Steun- of draagmast (S)
Steunmast / draagmast
Row pylon Tragmast bæremast riegepaol
Steunmasten of draagmasten zijn in de meerderheid. Ze staan in rij met de mast voor en achter hen en ze dragen of ondersteunen draden meestal zonder afspanning.
Het zijn de gewone hoogspanningsmasten die je het meeste ziet, bijna of helemaal identiek, en staande in korte of lange rijen achter elkaar. Soms staan er een handjevol achter elkaar, maar je komt ook wel zogeheten mastvakken tegen waarin er tien, twintig of nog veel meer achter elkaar staan en in een indrukwekkende rij richting de horizon stappen.
Draag- of steunmasten dragen de draden zonder dat er een richtingsverandering is. Ze staan normaal gesproken in een rechte rij met de mastpositie voor en achter ze. Hier zien we twee spanvelden met zogeheten donaumasten, ontworpen voor 220 kV en 380 kV. Foto door Michel van Giersbergen.
Welk woord? Steunmast of draagmast?
Deze mastfunctie wordt gekend als steunmast maar evengoed als draagmast. In principe zijn de namen uitwisselbaar, maar er is wel een verschuiving geweest. De aanduiding draagmast was enkele decennia geleden gangbaar voordat steunmast aan zijn opmars begon. Tegenwoordig is steunmast de meest gebruikte van de twee. Het vreemde is dat de term steunmast in principe handiger is voor de kleinere masten met staande isolators: zij ondersteunen de draden immers van onderaf, terwijl zwaardere hoogspanningslijnen hun draden hangend dragen. Waarom de term steunmast langzaam maar zeker terrein won op draagmast terwijl andersom juist logischer zou zijn weten we bij HoogspanningsNet ook niet. Op deze site gebruiken we vooral de term steunmast, maar soms kom je ook draagmast tegen, vooral als de draden op staande isolators worden gedragen.
Wat dat betreft hebben Angelsaksische landen het een stuk makkelijker. Die spreken gewoon van een row pylon.
Draag- of steunmast op een zogeheten mastbeeldtekening en op een zogeheten spanveldschema. Deze tekeningen slingeren maar weinig rond in de openbaarheid en ook netbeheerders zijn niet erg scheutig met mastbeeldtekeningen. Je hebt er normaal gesproken ook weinig aan, behalve als je een ingenieur, constructeur of een modelbouwer bent.
De basissteunmast: S+0
Meestal worden masten ontworpen als een zogeheten mastenfamilie: een compleet geheel van alle subontwerpen en functies die geboden moeten worden om een hoogspanningslijn mee te bouwen. Je hebt bijvoorbeeld hoekmasten, steunmasten en soms wisselmasten nodig. Ook binnen de leden van zo’n mastenfamilie zijn weer verschillende subtypen. Bij steunmasten is de hoogte de variabele. In vakpublicaties, boeken, bouwtekeningen, op netkaarten en ook op websites zoals deze worden steunmasten aangeduid met de letter S (van steunmast), gevolgd door een operand (een + of een – ) en dan een getal. Het geheel ziet eruit als S+0, S+6, S+30 of soms S-2 of S-4. Dit getal geeft rechtstreeks informatie over de masthoogte ten opzichte van de S+0, want dat is de standaardhoogte van een steunmast van deze mastenfamilie.
Het getal is altijd in gehele meters. En S+6 is dus zes meter hoger dan het basisontwerp. Soms kan er nog een extra letter aan toe worden gevoegd. SL+2 of S+0/RC bijvoorbeeld. Al die codes zeggen de kenners en hardcore pylongeeks precies met wat voor sub-sub-subvariant binnen deze mastenfamilie we te maken hebben.
Steunmasten kunnen verschillende hoogtes hebben, de S+x waarde. Links zien we twee stuks S+0 vooraan, daarachter twee stuks hoge exemplaren (S+12) om een kanaal te overkruisen. Verderop herhaalt zich de situatie nog een keer. In principe is er geen bovengrens aan het S-nummer. Foto’s door Ruben Schots.
Verhoogde steunmasten: S+x
Het komt in een verbinding geregeld voor dat er meer ruimte tussen de draden en de grond in moet dan met een S+0 en de voorgeschreven zeeg en kettingparameter (net woord voor hoe diep de draden doorhangen) mogelijk is. De draden strakker trekken kan niet altijd. Een hogere mast gebruiken is dan de beste oplossing. Het aantal meters verhoging ten opzichte van de S+0 vormt dan de aanduiding van het subtype dat hier wordt toegepast. Met een S+6 is de steunmastvariant zes meter hoger dan de basisvariant. Een plusgetal is dus altijd een verhoging.
