Verbindingsnaam
Hoogspanningsstations dragen een naam en deze werkt door in de verbindingen tussen hen in.
Trafostations dragen in Nederland nonchalant de naam van het dorpje of gehucht waar ze toevallig naast staan. In België is men trotser en daar worden belangrijke koppelnetstations vernoemd naar grote Belgen uit de geschiedenis. Maar de verbindingen zelf moeten ook iets herkenbaars hebben als naam. In de boeken, in transportbalansen, in de bedrijfsvoering maar ook in de omgangstaal moeten we weten waar we het over hebben. Daar zijn verschillende manieren voor, afhankelijk van het gebied en uit welk moment in de geschiedenis een bron dateert.
Oh la la… Chatfest voor de pylon geek. Maar hoe gaan we die lijnen uit elkaar houden? Foto bij Gravelines door Michel van Giersbergen op powersafari.
Het meest gangbaar: naam via begin- en eindpunt
Het meest gebruikt in de wereld is naamgeving via begin- en eindpunt. De verbinding tussen trafostations Astad en Zetdorp wordt dan gekend als Astad – Zetdorp. Soms gevolgd door de netspanning (Astad – Zetdorp 150) als er kans is op verwarring met een ander exemplaar. Soms gevolgd door een I en een II als de stations en de netspanning gelijk zijn (bijvoorbeeld de echt bestaande lijnen Woudhuis – Hattem I en II). Tennet gebruikt deze methode bij voorkeur, ook omdat het in de meeste gevallen goed samengaat met de methode van circuitherkenning via kleur en via de stationsnaam (Astad – Zetdorp 150 WIT en ZWART).
Wat is het meest logisch als lijnnaam voor een 150 kV hoogspanningsverbinding tussen Woudhuis en Zutphen? Natuurlijk: Woudhuis – Zutphen 150 kV. Het lijkt een enorme open deur, maar wie goed om zich heen kijkt komt toch ook verschillende andere methoden tegen, van nummers tot prestigenamen.
Lijnnummers
Een ander belangrijk systeem met een marktaandeel is lijnnummering. Elia is een voorbeeld van een netbeheerder die deze methode gebruikt. Men heeft een hoogontwikkeld lijnnummersysteem dat actief gebruikt wordt en hun stijl in mastborden is veel constanter dan in Nederland, omdat het Belgische hoogspanningsnet geen geschiedenis kent met provinciale netbeheerders van weleer. Iedere verbinding draagt dan een eigen identificatienummer direct naast, onder of vlakbij het mastbord. Elia gebruikt een uitgestanst nummer in een metalen plaat zodat het bijna niet kapot kan.
Mastbord met lijnnummer UM232 (en mast 6) in de Ardennen. Elia bedient zich consequent van dezelfde stijl borden en lijnnummering. Het uitgestanste plaatje metaal onder het waarschuwingsbord toont het lijnnummer. Foto door Tom Börger.
Ook in Nederland werden vroeger lijnnummers gebruikt door een aantal voormalige provinciale netbeheerders. Dat kan een eenvoudig systeem zijn (lijn nr. 402), maar je hebt ook systemen die ingwikkelder waren en meer op codes leken, zoals 1251:Enk-Mbk. In dit geval betekent dat lijnnummer 1251 lopend tussen Enkhuizen en Medemblik.
Mastbord met rechts onderin een lijnnummer. Rechts: Duitse variant van een lijnnummer: hier een eenvoudig optelnummer binnen de concessie van deze netbeheerder. Altijd enerverend voor de pylon geek op vakantie om het systeem te doorgronden. Foto’s door Gerard Nachbar en Avid Mohammadi.
Elke netbeheerder die met lijnnummers werkt kan er een andere systematiek op nahouden. In het buitenland kan het gebeuren dat een methode of systeem wordt gebruikt die zelfs een geoefende pylon geek niet direct begrijpt of doorgrondt. Zeker niet wanneer er aftakkingen of inlussingen in het spel zijn. Verbindingsnaamgeving of met een beter woord verbindingsidentificatie kan dus opmerkelijk ingewikkeld zijn.
Publiek gebruik: bestemming als aanduiding
Lijnnummer UM232 spreekt niet echt tot de verbeelding en het communiceert ook wat lastig met het publiek. Om dat makkelijker te maken worden verbindingen bij publiekscommunicatie ook wel gekend onder de naam van één van de twee trafostations, meestal het exemplaar waar naartoe het mastnummer optelt en dus waar de verbinding heen gaat. Niet alleen wij als pylon geeks, maar ook Tennet zelf gebruikt in zulke situaties makkelijke namen. Zo was er bij de verkabelingsprojecten in Apeldoon sprake van de ‘Kattenberglijn’ en de ‘Woudhuislijn’. Decennia geleden was de Heveskeslijn in Groningen al een begrip. We zien dat dit soort namen ook op deze website omdat het tussen pylon geeks onderling (die de netkaart in hun hoofd goed kennen) een makkelijke manier van communicatie is. Namen als Oostring en Westring zijn aanduidingen voor meer dan één verbinding tegelijk, maar die wel tot hetzelfde ding behoren.
