Mastnummering
Om hoogspanningsmasten in een lijn te identificeren dragen ze een nummer. Dat klinkt simpeler dan het is, want wat doe je bijvoorbeeld met een aftakking?
Daar zit je dan als netbeheerder, comfortabel in je hoofdkwartier een beetje van de berg af te loeren. Een tijdje terug heeft het departement netstrategie duidelijk gemaakt dat er een nieuwe hoogspanningslijn nodig is tussen industriegebied van Mehmen en een bestaand trafostation naast het stadje Dendikke. En dan begint het gedonder al… Een hoogspanningslijn is net een weg, hij kan twee kanten op gebruikt worden. Vanaf welke kant nummeren we de masten?
Mastnummering is altijd aanwezig op een mast, van wie de mast ook is. De meest gebruikelijke manier is een extra bordje die op vlak boven of op het algemene mastbord wordt opgeschroefd. Foto’s door Hans Nienhuis en Michel van Giersbergen.
Van mast naar mastpositie
In beginsel lijkt het eenvoudig: een mast wordt beschouwd als een mastpositie. Elke positie ontvangt een telnummer. Men begint bij een van de stations, negeert doorgaans het afspanportaal en telt de mastposities in discrete gehele getallen totdat men bij het station aan de andere kant is aangekomen. 1, 2, 3, 4… 23, 24, 25… 168, 169, 170. Men volgt met de nummering de bouwrichting van de hoogspanningslijn vanaf één zijde en als men aan twee kanten begint wordt gekozen voor de kant waar de eerste start was of waar al een bestaand station is. Een andere keer blijkt het handiger te zijn om bewust een volgorde de voorkeur te geven, zoals wanneer de uitspraak van de twee stations achter elkaar wat raars oplevert. Dendikke – Mehmen zal hier en daar wat wenkbrauwen doen optrekken.
De volgorde onafhankelijk van de start van de bouw kiezen kan nuttig zijn bij dubbele plaatsnaamwoorden zoals Etten-Leur, Hoogezand-Sappemeer of Sint-Niklaas. Door die plaats als laatste te nemen is de kans op onbedoelde driewegopvatting kleiner.
Nummering bij aftakkingen, inlussingen en splitsingen
De werkelijkheid is al gauw minder eenvoudig. Hoogspanningslijnen hebben te maken met dingen die het vaste regelmaat doorbreken. Wanneer de hoogspanningslijn een bovengrondse aftak, inlussing of splitsing heeft, loopt het systeem spaak. Als een aftak schakelbaar is en pas later is geconstrueerd is het nog wel te doen: de meeste concessiehouders geven dan de aftakmast een naam en daarmee een afkortingscode, en vanaf daar wordt opnieuw met nummeren begonnen, tot het eindpunt van de aftak. Er is dan als het ware sprake van een nieuwe hoogspanningslijn.
Inlussing op de netkaart, apart maar deze inlussing werd als bijna rechtdoor lopend vervolg later aangelegd vanaf een reeds bestaande hoekmast. De inlussing begint vanaf nummer 200 te tellen – een veel hoger nummer dan het aantal masten in de oorspronkelijke verbinding rechtsaf, zodat de kans op verwarring onmogelijk is. Foto (een andere inlussing overigens) door Ot Lesley.
Sommige voormalige netbeheerders zoals IJC hadden een ander systeem. Die handhaafden de oorspronkelijke naam van de hoogspanningslijn en voegden daar simpelweg een naam bij achter, waarna de nieuwe afgetakte masten een nummering kregen die pas (veel) hoger begon dan de oorspronkelijke lijn eindigde: meestal bij nummer 200. De aftak of inlussing kreeg dan nummers vanaf 200.
De verbinding van Kampen naar Emmeloord (links) heeft hetzelfde als de lijn naar Vroomshoop, het is niet altijd mooi op de kaart hoe IJC het deed. Rechts: de PLEM vatte deze inlussing op als een nieuwe lijn en begon bij 1 te nummeren. Dit kan verwarrend zijn als je de circuitcodes niet weet.
