Reconstructies
Wanneer een hoogspanningslijn in de weg staat en een stap opzij moet doen voor een ander bouwwerk is reconstructie nodig.
Het woord tracéreconstructie klinkt als herstellen van een verbinding nadat deze beschadigd is. Het klopt dat het woord reconstructie zowel wordt gebruikt voor schadeherstel als voor vooraf beraamde verbouwingen, maar in de context van deze pagina is alleen de laatste toepassing juist. Het herconstrueren van het tracé: men laat de verbinding een grote bocht maken om een nieuw tokomstig object te ontwijken. Of men verandert een of meer masten zodanig dat ze aan een nieuwe functie voldoen, zoals meelifters, aftakkingen of onderdoorgeleidingen.
Visuele complexiteit
Bij vrijwel iedere reconstructie neemt het aantal bochten in de hoogspanningslijn toe. Daarmee liggen drie dingen op de loer: visuele complexiteit, lijncontinuïteit en onrust. De term visuele complexiteit behoort tot het standaarddenkkader van landschapsarchitecten en het is een breed veld waar allerlei keuzes onder liggen.
Visuele complexiteit is een belangrijk aspect van objecten in het landschap. Het verschilt per landschap hoeveel complexiteit en drukte het aankan. De Maasvlakte is een inherent industrieel gebied, daar kan nog een nonnenkap extra weinig kwaad, het is er altijd al een chaos van allerlei omhoog stekende objecten. Foto door Michel van Giersbergen.
Een tracéreconstructie waarbij men bovengronds blijft is tegenwoordig relatief zeldzaam. Door betere en goedkopere kabeltechniek en minder procedures en verginningen gaat men sneller over tot verkabeling dan vroeger. Pylon geeks zullen daarom zelden mopperen over verrommeling van het lijnbeeld door reconstructies: dat de verbinding überhaupt bovengronds is gebleven is hen al lang genoeg. Daardoor houden ze zich soms met kromme tenen toch maar stil.
Bovengronds uitgevoerde tracéreconstructies op de netkaart. Odijk had het wel gezien met de bovengrondse verbinding door het dorp. Verkabelen was duurder dan een bochtje richting de snelweg aanleggen. Almelo koos ervoor een oude 220 kV-lijn die uit bedrijf was geraakt te herbenutten door hem te koppelen aan het andere uiteinde van een 110 kV-lijn, waardoor een vreemde bocht ontstond.
Bij een tracéreconstructie spreekt het voor zichzelf dat het de voorkeur heeft om lijnvreemde mastontwerpen te vermijden en het bestaande mastontwerp te gebruiken zodat het achteraf niet echt zal opvallen dat er masten verplaatst zijn. Eenvormigheid is bij hoogspanningslijnen een niet te onderschatten eigenschap. En daarbij hoort ook dat je er als planner voor probeert te zorgen dat de lijn zo rustig mogelijk van aanblik blijft. Niet teveel bochten waar dat niet nodig is, en als het kan de bochten wat wijder houden.
Dat gaat niet altijd goed, zeker niet in een vol land als Nederland. Want was deze bocht nou echt nodig?
Doetinchem – Wesel 380 vertoont lange rechtstanden, maar ook plekken met sterk springerig gedrag. Daar neemt de landschapsonrust en visuele complexiteit snel van toe. Foto door Tom Börger.
Het karakter van hoekmasten
Ook wanneer het oorspronkelijke ontwerp is herbouwd en er geen mastvreemde aanpassingen zijn toegevoegd, komt het nog onvermoed precies om een reconstructietracé zo rustig mogelijk te houden. Railing ligt altijd op de loer. Een reconstructie is verder vaak uitgevoerd in de vorm van een wijdere of smallere U- bocht: dat betekent dat er extra hoek- en afspanmasten bij zullen komen. En hoekmasten, klein of groot, hebben een speciale eigenschap: het zijn in elke verbinding persoonlijkheden die sterker de aandacht naar zich toe trekken dan steunmasten.
