Classificatiemodel

Overzicht van termen en classificatie van mastconstructies naar functie, constructiewijze en geometrie/vorm.

De classificatie volgt grotendeels de internationale consensus die bij CIGRE gehanteerd wordt, waar nodig aangevuld met een notitie of extra term wanneer er geen documentatie over bekend is. De besproken geometrieën, functies en constructiewijze op deze site is in overeenstemming met het model. Ook de namen en aanduidingen volgen die zo goed mogelijk.

Mastclassificatie is geen exacte wetenschap. Soms kunnen definities overlap vertonen. In zo’n soort geval is het aan de observator om te bepalen wat wijsheid is en wat de inhoud het beste dekt. Het is niet mogelijk om mastclassificatie uit te voeren als een volledig sluitend stroomdiagram en hier wordt ook niet naar gestreefd.


Toepassingsgebieden:

  1. Classificatie naar bouwwijze
  2. Classificatie naar opstelling
  3. Classificatie naar mastbenutting
  4. Classificatie naar mastmodel
  5. Classificatie naar mastfunctie

Classificatie naar bouwwijze

Vakwerkmast (lattice tower)
Mast waarvan het mastlichaam (de voet / het broekstuk en de toren) bestaat uit een geschroefd of geklonken vakwerk van metalen staven of kokers (trussen) die samen een vakwerkconstructie van kruisen, ruiten en driehoeken vormen.

Buis- of kokermast (tubular mast/tower)
Mast waarvan het mastlichaam (de toren) bestaat uit een gesloten buis-, koker- of staafvormige, cilindrische of licht tapse constructie van staal, kunststof of beton.

Betonmast (concrete tower)
Mast waarvan het mastlichaam (de toren) bestaat uit een betonnen koker (vervaardigd in een rotatiemal of soortgelijk) of een massieve betonnen (stobie)paal voorzien van metalen wapening.

Houten mast (wood pole)
Mast waarvan het mastlichaam (de toren) bestaat uit een houten paal (al dan niet geverfd, geteerd of gewolmaniseerd) of een samenbouwsel van meerdere houten palen en balken.

Hybride mast (hybrid disign)
Masten waarvan het mastlichaam bestaat uit bijvoorbeeld (doch niet uitsluitend) een combinatie van kokers/buizen en lattenwerk, of waarvan de buizen een vakwerk vormen. Masten met een kokervormige toren, maar traversen/bokken/balken die uit een vakwerk van staven bestaan kunnen ook worden gezien als hybride ontwerpen.

Classificatie naar opstelling

Vrijstaande mastconstructie
Mast die een zelfdragend fundament heeft en overeind staat zonder gebruik te maken van extern in de grond verankerde tuidraden.

Vertuide mastconstructie
Mast die kritiek afhankelijk is van extern in de grond verankerde tuidraden en onmiddellijk zal bezwijken wanneer deze draden het begeven.

Inwendig verschoorde mastconstructies zoals Darrieusmasten vormen een overgangsgroep met enige kenmerken van beiden.

Classificatie naar mastbenutting

Volledig benut mastontwerp
Mast waarbij het aantal aantal te dragen circuits gelijk is aan het nominale (vaak het maximale) aantal waarop het ontwerp van de mast is berekend. Wanneer een verbinding bovennominaal wordt bedreven (bijvoorbeeld op 110 kV terwijl deze ontworpen is op 100 kV, of viermaal 150 kV in tweevlaksconfiguratie terwijl de mast bedoeld is voor tweemaal 380 kV in donauconfiguratie) heeft dit geen invloed op de benutting. Deze blijft nominaal.

Onvolledig benutte mastontwerpen
Masten waarbij het aantal ingehangen circuits is lager dan het nominale aantal, en/of het aantal ingehangen traversen of constructiedelen waaraan draden worden gedragen is lager dan het nominale (vaak het maximale) aantal waarop het ontwerp is berekend, en/of waarvan de circuit(s) worden bedreven op een spanning die conform de NEN-IEC 60038 minimaal één netvlak lager wordt geclassificeerd dan waar het circuit technisch nominaal op is ontworpen

Classificatie naar mastmodel of mastgeometrie

Extra verdiepingen voor bliksembescherming worden niet meegenomen in de beschouwing.