Verhoogde masten zien we vooral bij overkruisingen van infrastructurele objecten. Een snelweg, kanaal of een andere hoogspanningslijn vereist lichtelijk verhoogde masten. Wanneer een brede rivier of een grotere watergang moet worden gekruist zijn soms sterker verhoogde masten nodig. De allergrootste versies, soms wel vijftig of zelfs meer dan honderd meter hoger dan de S+0 basisvariant, komen we tegen bij zeestraten of grote zeehavens waar de spanlengte ruim een kilometer bedraagt en er zelfs in het midden veilig grote zeeschepen moeten passeren.
Zeer sterk verhoogde masten treffen we aan bij kruisingen van vaarwegen. Links de Sliedrechtcrossing, waar vier sterk verhoogde steunmasten zijn toegepast. Rechts de Emscrossing van Diele – Conneforde, waarin een obstakelschildering, waarschuwingslampen en markeringsballen allemaal bijdragen aan extra zichtbaarheid. Foto’s door Ruben Schots en Michel van Giersbergen.
Met regelmaat worden in België zulke masten van een roodwitte obstakelschildering voorzien, soms compleet met waarschuwingslampen en markeringsballen in de bliksemdraden, zodat ze vanaf grote afstand de aandacht trekken. Soms worden de draden bij zulke grote masten aan de traversen afgespannen, zodat overlap met de functie afspanmast ontstaat. Een andere keer wordt er slechts halfverankering, V-ophaniging of gewoon een dubbele ketting gebruikt waardoor de mast technisch nog steeds een gewone steunmast blijft.
Verlaagde steunmasten: S-x
Waar we een plusgetal hebben, kennen we ook een mingetal. Verlaagde steunmasten komen aanmerkelijk minder voor dan verhoogde varianten, maar ze zijn er wel. Soms kan de mast lager worden gemaakt dan zijn basismodel door de toren een paar meter in te korten. Dat kan handig zijn in de buurt van vliegvelden, maar het wordt ook wel eens gedaan als er zwaarwegende landschappelijke redenen zijn, zoals een radarbeam of een belangrijke zichtlijn tussen twee heuvels door. Een S-2 of S-4 kan dan een verschil maken, al komen verlaagde masten wel met een prijs. Ze moeten dichter bij elkaar worden geplaatst om de draden hoog genoeg boven de grond te houden zodat je er meer van nodig hebt.
Verlaagde steunmasten in de buurt van Apeldoorn vanwege vliegveld Teuge, en rechts om in de pas te kunnen lopen met de oudere, kleinere lijn ernaast.
Een andere, interessante reden om soms verlaagde steunmasten toe te passen is wanneer juist die kortere afstand tussen de mastposities begeerd wordt. Dat zien we vrij vaak wanneer men een nieuwe hoogspanningslijn naast een bestaande hoogspanningslijn bouwt en men de masten met elkaar in de pas wil laten lopen. Wanneer de nieuwe lijn zwaarder is dan de bestaande lijn kiest men er graag voor om net iets meer masten te gebruiken die per stuk een paar meter lager kunnen zijn omdat de tussenafstand minder zeeg in de draden geeft. Zo gaat de nieuwe lijn beter op in het landschap. De meerprijs van een paar extra masten wordt als geaccepteerd gezien.
Soms wordt in plaats van een verlaagde mast gekozen voor een ander mastmodel, bijvoorbeeld donaumasten in plaats van tonmasten. En heel soms leidt een verlaagde mast tot een bizarre contradictie: als je een verlaagde mast hebt die extra hoogte nodig heeft omdat een snelweg moet worden overgestoken… dan gebruik je een verhoogde verlaagde mast. Tja…
Kenmerken van steunmasten:
▫ De mast staat in een rechte lijn met de mast ervoor en de mast erachter
▫ De draden worden eigenlijk alleen maar opgetild, bij hangende isolators hangen deze kettingen recht omlaag
▫ Indien de draden met twee kettingen vastzitten (halfverankering), schuin in het lang van de draad
▫ De masten kunnen in sterk verhoogde varianten voorkomen
▫ In de meeste verbindingen zijn deze masten veruit in de meerderheid