Eindmast of opstijgpunt
Eindmast, opstijgpunt
Dead-end tower, termination tower Endmast Endemast Lienèende
Eindmasten vind je waar de overstap wordt gemaakt van lijn naar kabel. Soms zijn ze gecombineerd met een opstijgpunt. Ook een stijgjuk kan een eindmastfunctie hebben.
Eigenlijk is de term eindmast niet gelukkig gekozen. Het had ook beginmast kunnen zijn. In ieder geval kan je eindmasten vinden op plekken waar een luchtlijn een zichtbaar uiteinde heeft en de grond in duikt, en dan buiten een stationsterrein. Eindmasten komen voor in een aantal varianten: echte eindmasten, opstijgpunten, en soms ook als een variant op een stijgjuk. Ze hebben dezelfde functie maar hun constructiewijze verschilt.
Klassieke eindmast: eindsluiters hoog in de mast, zelfde mastmodel als de lijn
De simpelste versie is de variant waarop de eindsluiters en kabelovergangen hoog in de mast zelf zijn gemonteerd. Soms is zo’n eindmast al vanaf de aanleg van de verbinding aanwezig, een andere keer is hij later ingepast.
Klassieke eindmasten waarbij de luchtlijn ophoudt en verder gaat als grondkabel. De overgang wordt op en aan de mast zelf gemaakt zodat het ruimtebeslag op de grond niet toeneemt en er geen hek nodig is. De mast deelt zijn ontwerp met de rest van de verbinding, Ee hij staat ver weg van stations. Foto’s door Peter Schokkenbroek en Ruben Schots.
Bij zulke later aangebrachte eindmasten is soms een hoekmast omgeschoold tot eindmast. Dat is herkenbaar doordat de mast een beetje gedraaid lijkt te staan ten opzichte van de rij steunmasten die hem tegemoet komt. Ook zijn er soms werkloos geraakte bevestigingspunten voor isolators te zien.
Zo’n eindmast kan goed lukken en vrij onopvallend of natuurlijk in de verbinding passen, maar je hebt er ook echte miskleunen tussen die een onprettig en weinig soepel uiteinde vormen. Het is aan te bevelen het mastmodel en ook het precieze ontwerp van de gebruikte mastenfamilie te handhaven voor een goede inpassing. Of in ieder geval iets te bouwen dat met wat fantasie gelijkend is. Het ene mastmodel leent zich beter voor een eindmastvariant of aanpassing daartoe dan het andere.
Eindmasten bij Dedemsvaart. Een bijzonder ontwerp, en tevens zouden de Engelsen hier op flippen: bij hen moet hier een hek en een gracht met krokodillen omheen. In Nederland staan ze gewoon tussen de koeien. Foto door Ot Lesley.
Opstijgpunt: eindmast als afspanmast en de eindsluiters op de grond
Je hebt ook de Deluxe variant waarbij de eindsluiters direct achter de laatste mast op de grond zijn geplaatst in een eigen, speciaal omhekt terrein met een naam, een postcode, kavel- en kadasternummer (inderdaad, die kan meedoen aan de Postcodeloterij) en een aparte aanduiding in de assetlijst van de netbeheerder. De mast zelf is dan eigenlijk gewoon een afspanmast. Meestal staat de mast zelf ook binnen het omhekte terrein, maar dat hoeft niet altijd. Een dergelijk terrein en de functie die het vervuld worden beiden een opstijgpunt genoemd.
Opstijgpunt, voorzien van surge arresters en zelfs scheiders, maar geen vermogensschakelaars. De grond is met grind bedekt, het terrein is omhekt en het is duidelijk een duurdere aangelegenheid dan een eindmast. Foto door Michel van Giersbergen.
Op een opstijgpunt is meer ruimte beschikbaar, zodat bijvoorbeeld surge arresters kunnen worden bijgeplaatst. Dit zijn voorzieningen die overspanning kunnen afleiden en dat is bij bliksem van belang. Met name bij luchtlijnen voor HVDC is het belangrijk om zulke voorzieningen te plaatsen. Wisselstroom is simpeler om in bedwang te houden en om tijdens onweer te bedrijven dan gelijkstroom.
Een tweede voordeel van een opstijgpunt is dat de mast zelf (gewoon een afspanmast) de draden schuin omlaag geleidt in plaats van dat de verbinding abrupt ophoudt. Het is rustiger in het landschap. Nadeel is de grotere ruimtevraag en het moeten pachten of kopen van grond, plus het toegenomen onderhoud.
Een opstijgpunt heeft een omhekt terrein waarop op de grond de overgang naar grondkabels gemaakt wordt. Met wintracks kan je niet anders. Rechts: okee, er is dus écht geen ruimte achter de mast? Tja, dan moeten we het maar vóór de eindmast doen, zoals hier in Zevenaar. Maar of dat visueel een succes is? Foto’s door Michel van Giersbergen en Ruben Schots.
Stijgjuk in het open veld
De derde manier is een stijgjuk met eindsluiters pal onder de opening van het portaal. Deze methode is toenemend populair geraakt in de afgelopen decennia, en niet tot tevredenheid van pylongeeks of landschapsarchitecten. Een stijgjuk heeft een heel ander uiterlijk dan de steun- en hoekmasten van de rest van de verbinding en in de meeste gevallen is een dergelijk juk niet met vakwerk gebouwd maar met met H-profielen of gesloten buizen. Dat valt uit de toon bij een verbinding wanneer die zelf wel met vakwerkmasten is gebouwd.
Stijgjukken. Links een exemplaar in aanbouw, met een A-frame (maar met H-profielen, aha, geen HA), rechts een zwaar stijgjuk met vakwerkconstructie in de buurt van Zeebrugge. Foto’s door Hans Nienhuis en Bavo Lens.