Donaumast
Symmetrische mast met twee verdiepingen, waarbij de traversen aan beide zijden van de toren een circuit dragen in de donauvorm: een driehoekvorm met de punt naar boven.

Hamerkop (vlakke mast, horizontaal geconfigureerde mast)
Symmetrische mast met één verdieping die nominaal twee circuits in vlakke vorm aan weerszijden van de toren naast elkaar draagt.

Tweevlaksmast
Symmetrische mast met twee verdiepingen die nominaal vier circuits draagt. Iedere traverse draagt nominaal drie fasedraden in de vlakke vorm en de mast ziet eruit als twee op elkaar gestapelde hamerkoppen.

Verticale mast (dubbelvlagmast, drievlaksmast)
Symmetrische mast met drie verdiepingen waarvan alle traversen ten opzichte van het punt waar ze aan de toren ontspruiten vrijwel of precies even lang zijn. Of de toren cilindrisch of licht taps is maakt niet uit. De mast draagt nominaal twee circuits, maar er zijn ook versies met vier of zes circuits. In België wordt deze mastvorm een dubbelvlagmast genoemd.

Dennenboommast
Symmetrische mast met drie verdiepingen waarbij de traverselengte telkens toeneemt naar onderen toe, zodat de mast een dennenboomvorm lijkt te hebben. De toenemende traverselengte is onafhankelijk van een al dan niet tapse torenvorm. De mast draagt nominaal twee, vier of zes circuits. In België wordt deze mastvorm niet apart onderkend en gewoon als dubbelvlagmast aangeduid.

Tonmast 
Symmetrische mast met één toren en drie verdiepingen waarin nominaal twee circuits zijn ingehangen. De mast lijkt op een verticale mast, maar de lengte van de middelste traversen, de afstand van de middelste fasedraden tot de toren, of beide, is groter dan die van de onderste én de bovenste fasedraden en/of traversen. Wanneer men een denkbeeldig lijnstuk rondom de uiteinden van de traversen en/of rondom de dwarse doorsnede van de fasedraden spant heeft dit lijnstuk de vorm van een zeskant of een ton. De mast kan ook vier of zes circuits dragen. In België wordt deze mastvorm niet apart onderkend en gewoon als dubbelvlagmast aangeduid.

n-vlaksmast
Symmetrische mast met n verdiepingen waarvan alle n traversen min of meer even lang zijn, of waarvan de lengte toeneemt naar onderen toe. Iedere traverse draagt eenzelfde aantal fasedraden, nominaal één. Het getal n kan ieder natuurlijk, geheel getal in de positieve getalreeks zijn, waarvoor geldt dat het over het algemeen een getal gelijk aan of groter dan vier (4) is.

Asymmetrische n-vlaksmast 
Asymmetrische mast met n verdiepingen waarvan alle n traversen niet even lang zijn, d.w.z. de mast is vanuit de torenhartlijn niet symmetrisch op minimaal één verdieping. Het getal n kan ieder natuurlijk, geheel getal in de positieve getalreeks zijn, ook lager dan vier.

Deltamast (kat, bok, kattenkopmast, zadelmast)
Symmetrische mast waarvan de toren zich splitst na een hals of taille en waarin zich een of meer horizontale balken bevinden, waaraan doorgaans maar niet uitsluitend een oneven aantal circuits is ingehangen. In de deltamast bevindt zich altijd een omsloten opening in het mastlichaam waar tenminste één fasedraad doorheen loopt.

Gaffel
Symmetrische mast met één toren die op zekere hoogte in tweeën splitst. De mast gelijkt op een Yenteken of een hooivork en draagt doorgaans één circuit. Eén fasedraad hangt dan bovenin de gaffelvorm terwijl de andere twee links en rechts van de toren hangen, meestal met eigen traversen. Boven de splitsing van de toren komt géén horizontale balk voor.