Prestigenamen
Een naam kan ook een niveau hoger worden gegeven. Dan krijg je wat we het beste kunnen aanduiden als een prestigenaam. Verbindingen die grote prestigeprojecten waren of die zich door hun geografische plek, technische eigenschappen of soms zelfs door hun belang in de geschiedenis een eigen plek hebben verworven in hoogspanningsland. Het bekendste voorbeeld in deze categorie zijn HVDC-zeekabels die in Europa in de zeebodem liggen.
Over de Europese zeebodem lopen tegenwoordig nogal wat elektriciteitskabels. Bijna altijd zijn het projecten waar netbeheerders trots op zijn en dat betekent in hoogspanningsland je bent geen nummer, maar een naam.
HVDC-of hoogspanningsgelijkstroomverbindingen vormen een koppeling tussen twee landen of gebieden en meestal wordt dat met enige trots uitgedragen. Soms nog vrij bescheiden (NorNed, BritNed, Kontek, Cross-Skagerak), maar op andere plekken wordt enig ego niet geschuwd (Viking Link, Hansa Powerbridge, Sydvästlänk). Trots staan ze op de kaart en een lijnnummer of binding met eindstations hebben ze niet: hun naam is alles wat ze nodig hebben. Afkortingsnamen of acroniemen zijn ook gebruikelijk. De INELFE-verbinding is een acroniem van Interconexión Eléctrica Francia-España. Precies wat hij doet en waar hij loopt. Soms is er dieper nagedacht. ALEGrO loopt tussen Luik en Oberzier, en het is een acroniem van Aachen Liège Grid Overlay. Maar wie een beetje bekend is met muziek zal direct zien dat het woord sterk lijkt op het identiek uitgesproken allegro, een van oorsprong Italiaanse term voor een vrolijk of opgewekt muziekstuk.
Er zijn ook gevallen waarbij de naam wat wenkbrauwen optrekken. Nemo, de Belgische kabel die naar Engeland loopt, heeft zijn naam te danken aan een ingeving van iemand bij Elia die het ergens tussen twee broodjes kaas uit zijn mouw schudde – althans, zo hebben we bij Hoogspanningsnet een keer opgevangen. Of het waar is? De naam Nemo kennen de meeste mensen van de duikbootkapitein uit het boek van Jules Verne, Twintigduizend mijlen onder zee. Maar ook Jules Verne had de naam natuurlijk niet uit de lucht geplukt. Het woord nemo zelf is Latijns voor niemand, onbekend, of naamloos. Tja, als je echt geen idee meer hebt hoe je je zeekabel gaat noemen, dan is dit eigenlijk nog een best nette graceful fail.
Niet dat Nederland het beter doet. De NorNed en de BitNed zijn logisch, maar toen kwam de kabel op het Deense Endrup erbij. Die had in hetzelfde stramien DenNed moeten heten, wat jammerlijk klinkt als de uitspraak van de naam van netneheerder Tennet met een verstopte neus. Een andere naam werd dan maar gekunsteld, de COBRA-cable. Het is een acroniem van COpenhagen BRussels Amsterdam. Klinkt lekker gevaarlijk en potent, maar de kabel zelf ligt tussen Endrup en de Eemshaven en heeft dus met geen van de drie steden ook maar iets te maken.
Mast van de Nord-Süd-Leitung in Duitsland. Deze stokoude verbinding was destijds baanbrekend en verwierf zich naam en faam in de nethistorie van Europa. Foto Kreuzschnabel, via Wikipedia (CC-BY-SA), lees hier het artikel.
Ook lang voor de tijd van HVDC-interconnectors was er al sprake van prestige, zoals toen voor het eerst een bergketen werd gekruist, een eiland werd verbonden of twee landen elkaar elektrisch een hand gaven. In Duitsland werd in de jaren 20 de Nord-Süd-Leitung opgeleverd. Voor het eerst werd het Rührgebiet met de Duits-Oostenrijkse grensregio verbonden om waterkracht te importeren. Dat trok voldoende aandacht in de sector en in het land om de verbinding en het bijbehorende project de naam Nord-Südleitung op te leveren. De verbinding bestaat tot op de dag van vandaag, maar hij is in de loop van een eeuw zo sterk verbouwd, opgedeeld en gereconstrueerd dat slechts enkele losse delen nog over het originele mastontwerp beschikken. Van ‘de’ Nord-Südleitung is dus al lang geen sprake meer, maar zijn erfenis en zijn status leven voort in een naam die iedere lijnengineer kent.
