomen voorbij Lixhe. En daar komt HVDC om de hoek kijken. Hoewel HVDC twee dure en ingewikkelde converters vereist, is het vermogen over zo'n verbinding stuurbaar tot elke megawatt. Op die manier kan binnen een wisselstroomnet dat wordt geregeerd door de natuurkunde van samengesteld weerstandsgedrag (impedantie) toch alsnog op gecontroleerde wijze stroom worden uitgewisseld tussen België en Duitsland. Hoe dan ook. Wanneer dan ook. Welke richting in dan ook.

Waarom zien we dit dan niet vaker? Het laat zich raden, de afweging tussen de meerprijs en iets lagere betrouwbaarheid van HVDC moet worden afgezet tegen de kosten van additionele netverzwaringen rondom de bestaande eindstations van een nieuwe verbinding wanneer deze als gangbare wisselstroomverbinding wordt aangelegd. Meestal blijkt HVDC het dan vooralsnog af te leggen. Behalve als de voordelen zo groot zijn dat het daadwerkelijk het betere alternatief is. Bij ALEGrO speelde onzichtbaarheid in het landschap de belangrijkste bijrol. Bij de twee verbindingen die ALEGrO in Europa zijn voorgegaan op dit gebied, INELFE (Frankrijk – Spanje) en de Sydvästlänk (Zweden), speelde het landschapsargument niet.  

Feit is dat België en Duitsland deze winter voor het eerst kunnen handelen in elektriciteit zonder dat het via een ander land moet lopen. De kans op elektriciteitsschaarste wordt daarmee opnieuw een steeds verder vergeten boze droom van vroeger.

Afbeeldingen: ALEGrO op de netkaart: voor het eerst zijn België en Duitsland op koppelnetniveau verbonden. Midden en onder: een foto van de bouw van het converterstation op Lixhe en een deel van de plushal van de NEMO-converter, de andere HVDC-verbinding van België, met Groot Brittanië. (Vanwege de coronabeperkingen had ALEGrO geen open dag voor geïnteresseerden, we zullen het tot nader order dus met oud beeldmateriaal moeten doen.)

17 oktober 2020 Gisteren is vlakbij Vierverlaten de eerste wintrackmast geplaatst voor de vernieuwde verbinding Noordwest 380 kV. Gemengde gevoelens onder pylon geeks, want de nieuwe combinatieverbinding gaat ten koste van een bestaande lijn met vakwerkmasten. Maar de aanpak an sich is zeker geen primeur.

En toen stond opeens de eerste wintrack in het 110 kV-gebied. De transitiestukken op het mastfundament waren eerder geplaatst en nu was de tijd daar om de beide wintrackpylonen in elkaar te zetten. Uiteraard is men op de Berg weer apetrots op dit setje nieuwe wintracks en al net zo vanzelfsprekend kijken pylon geeks met gemengde gevoelens naar de verpaling. Maar laten we nu eens niet goedkoop scoren voor eigen parochie door wintracks te gaan bashen of te jammeren over het verdwijnen van een vakwerklijn waar met wat opwaarderingen nog zoveel rek in zat dat 380 kV maar kantjeboord uit te leggen valt. Dat bewaren we voor een andere keer.

Het op dezelfde plek vervangen van een verbinding door een zwaarder exemplaar is minder normaal dan je zou denken. In Frankrijk of België zal je een soortgelijke operatie niet snel zien. Daar is het de normale gang van zaken om netverzwaringen (70 kV door 150, of 150 door 380) uit te voeren als overlay. Men bouwt als het ware gewoon boven over het bestaande net heen en pas in een latere fase wordt dan gekeken naar waar een oudere verbinding kan verdwijnen. Verder krijgt Elia jeuk van het idee om een combinatieverbinding aan te leggen: het maakt onderhoud en vrijschakeling complexer, zeker met verhoudingsgewijs meer klanten die via een harde aftak of steeklijn rechtstreeks op een verbinding hangen in plaats van netjes via een station. De netstrategen van Elia gedogen schoorvoetend bestaande situaties, maar ze willen geen combilijnen die van meet af aan zo zijn bedoeld. 