Bipole-mast (bipole, ‘wintrack’)
Symmetrische mast met twee torens en een ongedefinieerd aantal verdiepingen, waarbij de twee torens fysiek volledig gescheiden zijn van elkaar. Nominaal draagt de mast twee circuits (per toren een), maar de mast kan ook vier circuits dragen wanneer de andere zijde van de torens ook wordt benut.

Driehoeksmast
Asymmetrische mast met drie verdiepingen, maar onvolledig van hoogte. Eén traverse steekt de ene kant op, de twee anderen zitten boven elkaar en steken de andere kant op. Het circuit wordt in een driehoekvorm gedragen met een verticale zijde en de tegenover liggende punt zijwaarts. De driehoeksmast wordt in de groep enkelcircuitmasten apart erkend vanwege zijn alomtegenwoordigheid.

Enkelcircuitmast (overig)
Verzameling mastmodellen die één circuit dragen en waarvan sommige leden een eigen naam dragen, maar altijd binnen de gezamenlijke noemer enkelcircuitmasten vallen. Binnen de verzamelgroep enkelcircuitmasten worden enkele mastmodellen met een eigen aanduiding erkend (vlagmast), andere configuraties (er zijn er meer mogelijk) dragen geen eigen naam en dienen genoemd te worden onder de hoofdnaam van deze groep.

Eéngeleidermast
Kegelvormige, doorgaans asymmetrische mast met één toren die aan ten hoogste één korte traverse slechts één fasedraad draagt. De mast wordt als afspanmast gebruikt bij lange overspanningen of bij hoeken. Omdat de mast slechts één fasedraad draagt, komt de mast niet alleenstaand voor bij driefasenwisselstroom. Bij elektrodelijnen voor HVDC kan deze mast wel zelfstandig voorkomen.

Portaal (juk, dubbelmast)
Doorgaans symmetrische mast met twee of meer torens/jukken, een ongedefinieerd aantal verdiepingen en een ongedefinieerd aantal circuits. De gehele mast maakt een rechthoekige indruk en vormt tenminste één omsloten portaal waar men in principe op de begane grond onderdoor kan lopen. Deze masten komen in een vrijstaande, een vertuide en een Darrieusvorm voor.

Guyed V of ballerina
Doorontwikkeling van een portaal waarbij beide benen op één punt samen komen. De hele mast lijkt op een grote V. Uitsluitend mogelijk als schoormast met externe schoren.

Guyed Y, T, delta
Masten met een schoorconstructie op een extra verhoogde toren, waarbij de mastconstructie zelf een stijf geheel vormt.

(Vertuide) monomast
Vrijstaande maar meestal vertuide constructie waaraan drie draden verticaal boven elkaar worden gedragen.

Combinatiemast (combimast)
Mastontwerp waarbij twee of meer verschillende configuraties van fasedraden uit de bovenstaande lijst zijn gecombineerd, of twee of meer verschillende netspanningen worden gecombineerd, of beide bovengenoemde criteria van toepassing zijn. Wanneer één van de aanwezige configuraties niet compleet is, ongeacht of de traversen ervoor wel of niet reeds zijn aangezet, spreken we van een onvolledig benutte combinatiemast. Wanneer er in de praktijk twee verschillende netspanningen worden gebruikt terwijl de betreffende circuits echter zijn ontworpen op één en dezelfde netspanning, spreken we van een (combinatie)mast met verborgen onvolledige benutting.
Overlap met een andere mastsoort is mogelijk bij een verborgen combinatiefunctie; i.e. wanneer een of meer circuits een lagere spanning voeren dan hun ontwerpcapaciteit.

Classificatie naar functie of rol

Classificatie naar functie of rol kan worden gedaan met de huidige functie (zoals toegepast op het moment van observatie) of de beraamde functie bij het ontwerp. In de meeste contexten wordt de huidige functie ermee aangeduid, maar het is dus mogelijk een mastpositie te treffen die ooit een hoekmast was en nu een eindmast is geworden.