Nummering bij een ingeknipt station
Wat te doen als er halverwege de hoogspanningslijn een nieuw station moet worden opgenomen omdat het plaatselijke middenspanningsnet bijna bezwijkt? Men noemt het toevoegen van een station in een bestaand circuit een opname via (in)knip of een harde knip. De circuitaanduidingen moeten bij opname van een nieuw station veranderd worden. Men zou ook het mastnummer kunnen veranderen en opnieuw kunnen gaan tellen. Meestal werd en wordt de oorspronkelijke mastnummering toch gehandhaafd, soms minus een of twee exemplaren die vervangen of verdwenen zijn vanwege het nieuwe station. Dat is makkelijker omdat niet alle mastborden hoeven te worden vervangen en er in de administratie (spanveldschema’s, fasewisselingen, mastspecifieke dingen) niet overal omnummering nodig is.
Hoogspanningslijn met een later toegevoegd station (links). De mastnummering die gewoon doortelt alsof er niets aan de hand is verraadt ons dat het station later pas is gebouwd, al kan dit verraderlijk zijn. Rechts zo’n geval, hier was geen sprake van inknip, maar de verbinding uit het noorden is gewoon ouder terwijl de later aangelegde verbinding naar het zuiden in dezelfde richting vertrekt.
Reconstructies waarbij het aantal mastposities afneemt
De hoogspanningslijn waar we het over hebben is een 150 kV-verbinding die rakelings langs het stadje Mooijlant loopt. De gemeenteraad van Mooijlant heeft bedacht dat er een nieuwe woonwijk moet worden aangelegd en dat de hoogspanningslijn in de weg staat. Na het bellen van een ingenieursbureau, overleg met de netbeheerder en het leeg schudden van een paar spaarvarkens op het gemeentehuis blijkt een gedeeltelijke verkabeling het beste. Acht mastposities verdwijnen en er wordt een stuk grondkabel toegevoegd. Wat te doen met de mastnummers?
Gedeeltelijke verkabelingen hebben doorgaans geen invloed op de mastnummering. Er worden gewoon een aantal exemplaren geschrapt.
Men zou de nummering van het lijndeel na de verkabeling acht exemplaren omlaag kunnen brengen. Maar dat werkt de kans op verwarring in de hand omdat bijvoorbeeld mast 71 na de verkabeling dan mast 63 wordt en dan krijg je hetzelfde omnummeringsprobleem als na een inknip. Normaal gesproken krijgt een hoogspanningsmast zijn mastnummer dan ook voor het leven, net zoals auto’s hun kenteken en huizen hun huisnummer. Er worden dus gewoon acht exemplaren van de lijst geschrapt terwijl de rest onveranderd blijft.
Reconstructies waarbij het aantal mastposities gelijk blijft, maar de fysieke masten veranderen
Wanneer een of meerdere mastposities zo ingrijpend moeten worden verbouwd dat er sprake is van een nieuwe mast op dezelfde plek maar met een andere opbouw en constructie, of wanneer ook de plek een stuk opschuift, dan is het gebruikelijk om het mastnummer gedeeltelijk aan te passen. Daarmee wordt duidelijk gemaakt dat er een blijvende verandering heeft plaatsgevonden. Het getal blijft dan gelijk: nog steeds heeft mastpositie 71 zijn nummer voor het leven, maar er wordt wel een additief geplaatst.
Bij Amsterdam moesten een aantal grote 380 kV-masten een stap opzij zetten vanwege verbreding van de snelweg. Het absolute aantal masten bleef gelijk, maar hun functies niet: er kwamen een paar hoekmasten bij. De nummering bleef ook gelijk, maar wel werden achtervoegsels toegevoegd om te tonen dat het om een gereconstrueerde mast gaat.