In Nederland is Tennet de omgekeerde gedachte toegedaan: combineren levert bonuspunten op. De afgelopen dertig jaar zijn de meeste nieuwe bovengrondse verbindingen geplaatst op tracés waar al een kleinere oudere verbinding stond. De toepassing van combinatiemasten heeft dan ook een flinke vlucht genomen: op één korte uitzondering na is iedere nieuwe bovengrondse koppelnetverbinding gebouwd sinds 1990 gedeeltelijk of zelfs geheel uitgevoerd als combilijn. Dat levert enerzijds een extra indrukwekkend eindresultaat op, maar het betekent ook het einde van de oorspronkelijke verbinding. Op die manier zijn er al heel wat 150- en 110 kV-verbindingen veranderd in meelifters in de nieuwe 380 kV-combilijnen, zowel vakwerk als wintracks.

Wat weinig mensen beseffen is dat niet 110- of 150 kV, maar juist 220 kV het meest heeft geleden onder de verdrietachtiging. Tussen Meeden en Robbenplaat zijn zelfstandige 220 kV-verbindingen opgenomen in de Mammoetlijn (combi 220/380) en Overijssel is begin jaren 90 het nethistorische kroonstuk van de IJsselmij, de 220 kV-verbinding tussen Zwolle en Twente, kwijtgeraakt aan vervangende 380 kV op bijna hetzelfde tracé. Een operatie die sterk lijkt op wat we nu in Groningen zien, inclusief het combineren van een paar delen 110 kV-lijn die toevallig in de buurt stonden of staan. Het enige echte verschil is dat men nu wintracks gebruikt in plaats van vakwerkmasten.

Het zal ook niet de laatste keer zijn. Nadat in 2014 een scopewijziging werd doorgevoerd in Noordwest-380 kwamen de procedures om 380 kV tot aan Ens aan te leggen abrupt tot een einde. Pas nu wordt er voorzichtig weer gepraat over het opnieuw opstarten van dit project. Wederom zal er in dat geval 220 kV-vakwerk worden geslachtofferd. Maar of dat ook met wintracks zal gaan gebeuren? Sinds de plottwist van het decennium (de terugkeer van vakwerk in de vorm van de Moldau-mast) is niets nog zeker. Ditmaal kost het jammerlijk nog een fraaie vakwerkverbinding de kop, maar hoe het de volgende keer uitpakt? Wij weten het niet, en waarschijnlijk weet zelfs de Berg het ook nog niet.

Afbeeldingen: de eerste wintrack van de nieuwe verbinding Oudeschip – Vierverlaten, direct na oplevering (foto door Bram Gaastra). Midden: verbouwen terwijl de hoogspanningswinkel open blijft is niet eenvoudig. Maximale 220 kV-spaghetti (en nachtmerries op de netkaart) gegarandeerd. Onder: de verbinding die vervangen wordt. Een zware jongen die nog ruimte had voor opwaarderingen. Maar daarover mopperen.. eh, schrijven we een andere keer.

13 oktober 2020 Zeeuws Vlaanderen heeft een moeilijke geschiedenis op hoogspanningsgebied. Een zichtbare herinnering aan die tijd is de Frietenlijn, een verbinding met België voor noodkoppeling. Inmiddels wordt dit lijntje gesloopt. Een blik op de verschijning, het doel en het einde van een opmerkelijke interconnectie.

De Westerschelde als obstakel is een rode draad in de geschiedenis van Zeeuws Vlaanderen. Ook elektrisch. In de vroege jaren 60 werden twee 50 kV oliedrukkabels aangelegd vanaf Goes. Meteen vanaf hun ingebruikname waren het probleemgevallen. Verplaatsende zandbanken, ankerende schepen en lastig elektrisch gedrag door de grote kabellengte leverde veelvuldig storingen op. Ook bleek hun capaciteit al gauw rijp voor het museum toen op Terneuzen het chemiecluster van DOW verscheen. Het was duidelijk: hier was 150 kV nodig.