Draag- of steunmast (row pylon)
Beide aanduidingen zijn correct. Mast die alleen verticale krachten opvangt en waarbij de kabels vrijwel of geheel rechtdoor lopen. De geleiders zijn doorgaans ononderbroken (geen bretels) en de mast staat vrijwel of geheel in een rechte lijn met de mast ervoor en erna. Masten beschreven met S+x of S-x worden gedefinieerd als steunmasten. Het nummer achter de aanduiding S geeft een indicatie van de hoogte ten opzichte van het basismodel uit een bepaalde lijn. Meestal wordt draagmast gebruikt bij masten die de draden dragen op staande isolators en steunmast bij masten die de draden dragen aan hangende isolators. Vroeger was draagmast gangbaar(der) als aanduiding dan tegenwoordig.

Afspanmast (anchor)
Mast gelijkend op een hoekmast die in staat is om geleiders van verschillende trekspanningen vast te houden, maar geen lijnhoek faciliteert. Een afspanmast kan gecombineerd zijn met een hoekmast, maar hij kan ook op zichzelf staan zonder dat er een bocht in het spel is (bijvoorbeeld als aanloop naar een crossing). Een afspanmast is in feite de lichtst denkbare hoekmast met een lijnhoek van 0°. De mast komt voor om te lange rechte stukken op te delen of als aanloop naar een overkruising.

Hoekmast (anchor)
Afspanmast waarbij de kabels een bocht om worden geleid, en wel een zodanige bocht dat er een speciale, vaak zwaarder uitgevoerde mast wordt gebruikt. Wordt soms gezien als een ondersoort van de afspanmast, maar deze zienswijze laat te weinig ruimte voor differentiatie open en wordt hier niet ondersteund. Masten beschreven als H+x, H-x, Ha, Hb, Hc of Hn of een combinatie van beiden worden gedefinieerd als hoekmasten. Het nummer achter de aanduiding “H” geeft een indicatie van de hoogte ten opzichte van het basismodel uit een bepaalde lijn. De lettercode achter de aanduiding “H” geeft de mate van lijnhoek aan, oplopend vanaf “A” tot “C” in stappen van 20°.

Running angle (flying angle)
Mast met een lijnhoek waar geen afspanning op wordt gemaakt. Deze worden in Nederland weinig aangetroffen en ze zijn in zekere zin het omgekeerde van een afspanmast zonder lijnhoek. Er is geen goede Nederlandse term voor in omloop.

Wisselmast of fasewissel
Mast gelijkend op een hoekmast of afspanmast waarop fasedraden van fysieke positie worden gewisseld. Wisselmasten kunnen onvolledig of volledig zijn uitgevoerd en deze mastfunctie kan bestaan in combinatie met een hoekmastfunctie.

Eindmast (al dan niet met opstijgpunt)
Mast gelijkend op een hoekmast waarop de overstap wordt gemaakt van bovengronds naar ondergronds. Een eindmast lijkt doorgaans op reguliere masten in de verbinding, terwijl een opstijgpunt een duidelijk afwijkende vorm heeft, meestal als portaal. Hier is geen hard onderscheid mogelijk en de overgang van de ene op de andere term is arbitrair. Ook de eerste reguliere mast na een trafostation kan soms als een eindmast of opstijgpunt worden gezien.

Aftak- of caravelle
Mast waarop tenminste één circuit een elektrisch verbonden aftakking (harde aftak of schakelbare aftak) heeft die zijn weg in een andere richting vervolgt.

Splitsingsmast 
Mast waarop twee of meer circuits uit elkaar gaan en ieder hun eigen weg vervolgen. Op een splitsingsmast wordt geen elektrisch contact gemaakt tussen deze circuits en wordt niet geschakeld.

Overkruising
Mast die onderdeel is van twee verbindingen die elkaar uit twee geografisch verschillende richtingen kruisen en een mastpositie delen. Een overkruisingsmast kan ook voorkomen bij twee verschillende spanningen.

Bijzondere mast / speciale mast
Alle mastfuncties die niet in de bovenstaande categorieën vallen. Een speciale mast hoeft niet altijd een eigen categorie te vormen.