Ook de hoogspanningslijn met de hoogste netspanning ter wereld is er een met een prestigenaam. In de voormalige Sovjetunie werd in de late jaren 80 een zeer zware verbinding opgeleverd onder de naam Сибирь – Казахстан – Урал на основе (‘Siberian – Kazakhstan – Urals Energy Bridge’). De verbinding van 2300 kilometer lang was ontworpen op een transmissiecapaciteit va 5,5 GW en 1150 kV bedrijfsspanning. Het lijndeel tussen Ekibastuz en Kokchetav (en mogelijk tot aan Kastanay), tegenwoordig Kazachstan, is tussen 1988 en 1991 drie jaar daadwerkelijk op 1150 kV bedreven en heeft tot op de dag van vandaag het wereldrecord in handen. De verbinding bestaat nog in zijn geheel, maar wordt nu op 500 kV bedreven omdat daar makkelijker componenten voor te krijgen zijn.
Cultstatus: geuzennamen
De laatste categorie namen wordt gevormd door onofficiële namen. Sommige verbindingen en kabels dragen een roepnaam die afwijkt van de boek- of systeemnaam en die binnen de sector of binnen hoogspanningsland vooral op de werkvloer wordt gebruikt.
De Frietenlijn (afgebroken in 2021) was een noodverbinding tussen Zeeuws Vlaanderen en het sterkere Belgische net ten zuiden ervan. Zijn bijnaam was in beide landen bekend. Foto door Michel van Giersbergen.
Tussen Zeeuws Vlaanderen en België stond decennialang een interconnectie die ooit was neergezet als noodachtervang voor Zeeuws Vlaanderen als de Westerscheldekabels het zouden begeven. Deze lijn is in 2021 afgebroken, maar hij stond bekend als de Frietenlijn. Binnen de sector is de verbinding Meeden – Eemshaven bekender als de Mammoetlijn. Bij Zwolle treffen we de jukkenlijn, de dagelijkse aanspreekvorm voor de portaalstraat van Harculo. De oude verbinding Hemmen – Ede kennen we beter als de schaarmasten. en de overgebleven Mannesmannlijn in Noord Holland wordt (eh, nouja, je ziet het al) de Mannesmannlijn genoemd. Vernoemd naar het bedrijf dat het proces bedacht waarmee de stalen buizen werden geproduceerd waarmee uiteindelijk deze masten werden gefabriceerd.
De Stevinverbinding in Vlaanderen is een voorbeeld van een prestigenaam die tot een geuzennaam uitgroeide. Eigenlijk bestaat de verbinding uit vijf verschillende delen, waarvan alleen het laatste deel bij het trafostation Stevin binnenloopt. Maar je hoeft maar ‘Stevin’ te zeggen en iedereen bij Elia en ook op deze site weet direct wat je bedoelt: het station, de gehele verbinding en eigenlijk het gehele project.
‘Stevin’ is een begrip in hoogspanningsland. Het project (de aanleg van deze zeer zware verbinding) werd door Elia vernoemd naar Simon Stevin. Hoewel uiteindelijk alleen het trafostation pal aan de kust de naam Stevin draagt, is de naam synoniem geworden voor de hele verbinding en het jarenlange project om hem aan te leggen. Foto door Michel van Giersbergen.
Grote waterkruisingen worden zakelijk aangeduid als de Ketelmeerkruising, de Ramspolkruising of Lekkerkerk I en II, maar er zijn er ook een paar die naam hebben gemaakt. De Zwarte Giraf bij Wageningen dankt zijn bijnaam aan het uiterlijk van de kruisingsmasten, waarin aangeschoten studenten na een zomerse barbecue aan de rivier de gestalte van de masten met hun zeer hoge poten treffend van een bijnaam hebben voorzien. Ook onder pylon geeks ontstaan cultnamen. De Kleerkasten als aanduiding voor de grote portaalmasten van Eindhoven – Geertruidenberg is vanzelf ontstaan.
Mastenfamilies hebben ook zoiets. Een mastenfamilie heeft een technische naam, maar als ze op meerdere lijnen staan hebben ze vaak ook een wat algemenere naam. Zulke verbindingen worden gekend als Gelderse tonlijnen, Maaswaaltjes, IJC-donaumasten of (klassieker) Ringsluiting. Voor pylon geeks en ingenieurs is het gesneden koek.