Mast 12 wordt dan 12A of 12N. De N staat voor nieuw: deze mastpositie is ooit ingrijpend veranderd. In het zeer zeldzame geval dat een mastpositie twee keer is veranderd wordt de N of de a gehandhaafd, het blijft maatwerk.
Reconstructies waarbij het aantal mastposities toeneemt
Wat doen we als de verbinding langs het stadje Mooijlant een zware 380 kV-lijn is? Hoeveel eieren en tomaten er ook tegen het gemeentehuis aan vliegen, zo’n koppelnetlijn laat zich niet zomaar onder de grond stoppen. Of wat doen we als blijkt dat verkabelen veel duurder of ongewenster is dan een bovengrondse omleiding, zoals in gebieden met veel pijpleidingen of een ongeschikte ondergrond. Als ook gestuurd boren geen optie is kan je de verbinding het beste bovengronds reconstrueren en een ander tracé geven.
Als de verbinding toch van plek moest veranderen en bovengronds zal blijven, laat men de hoogspanningslijn een stapje opzij doen. Een extra bocht betekent extra masten. Stel dat er zes masten moeten wijken, maar er negen nieuwe exemplaren voor in de plaats komen. Dan krijgen we problemen met de nummering.
Nieuwe, later ingepaste mastposities. Het exemplaar links heeft toevoeging B gekregen, wat verraadt dat er ook een A is – het origineel met nummer 80. Rechts een nieuwe 380 kV-mast bij Diemen die er op het moment van de foto juist nog maar net stond (zie de knelriemen waarmee het bord nog vastzit). Deze heeft een N erbij gekregen. Foto’s door Gerard Nachbar.
Soms kiest men voor lapwerk door telkens een positie toe te voegen met aan letter erachter: 23, 23a, 23b, 23c, 23d. In andere gevallen kan men aan beide zijden van de reconstructie één nummertje winnen door 23, 23N, 24N, 25N, 25, 26. Optellen met Romeinse cijfers achter de normale getallen kan ook: 23-I, 23-II, 23-III, 24, 25. Elegant is het niet, maar het werkt. In heel grote gevallen begint dit spaak te lopen en dan kan er alsnog worden afgestapt van het principe dat een mastpositie zijn nummer voor het leven houdt. De kans op verwarring en ongemak weegt dan niet meer op tegen de moeite die het omkatten van de administratie kost.
Toevoegingen verraden vaak nieuwere masten of in elk geval verplaatste posities.
Nummering bij totale herziening
Soms komt het tegenovergestelde voor van een ingeknipt station. Dat heet een uitlassing. Een station komt dan te vervallen en de uiteinden van de twee inkomende hoogspanningslijnen worden rechtstreeks aan elkaar doorverbonden. Zo is het tussen Apeldoorn en Deventer voorgekomen dat een deel van een bestaande verbinding werd hergebruikt en aangesloten werd op een andere verbinding nadat het station aan de overkant van de rivier geen interconnectie meer nodig had. Meestal krijg je dan botsende nummers en er is geen elegante oplossing voorhanden. De netbeheerder zal er in dat geval voor kiezen om de gehele mastnummering te herzien. Een schone lei, geen verwarring meer.
In Almelo heeft men een oude 220 kV-verbinding hergebruikt en aangesloten op het andere uiteinde van een bestaande 110 kV-verbinding, zodat er minder nieuwe masten hoefden te worden gebouwd. Dat werd zo’n bende met de nummering dat de IJsselmij toen maar besloot om de nummering opnieuw te doen.
