Een aanzienlijk deel van de bovengrondse hoogspanningslijnen is voor 1970 gebouwd. In die tijd waren het hoge torens met hoog hangende draden, waaronder voldoende ruimte vrij bleef voor landbouw- en transportverkeer. Maar met het toenemen van de afmetingen van deze machines samen met een extra verstrakking van de normen is de ruimte nu soms te klein. 

Of in de meeste gevallen, we vinden hem te klein. Met name in Nederland. In alle westerse landen is er van alles vastgelegd in normen, richtlijnen en bepalingen. Ook hoogspanning ontkomt daar niet aan. Dat is maar goed ook, want deze normen zorgen ervoor dat de gebruikte materialen tegen een stootje kunnen, veilig zijn en dat ze voldoen aan gegarandeerde minimale eisen.

'Phaseliften'

Net als in veel andere vakgebieden zijn de NEN-normen ook in de elektriciteitssector van groot belang. In deze normen is onder andere vastgelegd hoe hoog de draden boven de grond moeten hangen of hoe diep ze begraven moeten worden. Maar ook de NEN-normen zijn niet constant: de ontwikkeling van steeds grotere landbouw- en transportmachines en ook de steeds grotere veiligheidsmarges die we normaal vinden in de huidige maatschappij zorgen ervoor dat de NEN-normen zo nu en dan worden aangepast of aangescherpt.

Half werk bij verhoogde afspanophanging in Nijmegen (Tom Börger)

Hoe laag mogen de draden hangen? De Sligro in Nijmegen kwam blijkbaar net iets te dichtbij, dus volgens de nieuwe NEN 50341-1 moeten de draden dan maar strakker worden afgespannen. Maar of het esthetisch zo'n succes is om maar twee draden te veranderen? Foto door Tom Börger. 

Bovengrondse hoogspanning en de huidige NEN-normen zou je kunnen zien als haat-liefde. Enerzijds is het goed dat de NEN waakt over de veiligheid van het materiaal, zodat we trots kunnen zijn op wat er boven de grond staat en dat we erop kunnen vertrouwen. Anderzijds is diezelfde NEN verantwoordelijk voor railingterreur, veiligheidsdraden en ook voor de vorm en toepassing van hangende afspanning die we op deze pagina behandelen.

De NEN-50341-1: we staan steeds strakker in Nederland

Met betrekking tot mastverrommeling of veldbeeldverrommeling is met name de NEN-50341 van belang. In de late jaren 00 werd de NEN-50351 herzien en aangescherpt. Met name het eerste deel (de NEN-EN 50351-1) is van belang. Deze aanpassing had grote gevolgen voor bovengrondse hoogspanningslijnen: opeens werd de minimale vrije ruimte tussen de grond en de draden (en ook tussen de draden en het mastlichaam) verplicht groter gemaakt. De meeste hoogspanningslijnen hadden nog wel wat marge, zodat er niet direct op ieder mastvak een knel ontstond. Maar bij overkruisingen van verhoogd liggende wegen, bij hoogspanningslijnen in glooiende gebieden en bij overkruisingen van spoorlijnen, watergangen en sommige gebouwen was dat soms niet het geval. Hetzelfde knelpunt ontstond bij sommige types tonmasten, waarbij de draden volgens de nieuwe NEN te dicht bij de toren hingen, waardoor deze in geval van een uitzonderlijk zware storm zo ver opzij zouden uitzwaaien dat ze te dicht bij de toren zouden komen.

Verschillende ophangingen naast elkaar in PGEM-tonmasten

De kleine tonmast rechts heeft (zo aan te duiden) hangende afspanningen in de onderste twee verdiepingen. Door een bretelletje toe te voegen kan men de draad strakker nemen zonder hem te moeten onderbreken met een nieuwe persmof. Op zich goed gevonden, maar door het stokje waaraan de isolators aan de traverse hangen ziet het er fragieler uit dan de 'boze' V-ophanging bovenin of de halfverankering in de nieuwere (en veel hogere) tonmast links. Foto door Ruben Schots.

Wie overigens zelf de NEN-50341-1 wil inzien, zal de portemonnee moeten trekken. Ook het NEN zelf (afkorting van NEderlands Normalisatie-instituut) moet ergens van betaald worden en dat gebeurt via verkoop van kopieën van het eigen product. De NEN-50341-1 aanvragen om erin te grasduinen kost ruim € 160,-.

Hangende afspanningen vanwege doorhangknelpunten

Niet voldoen aan een NEN-norm is in principe niet toegestaan. Als de draden te laag hangen volgens de NEN, dan moeten ze in bijna alle gevallen verhoogd worden. Een mastverhoging is duur en veel werk, zeker ten opzichte van het alternatief: het simpelweg strakker trekken van de draden, onder pylon geeks ook wel bekend als phaseliften. Dat is bijna altijd mogelijk, maar de manier waarop het wordt gedaan kan de aanblik van het uiteindelijke resultaat maken of breken.

Geïmproviseerde afspanophanging in Hoogeveen-Veenoord Geïmproviseerde afspanophanging in Hessenweg-Zeyerveen

Verhoogde afspanophangingen in een oude donaumast in Hoogeveen en een 220 kV-mast bij Zuidwolde. In beide gevallen ontstaat zowel een inconsistent mastbeeld alsook de vraag of dit nu wel echt nodig is op deze plekken. Met name boven daken van gebouwen, waar immers geen verkeer is, ook geen grote landbouwmachines rijden en de hoogste objecten lopende dakdekkers zijn, is het de vraag of strakkere draden geen zinloos regeltjes toepassen is. Foto's door Hans Nienhuis.

