In het mastclassificatiemodel kan je lezen over volledig en onvolledig benutte masten. Waarom is het bij classificatie belangrijk om hier iets vanaf te weten?

Het mastclassificatiemodel zoals dat op deze site gebruikt wordt houdt rekening met onvolledig benutte masten. Dat is noodzakelijk. Doen we dat niet, dan zou het model onwerkbaar worden. De benutting is belangrijk om te onderkennen. Al dan niet volledige benutting kan namelijk al snel het verschil maken tussen een donau- of combinatiemast. 

Laten we dat eens in de praktijk bekijken.

Eenvoudig voorbeeld: Groenlo – Winterswijk

onvolledig benut mastontwerp

De bovenstaande masten vind je in de Achterhoek. Ze ogen een beetje vreemd. Opmerkingen over verminkte insecten zijn ons niet vreemd. De kenner ziet direct dat we hier van doen hebben met een onvolledig benutte mast uit de Muguet-familie. Dat is een grote, over de hele wereld vrij populaire groep buismasten die normaal gesproken bedoeld zijn als tonmast.

Wanneer we echter ze gaan classificeren, zien we dat ze perfect passen in het plaatje van een asymmetrisch enkelcircuitmast van het halfsymmetrische type. Het is niet fout om hem zo te classificeren – immers, het klopt op dit moment. Maar wat is de waarheid? Dat hangt helemaal af van waar je naar kijkt: de draden (voor ingenieur, het mogelijk aantal draden in de toekomst (voor de netstrateeg) of het mastlichaam (voor de pylon geek)? Op de netkaart mag van beiden worden gesproken, maar over het algemeen wordt de huidige situatie als leidend aangenomen. Een aantekening kan worden meegegeven waarin wordt vermeld wat de volledige benutting is en dus de theoretische ontwerpsituatie.

Complexer voorbeeld: Zwolle-Meeden 380/110 kV tussen 1995 en 2011

Donaumast maar dan hoger?

Wat is dit? Een donaumast die z'n broek ophoudt om zo groot mogelijk te lijken? Tsja, op dit moment wel – maar kijk eens beter? Zie je de bevestigingsstukken voor een derde verdieping traversen halverwege de toren? Verderop in de verbinding kwam destijds hetzelfde mastontwerp ook voor met twee traversen extra, waaraan twee extra circuits van 110 kV zijn ingehangen. Dan wordt het opeens een combinatiemast.

Het kan soms nog complexer. Tot 2011 was dit mastontwerp ook nog te vinden met maar één traverse op de onderste verdieping. Wat nu?

Onvolledig benutte combinatiemast

Bij vijf traversen aan de mast zitten (er lift een klein 110 kV-circuit mee) wordt het opnieuw een combinatiemast, maar nu een onvolledig benutte combinatiemast.

Hogere mastenkunde op het sneue af

Tja… Zo krijg je steeds meer wring- en buigwerk om alles nog in een schema te persen. Dat doen we dus maar niet, want in tegensteling tot wat veel mensen denken is classificatie van hoogspanningsmasten geen exacte wetenschap. Er is ruimte voor overlap, voor twijfel en voor interpretatie of overleg. Wat we op deze pagina doen is dan ook niets anders dan een leidraad bieden.

Maakt de traverse of het circuit het verschil? De getoonde combinatiemasten hierboven zijn onvolledig qua aantal traversen en aantal circuits, maar wanneer we in Twente gaan kijken treffen we ook dit soort masten aan.

Onvolledig benutte combinatiemast

Daar wordt een traverse niet benut die er wel aan zit. In principe is de mast zelf dus volledig gebouwd, maar toch niet volledig in gebruik. Ook in dit geval spreken we van een onvolledig benutte combinatiemast. Dat maakt meteen duidelijk hoe de vlag ervoor staat (ook op de netkaart): de fysieke aanwezigheid van circuits (en of ze op hun ontwerpspanning of subnominaal worden bedreven) worden doorgaans als leidend aangehouden, pas daarna volgt het mastlichaam.