Stijgjukken als eindmast hebben meer grondoppervlak nodig om op te staan, maar bij de meeste soorten bieden ze wel weer de mogelijkheid om de eindsluiters zelf verhoogd op te stellen zodat er op de grond geen opstijgpunt nodig is met een hekwerk waar dan sneue kinderen geen gehoor vinden wanneer ze kinderpostzegels proberen te verkopen. Verder zijn de kromme tenen van pylongeeks en landschapsarchitecten ook niet aan de Berg voorbij gegaan, er lijkt een prille kentering te zijn in het rücksichtslos toepassen van plompe one-size-fits-all portalen op iedere plek waar een nieuw stijgpunt nodig is. Hoe zich dit ontwikkelen gaat is even afwachten.
Een exemplaar van het eh.. Tennet StandaardStijgjuk™ waarmee in de afgelopen jaren een handvol nieuwe opstijgsituaties zijn gebouwd. Het is een nogal fors object dat landschappelijk amper te rijmen is met vakwerkmasten. Deze bij Boxmeer is op het moment van de foto nog in aanbouw. Foto door Ruben Schots.
Een jukvormig opstijgpunt in het open veld kan overlap hebben met de mastfunctie stijgjuk. Twee verschillen zijn de afwezigheid van een trafostation achter het juk, en de aanwezigheid van een mastnummer. Soms is het echter moeilijk om te besluiten of je met een opstijgpunt of een stijgjuk te maken hebt. Er zijn geen examens in, dus maak je er niet te druk om.
Hoe kiest de netbeheerder wat het wordt?
De keuze voor een eindmast, een opstijgpunt of een stijgjuk hangt in belangrijke mate af van de netspanning. Bij lage netspanningen tot en met circa 70 kV wegen de eindsluiters niet zo veel en dan is het vrij goed te doen om ze ergens hoog in de mast te plaatsen. Het scheelt een terrein, een hek en een kadastrale registratie.
Bij hogere spanningen nemen de componenten snel toe in omvang en gewicht. Een eindsluiter voor 380 kV weegt al snel een ton of twee en ook is er een steeds grotere tussenafstand nodig zodat een ondersteunende constructie onevenredig snel groter en breder moet worden. Bij dat soort joekels kan je nauwelijks anders dan ze op de grond te plaatsen achter de eindmast, die dan een veredelde afspanmast blijft. Zulke terreinen zijn voorzien van kort gemaaid gras of van een grindbak met worteldoek. Dat laatste scheelt onkruid wieden en het isoleert elektrisch beter, wat weer handig uitkomt bij het beperken van de risico’s van onbedoelde spanningstrechters en potentialen in de grond.
Twee (goed, drie) eindmasten met een opstijgterrein, overigens in dezelfde verbinding. Foto’s door Tom Börger en Michel van Giersbergen.
Bij spanningen ergens tussenin, grofweg de ordegrootte 110 kV tot 220 kV, is het vaak het mastmodel dat helpt om de keuze te bepalen. Van een hamerkop kan je makkelijker een eindmast maken dan van een dennenboommast omdat de zogeheten afstap minder gehannes vereist met draden omleiden langs de mast omlaag. Bij de vlakke configuratie zoals op een hamerkop zijn alle draden vlot bereikbaar en je hoeft ze alleen even omlaag te leiden, rechtstreeks de eindsluiters in. Bij verticale masten zoals een dennenboommast zit de brede ondertraverse in de weg voor de middentraverse, die op zijn beurt de boventraverse weer in de weg zit. Daar is een opstijgpunt sneller van nut.
Een andere factor is kostenbesparing. Tennet kiest als het even kan voor een standaard buisportaal als stijgjuk, telkens ongeveer dezelfde bouw en afmeting voor zowel 110 kV als 150 kV. Dat scheelt engineering, maar dit portaal (in wit en grijs verkrijgbaar, misschien ook in lila) past qua stijl precies bij geen enkele verbinding. Soms is goedkoop ook landschappelijke duurkoop.
Tijdelijke eindmasten of tijdelijke opstijgpunten? Hier bij Haarlem wordt een en ander verbouwd zodat de hoogspanningslijn een tijdelijke omleiding nodig heeft die in dit geval als op-de-grondkabel wordt gedaan. Foto door Frank Arnold.
Er komen er steeds meer
Eindmasten zijn van alle tijden. Maar de laatste decennia is er een stijging in het aantal opstijgpunten en eindmasten doordat bovengrondse hoogspanning in bebouwd gebied steeds minder getolereerd wordt. Tegelijk met een grotere roep om verkabeling werden ook XLPE-grondkabels en kunststof eindsluiters concurrerend met oliedruk- of GPLK-kabels. XLPE is eenvoudiger in gebruik dan de traditionele oliedrukkabels. Zogeheten verkabeling van korte gedeelten van bestaande hoogspanningslijnen werd makkelijker en betaalbaarder. De komende jaren zullen we dus steeds meer opstijgpunten zien op plekken waar een hoogspanningslijn die voorheen door een woonwijk liep nu ondergronds zijn weg door de wijk moet vinden.
Herkenning in het veld:
▫ Mast waar een bovengronds lijndeel eindigt en verder gaat als grondkabel
▫ Soms een mast die ooit een hoekmast was: de grondkabels zijn dan nieuwer dan de lijn zelf
▫ Wanneer de eindsluiters op of tegen de mast aanzitten is het een eindmast
▫ Als de eindsluiters naast of onder de mast op de grond staan, spreken we eerder van een opstijgpunt
▫ Een portaal als stijgjuk komt ook met regelmaat voor