Het knelpunt ten opzichte van de NEN ligt altijd in de onderste draad of draden, afhankelijk van het masttype. Bij een hamerkop of een ander mastmodel met vlakke configuratie hangen alle draden even hoog (of even laag) en zal hangende afspanning meteen bij alle draden tegelijk worden toegepast. Maar bij mastmodellen met meerdere verdiepingen hoeft dat niet altijd zo te zijn. Donaumasten en met name drievlaksmasten hebben alleen een knelpunt met de grond bij de onderste draden, terwijl de hoger hangende exemplaren ongemoeid blijven. En sommige soorten tonmasten hebben juist op de onder- en boventraverse een probleem gekregen met draden die te dicht bij de toren hangen, terwijl de lange middentraverse wel voldeed.

PGEM-drievlaksmast met afspanophanging in de onderste geleiders PGEM-drievlaksmast met tetraëderophanging

Later aangebrachte hangende afspanningen en tetraëderophanging in PGEM-drievlaksmasten. Het had kunnen werken, vermits die bovenste geleiders ook van een afspanophanging of een tetraëderophanging waren voorzien omwille van consistentie in het mastbeeld. Nu lijkt het een gekunsteld, quick-and-dirty NEN-rommeltje en dat is spijtig. Foto's door Ruben Schots.

Het gevolg is een boel ad-hoc aanpassingen aan losse masten of mastvakken die elders in de verbinding niet nodig waren. Het mast- en veldbeeld kan op die plekken onrustig ogen, net alsof de masten niet meer mee konden komen met de vaart der volkeren van tegenwoordig. Soms zijn V-ophangingen gebruikt om de uitzwaai bij tonmasten te limiteren, maar dan alleen aan de bovenste en onderste draden. Soms zijn alleen de onderste draden strakker gespannen, zodat de mast twee gezichten krijgt. En in weer andere gevallen is de logica achter de hele operatie compleet zoek, zoals we bijvoorbeeld aantreffen in een forse deltamast in het Overijsselse Trutjeshoek.

Kat met afspanophanging in Trutjeshoek

PGEM-flevodelta voor drie zware circuits van 150 kV ter hoogte van Trutjeshoek. Merk op dat de onderste draden strakker zijn afgespannen omdat er een dijkje van een halve meter(!) moet worden overkruist waar het weggetje overheen loopt waar vanaf de foto is gemaakt. Maar waarom is die middelste draad dan niet verhoogd? Op deze manier is de hele operatie zinloos, want het knelpunt (zo die al bestond) is dus niet opgelost. Foto door Hans Nienhuis (staande bovenop het dak van zijn bestelbustje, zodat de dijk hoger lijkt dan deze in werkelijkheid is).

Het kan nog gekker. Masten met drie verschillende vormen van ophanging tegelijk. In de verbinding tussen Maalbroek en Beersdal zien we tonmasten met V-ophanging (boventraverse), normale ophanging (middentraverse) en tetraëderophanging (ondertraverse). Men kan begrijpen dat dit een uitermate rommelig gezicht is dat net zoals antennes, rare reconstructies en railings een onrustig mastbeeld geeft, zeker als je bedenkt dat dit ook nog eens van mast tot mast verandert. Ook nu gaat het lijnbeeld er slordig uitzien en de aandacht trekken op ongewenste wijze.

Drie verschillende vormen van ophanging in een tonmast

Hoe maak ik van mijn tonmast een totale rommel? Helaas is dat bij deze PLEM-tonmast met drie verschillende ophangingen onbedoeld aardig goed gelukt. Deze mate van inconsistentie gaat een stap verder dan de gedachte dat ie niet meer mee kan komen in de huidige maatschappij, hier krijgen pylon geeks spontaan kramp in hun kaken van. Foto door Michel van Giersbergen.

Wat kan men doen aan verrommeling door verschillende vormen van afspanning? Aan de NEN kunnen we niks doen, die is wettelijk vastgelegd en moet gevolgd worden. Maar binnen de speelruimte van de NEN is het eigenlijk vrij simpel: bekijk eerst eens of het echt nodig is om aan de mast een aanpassing te doen. Bij een kort mastvakje met twee draagmasten tussen een paar hoekmasten kan het aan te bevelen zijn om het hele mastvak strakker te trekken vanaf de twee hoekmasten terwijl de manier van ophanging in de draagmasten ertussenin ongewijzigd blijft.

Maar wanneer dat niet mogelijk is: pas in de gehele mast dan dezelfde wijze van afspanning of ophanging toe, ook al is het soms niet strikt nodig voor de hoger hangende geleiders bij verticale mastmodellen. Het laten uitstralen van consistentie is voor een mastvak en ook een losse mast van groot belang. Het voorkomt een druk beeld en het voorkomt dat de mast eruitziet alsof hij niet meer mee kan komen in de huidige maatschappij. Iedereen is erbij gebaat dat de hoogspanningslijn zo rustig mogelijk overkomt, zodat hij zo min mogelijk storend en misschien zelfs wel mooi kan zijn.