De veel voorkomende Nederlandse koppelnet donauhoekmast met nonnenkap is een heuse persoonlijkheid: hier sta ik, blijf uit m’n buurt. Pylon geeks kunnen dit sterk waarderen (lekker stoer), maar ze zijn moeilijk rustgevend te noemen. Foto op Hengelo Oele door Peter Schokkenbroek.
Draag- of steunmasten vormen in iedere verbinding de meerderheid. Ze hebben een relatief open constructie met een smal lijnenspel, kleine knoopplaten en een meestentijds vrij vriendelijk, luchtig voorkomen. Hoekmasten zijn in de minderheid. Hun constructie is zichtbaar zwaarder en sterker dan die van de steunmasten en met name bij zware verbindingen zijn het stoere, soms zelfs wat boosaardig ogende objecten. Een flinke potente hoekmast op zijn tijd geeft een verbinding smoelwerk, om het eens zo uit te drukken. Maar wanneer je meerdere hoekmasten achter elkaar zet verandert dat stoere, ietwat woeste ego terstond in een stekelige en soms zelfs overweldigende, agressieve aanblik.
Met wilde knikken wordt de verbinding dan de bocht om geslingerd. Samen met het toch al van nature stuurse zware uiterlijk van hoekmasten wekt het de indruk van onrust. Hoe groter de verbinding is, hoe zwaarder de hoekmasten eruitzien en hoe sterker dit effect.
Reconstructie met veel hoekmasten: de verbinding heeft dan een slingerend, heen en weer springend uiterlijk met veel knikken: visuele complexiteit in plaats van schijnbare rust. Ook de indrukwekkende hoekmasten zelf weten goed de aandacht te trekken. Mastengekken kunnen dit wel waarderen. Maar voor de gemiddelde mens is het waarschijnlijk een uitzicht dat ze te druk vinden. Foto’s door Gerard Nachbar.
V-ophanging toepassen
Wat kan men daaraan doen? Het beste is het om niet krampachtig zo dicht mogelijk bij het oude tracé te blijven zodat vermeden wordt dat de verbinding als het ware moet koorddansen op een zeer smalle strook grond, waardoor hoekmast na hoekmast na hoekmast nodig is. Een reconstructie is zelf ook een infrastructureel object en die moet de ruimte worden gegund om in te passen. Een paar steunmasten tussen de hoekmasten zetten brengt opmerkelijk snel de rust terug.
Een andere manier is om te gaan werken met kleine lijnhoeken – zo klein dat het niet per sé nodig is om telkens een hoekmast te gebruiken. Een gewone draagmast met isolators in V-ophanging is in staat om een kleine lijnhoek te kunnen maken. Wanneer één enkele mast slechts een klein eindje uit de hartlijn van het mastvak moet worden verplaatst heeft deze methode zelfs per definitie de voorkeur. Het scheelt nogal wat of je één mast moet verplaatsen, of dat je drie nieuwe hoekmasten nodig hebt.
V-ophangingen kunnen van een steunmast een lichte hoekmast maken zonder dat de constructie van de mast zelf verzwaard moet worden. Dat kan het lijnbeeld lichtvoetig houden. Maar doe dan niet van die railing en.. ja, laat ook maar. Foto’s door Jeroen van Lieshout.
Wijsheid is maatwerk
Beide manieren hebben hun voors en tegens. Dé beste keuze bestaat niet. Het is afhankelijk van de lengte van de reconstructie, het aantal slingers dat gemaakt moet worden, de bouwwijze van de te verplaatsen masten en het formaat daarvan. Het punt dat gemaakt moet worden is dat een reconstructie meer zou moeten en ook meer zou mogen zijn dan slechts de keuze voor de makkelijkste of goedkoopste oplossing. Een gereconstrueerd tracé wordt beraamd er voor tientallen jaren te blijven staan: we kijken er dus een hele poos tegenaan. Goed nadenken over hoe een reconstructie vorm kan krijgen zodat uiteindelijk het fraaiste resultaat wordt bereikt is daarmee een argument dat niet mag worden overgeslagen.
Een goed uitgevoerde reconstructie vergroot de druk op het landschap zo min mogelijk en verstoort ook het lijnbeeld zo min mogelijk.