In slechts enkele jaren werden drie trafostations, een aantal verbindingen en twee 150 kV-kabels (370 MVA redundant) op Borssele gerealiseerd. Helaas bleek de Westerschelde ook voor 150 kV-kabels een vijandige omgeving. Al een jaar na hun indienstname moesten beide kabels vervangen worden. Omdat het eigenverbruik van Zeeuws Vlaanderen inmiddels boven de capaciteit van de oude 50 kV-kabels lag werd het noodzakelijk om te allen tijde koppeling met een groter 150 kV-net achter de hand te hebben, en dan graag eentje die niet door de Westerschelde liep. Maar hoe dan?

Soms moet je pragmatisch zijn. De PZEM stapte over zijn schaduw heen en belde met de Belgen. Vanaf een hoekmast bij het gehucht Waterlandkerkje werd in 1975 een aftak gemaakt op het circuit 150 kV Oostburg – Westdorpe Zwart. Gedragen op 28 zeer minimalistische enkelcircuit buis-deltamasten stak de aftak de grens over tot aan de eerste de beste Belgische 150 kV-lijn op de route, ter hoogte van Maldegem. Daar werden vermogensschakelaars en een stel scheiders opgesteld. De noodverbinding was gereed en in geval van problemen kon het Zeeuws Vlaamse net in een wip worden gekoppeld met het Belgische 150 kV-net. Zo zou in geval van problemen met de Westerscheldekruising alsnog een fysieke koppeling van Zeeuws Vlaanderen met het grootschalig net kunnen worden gemaakt, zodat ELSTA en Zeeuws Vlaanderen bij problemen op de Westerschelde niet als eilandbedrijf zouden eindigen met alle technische risico's en onmogelijkheden van dien.

Voor een noodverbinding waren geen riante fondsen voorhanden. Men koos voor goedkoop en zeer minimalistisch buis-deltamastje. Hier bij HoogspanningsNet waren we ervan uitgegaan dat de bijnaam Frietenlijn te danken was aan de uiterlijke gelijkenis van de mastjes met een puntzak Vlaamse frieten, maar op 14 oktober tipte iemand ons dat de naam eerder te maken heeft met het geografisch gebied waar men spreekt van frieten (in plaats van friet of patat). Tot onze verbazing blijkt dat nogal een dingetje te zijn, waarbij mogelijk ook sprake is van enig (uit)lachen richting de overzijde van de landsgrens. In ieder geval, het onopvallende lijntje is in de decennia die volgden zo nu en dan daadwerkelijk ingezet. De kabels bleven hoofdpijndossiers (met in 1975 zelfs permanente uitval van een exemplaar) en pas decennia later werd de redundantie onder de Westerschelde hersteld. Door de vervangende kabel een ander tracé te geven en door het verschijnen van een zwaardere EB-centrale op het DOW-complex (ELSTA) werd de leveringszekerheid uiteindelijk steeds verder verhoogd.

Daardoor werd op een gegeven moment besloten de Frietenlijn niet langer meer op afroep gereed te hebben. Men knipte de bretels bij de hoekmast bij Waterlandkerkje fysiek door en zette de schakelaars op Maldegem permanent open. Op die manier kon de lijn bij echte nood alsnog in een halve dag weer worden ingezet, mocht het inmiddels onwaarschijnlijke geval van een dubbele storing onder de Westerschelde zich alsnog voordoen. (Losknippen is overigens gebruikelijk bij langdurig losgenomen lijnen. Het verkleint de circuitlengte en daarmee ook de kans op ongelukken of storingen.)