Portaalstraten en masten met meerdere posities
Er zijn mastmodellen die niet echt op één plek lijken te staan. Portalen en bipoles hebben meerdere torens. Wanneer bij portaalstraten meerdere verbindingen vanuit verschillende richtingen samenkomen op portaalmasten wordt de mastnummering een probleem als de nummering niet kon beginnen aan de zijde van de portalen. In de praktijk is zo’n situatie er momenteel niet. Men begint aan het trafostation aan de kant van de portaalstraat met nummeren en vanaf het moment van splitsing tellen de nummers per individuele verbinding gewoon door, waarbij de verbindingsnamen natuurlijk gaan verschillen.
Gecombineerd verbindingsbegin op de netkaart (in dit geval Veendam, in de EGD-concessie). Dit is geen portaalstraat, maar een driecircuit-deltalijn die twee kanten uit gaat vanaf mastpositie 6. De verbindingen vervolgen ieder hun weg en tellen gewoon op. Bij portaalstraten werkt dit net zo: het portaal, hoe breed ook en op hoeveel poten hij ook staat, geldt als één mastpositie.
Bij wintracks zijn de twee mastposities fysiek gescheiden van elkaar. Ook wintracks gelden als één mastpositie, maar de beide palen worden onderscheiden door aan het mastnummer de eerste letter van de circuitkleur toe te voegen. Mastpositie 3 heeft de palen 3W en 3P (3 WIT en 3 PAARS). Al kan men nagaan dat dit systeem ongemakkelijk wordt bij combinatiewintracks. De mast P1 en P2 (voor pyloon 1 en 2) meegeven werkt fijner.
Wintracknummering. Het is de derde mastpositie, pyloon 2. Zijn buurman heet dus 3P1. Foto door Frank Arnold.
Foutjes? Ja, die zijn er ook
Ondanks al die gebruiken gaat het niet altijd helemaal goed met het nummeren van mastposities. Een op het allerlaatste moment doorgevoerde verandering in het aan te leggen tracé, een verkeerd hersteld mastbord na diefstal (220.000 volt in de zuipkeet) of een administratiefout na twee reconstructies in het tracé. Het kan zorgen voor fouten in de bebording.
Tweemaal mast 118? Op de netkaart hebben we I en II toegevoegd, maar in werkelijkheid hangen op de beide masten exact dezelfde borden zonder enige toevoeging. Foto door Peter Schokkenbroek.
Zo treffen we in Twente in de 380 kV-verbinding Doetinchem – Hengelo tweemaal mastpositie 118 aan, waarschijnlijk vanwege een op het allerlaatste moment doorgevoerde tracéwijziging om een boerderij heen. Aangezien de ene mast 118 een hoekmast is en de andere niet, valt de kans op verwarring hier nog wel mee. Maar de bedoeling is dit natuurlijk niet.
Helikopterborden
Een speciale categorie binnen de mastnummering vormen zogeheten helikopterborden. Bij koppelnetlijnen treffen we bovenin de masten twee extra bordjes aan waarop het mastnummer wordt herhaald. Deze vrij trotse bordjes lijken nogal zinloos: je kan ze alleen met een verrekijker lezen. Toch hangen ze er niet voor niets. Ze zijn bedoeld voor identificatie van masten bij schouwing vanuit de lucht.
Helikopterbordjes bovenin de mast. Ze zijn bedoeld om de mast te kunnen identificeren vanuit een helikopter. Het lijken kleine bordjes, maar ze zijn zo groot als een dienblad. Foto door Bart Sondaar.
Hoogspanningslijnen worden zo nu en dan geïnspecteerd. Dat wordt schouwing of lijnschouwing genoemd. Het kan vanaf de grond of vanuit de masten zelf, maar de manier die in eerste instantie wordt gebruikt voor een snelle indicatie is schouwing vanuit een helikopter. Maar men kan vanaf die hoogte heel moeilijk het mastbord op het broekstuk lezen. Om ook nu weer misverstanden te voorkomen wordt het mastnummer daarom duidelijk leesbaar herhaald bovenin de mast, waar het voor helikopters snel te zien is. Als men iets constateert is meteen het juiste mastnummer erbij voorhanden.