In 2013 had de Frietenlijn nog even een heldenrol kunnen spelen tijdens de Belgische Elektriciteitsschaarste. Nu zat de behoefte aan de andere kant, in België. In theorie was het mogelijk om de ELSTA-centrale zodanig op het net te schakelen dat deze als het ware op een grote steeklijn vanuit Maldegem zou hangen. Daardoor zou er honderdvijftig megawatt vermogen onder andere via de Frietenlijn naar België kunnen. Uiteindelijk is dit niet gebeurd omdat een dergelijke verschakeling in Nederland zowel het N-1 criterium alsook het 100 MW/6h beginsel met voeten zou treden, maar het zou een waanzinnige plotwending zijn geweest als het zover was gekomen.

Uiteindelijk kwam het definitieve waterloo in 2015. In België werd door Elia het Project Stevin ondernomen. Een joekel van een 380 kV-lijn verving de 150 kV-verbinding tussen Eeklo en Brugge. Opeens sloot de Frietenlijn nergens meer op aan. Daarmee werd het een relict dat slechts nog even bleef staan omdat fysieke sloop simpelweg geen urgentie had. Maar uiteindelijk gebeurt nu toch het onvermijdelijke. Het olijke lijntje met een interessante geschiedenis wordt nu zelf deel van de netgeschiedenis.

Afbeeldingen: de Frietenlijn in betere dagen. Het minimalistische ontwerp met masten die op puntzakken lijken was een perfecte illustratie van hoe je met geringe visuele impact toch een volwaardige lijn kan bouwen. Middelste afbeelding: Maldegem, het korte moment waarop de beide 150 kV-lijnen en de nieuwe 380 kV-lijn tegelijk bestonden. Foto's door Michel van Giersbergen. 

05 oktober 2020 In een wisselstroomnet is dwarsregeling de enige manier waarmee de loadflow enigszins geografisch kan worden gestuurd. We vinden dwarsregeltrafo’s in het koppelnet, maar ook de toepassing in regionale netten neemt toe. De situatie in België is daarin een bijzonder geval. 

Dwarsregeltrafo op ZandvlietHet hoogspanningsnet is een zogeheten complex bedreven, vermaasd, hiërarchisch getrapt net. (Duitzelt het je? Doe dan de St(r)oomcursus.) In zo’n net zal het lopend vermogen, met een net woord de load, vanaf opwekkers vanzelf de weg met de minste weerstand tracht te zoeken naar afnemers. Soms zijn opwek en verbruik ruimtelijk goed verspreid, maar als de opwek op een andere plek zit dan het verbruik kan de load een richting hebben. Men spreekt dan van loadflow: de grootschalige geografische richting waarin het vermogen loopt. Bijvoorbeeld vanaf de kust richting het binnenland, of van noord naar zuid-Europa.

Meestal is het een fijne eigenschap dat loadflow in een wisselstroomnet zelf zijn geografische weg zoekt. Maar als een verbinding zo populair wordt dat hij aan de top van zijn kunnen komt, wreekt het zich. Het is ingewikkeld om een deel van het vermogen vriendelijk te verzoeken een andere weg te nemen zonder de gehele verbinding af te sluiten. Eigenlijk kan dat alleen met een dwarsregeltransformator. Dat is een speciale trafo waarbij men de spanning niet verandert, maar door zogeheten fasehoekverdraaiing (simpel gesteld: het spelen met het moment van de piek in spanning en in stroomsterkte ten opzichte van elkaar) kan men de aangesloten verbinding een beetje variëren in zijn weerstand en daarmee zijn aantrekkelijkheid. Zo voorkom je dat hij overbelast raakt, maar tegelijk blijft hij wel bruikbaar voor een deel van de loadflow.

In het koppelnet is de toepassing van dwarsregelaars vooral bij interconnecties vrij gebruikelijk. In de onderliggende netten van 110 of 150 kV zijn ze zeldzaam. In Nederland en de meeste andere landen komt dat door het toepassen van netopeningen: daarmee voorkomt men dat een deelnet te groot wordt of dat vermogen dat eigenlijk door het 380 kV-net moet lopen, een sluipweg kan nemen door een onderliggend netvlak van een lagere orde en daar de zaak kan overbelasten. België heeft dat niet. Elia werkt niet met deelnetten op 150 kV en men gaat er dus vanuit dat elektriciteit vanzelf voornamelijk 380 kV verkiest boven 150 kV. Door de lagere weerstand van 380 kV-lijnen is dat doorgaans ook zo en zorgt deze parallelle exploitatie van 380 kV en 150 kV al sinds de jaren 70 niet voor grote problemen.

Power Flow Simulator - maak zelf kennis met loadflow in een complex netMaar door de grote toename van windparken op zee begint dat te veranderen. In de omgeving van Zeebrugge/Oostende al snel een gigawatt energie aan land, op de piekmomenten is het bijna 2 GW. De 4 GW-hoogspanningslijn van Stevin naar Eeklo kan dit makkelijk aan, maar de spanning op de 150 kV stijgt door deze massale injectie ook een beetje. Dit zorgt voor te hoge stromen op de kabel Slijkens-Koksijde. Om dat te beperken heeft Elia onlangs een 150 kV dwarsregeltransfo in dienst genomen in Slijkens. Op die manier kan de kabel worden behoed voor overbelasting en toch in dienst blijven totdat Ventilus gereed is.

Er zijn inmiddels meer zulke situaties. Bij sterke windproductie worden de Belgische gascentrales logischerwijze uitgezet. Alleen bevinden de gascentrales zich gemiddeld oostelijker dan de windturbines. De drie verbindingen tussen het westen en het centrum van het land krijgen het stevig te verduren. Horta – Mercator (380 kV) kan wel wat hebben, maar Rodenhuize – Mercator 150 kV wordt stevig belast. Deze kan het nog net aan, al zal er in de toekomst ook een oplossing voor moeten komen middels een verplaatsbare netopening tussen Mercator en Rodenhuize in combinatie met een extra 380/150 transfo in Rodenhuize. De laatste oost-west lijn is Ruien-Beadour. Deze is zodanig overbelast dat in Chièvres een nieuwe dwarsregelaar moet worden opgenomen. Hier zou het toekomstige project Boucle du Hainaut op termijn soelaas moeten brengen.

De energietransitie van België heeft dus niet enkel invloed op het 380 kV-net, ook op 150 kV zijn er af en toe bijzondere ingrepen nodig om de boel draaiende te houden. Meer lezen? Werp dan eens een blik in het Elia Federaal Ontwikkelingsplan.

Wil je meer inzicht in loadflow? Of wil je zelf eens spelen met verbindingen, capaciteiten en bedrijfsvoering? Probeer dan eens de Tennet Power Flow Simulator en verander je zolderkamer in het hart van de controlezaal. 

Afbeelding: een dwarsregeltrafo (zoals hier op Zandvliet, foto door Tom Börger) ziet er weinig anders uit dan een gewone trafo, maar merk op dat de eindsluiters waar de draden op zitten allemaal voor dezelfde spanning zijn bedoeld. Onder: screenshot van de Power Flow Simulator, waar je zelf netten kan bouwen en kennis kan maken met loadflow in een vermaasd net.

De HoogspanningsNet Netkaart voor je PC, browser, tablet en telefoon.

– Altijd het net op zak.

Meer info Handleiding FAQ GIS/KML

Actuele load

Waar zijn de netprojecten?

Kijk waar de netuitbreidingen zijn!
Netuitbreidingskaart TenneT
Netprojecten Elia
TYNDP Europa door ENTSO-E

Credits en copyright

Creative Commons Licentie

Tenzij anders vermeld, bevindt de content op deze website zich onder een CC BY-NC-ND-licentie.

Lees de volledige disclaimer hier.