Circuitherkenning
Circuits moeten te allen tijde herkenbaar zijn en mogen niet verward worden.
Met hoogspanning wil je geen risico nemen. Als er een circuit is afgeschakeld (of juist nog in bedrijf is!) moet altijd duidelijk zijn welk circuit dat is. Wanneer circuits als luchtlijnen zijn uitgevoerd moet ook duidelijk zijn aan welke zijde van de mast het circuit hangt. Dat lijkt simpel, maar door de geschiedenis heen zijn er vele methoden gebruikt. Soms zeer inventief, maar niet allemaal even succesvol.
Circuitbordjes met een egale kleur en een stansletter (de eerste letter van de kleur) zijn een robuuste oplossing: de letter is uniek voor die kleur zodat zelfs een verroest bordje nog bruikbaar is. Circuitidentificatie met kleurwoorden is in Nederland de enige methode in het hoogspanningsnet. Naast de circuitbordjes zien we ook klokgetallen. Foto’s door Hans Nienhuis.
De huidige methode: stationsafkorting en kleur
Een buitengewoon vlotte en foolproof manier om circuits herkenbaar te houden is door ze de namen van beide eindstations te geven, vaak als zogeheten TAMS-afkorting, en ze simpelweg een kleur(naam) toe te kennen. Het is echt zo simpel als het lijkt: tussen Astad en Zetdorp lopen twee gelijke 150 kV-circuits, AST – ZDP-150 Zwart en AST- ZDP-150 Wit
Bij complexe netsituaties zoals een inlussing of combinatieverbindingen pakken we er gewoon een derde kleur bij. Blauw, Geel, Paars, Oranje… Op die manier zijn er genoeg unieke kleuren voorhanden om per mastpositie alle circuits (eigenlijk nooit meer dan acht) een eigen kleur toe te kennen.
Er zijn negen toegestane circuitkleuren binnen de concessie van Tennet in Nederland. Op de koppelnetmasten (220 en 380 kV) wordt meestal gebruik gemaakt van een methodiek die nog uit de tijd van het SEP stamt. Stansbordjes met de kleurletter in een bord dat zelf ook in de kleur in kwestie is uitgevoerd. Bijna alle kleuren hebben in de Nederlandse taal een unieke beginletter, behalve Geel, Groen en Grijs. Bij die drie volgt ook de eindletter in een kleiner formaat. Dit is de basislijn, maar in de praktijk zijn er gevallen te vinden die niet helemaal consistent zijn met deze hoofdrichtlijn. Zo bestaat er ook GR in plaats van GS (grijs) of een extra E achter de G van Geel.
Een interessant geval is Groen. Groene circuits zijn betrekkelijk zeldzaam. De reden is een combinatie van dezelfde beginletter G met het veelgebruikte Geel, maar ook een vals gevoel van veiligheid dat een groen circuit zou kunnen wekken. Dat is nog extra het geval omdat afschakelvlaggen (zie bij vlaghaakjes) ook een groen kleurvlak hebben.
Voorbeelden van de robuustheid van de SEP-methode. Oeps, op de kop vastgeschroefd, zo verraadt het dompelbadgaatje… Maar de herkenbaarheid van de Z is nog steeds prima. Rechts: een enkelvoudige G voor grijs (is eigenlijk verboden), maar nu is het juist de kleur van het bordje dat de dag redt: dit is duidelijk geen geel. Altijd zijn er twee identificators. Foto’s door Gerard Nachbar.
TAMS
De stationsafkorting in een paar letters zien we met name in Nederland, delen van Duitsland en in Denemarken. Bij Tennet wordt dit het TAMS-systeem genoemd. Wie een beetje gevoel heeft voor taal kan uit de afkortingen een soort acroniem voor de trafostations herleiden. Het voorbeeld Astad – Zetdorp zal iets als AST – ZDP opleveren, maar het kan ook AD – ZET zijn. Net hoe de naam zich het beste laat samenballen in enkele letters die niet zo gevoelig zijn voor verwarring met een gelijkende plaatsnaam. Zeer korte namen (Ede, Ens) staan er in hun geheel op. Bij sterk gelijkende namen (Vaassen, Velsen) krijg je zoiets als VAS en VEL.
Circuitbordjes met stansletters zijn van metaal: ongevoelig voor hitte, hangjeugd met aanstekers, vuurwerk of barsten. Roesten kunnen ze wel, maar dan blijven ze nog steeds leesbaar. De stansletter is ook voor kleurenblinden duidelijk. Verder worden de bordjes niet met een kwast geverfd, maar gedompeld in extra robuuste verf. Dat is ook de reden van het extra gaatje midden boven: daaraan wordt het bord met een draadje opgehangen wanneer men hem in de verf laat zakken. Doordat de letter een stansletter is, zijn deze bordjes nog robuuster dan zogeheten randstaafschildering. Overigens hebben de huidige methode en randstaafschildering veel met elkaar gemeen. Maar over randstaafschildering (een methode met een interessante geschiedenis) hebben we een aparte pagina.
Andere uitvoeringen van gekleurde stansbordjes
In de netten van 50, 110 en 150 kV in Nederland zijn andere vormen bordjes dominant. Deze netten waren niet van het SEP maar van een stuk of tien regionale elektriciteitsbedrijven. Voor 110 kV en 150 kV in handen van Tennet kwam had elk van die bedrijven hun eigen methodiek. Soms leek het veel op die van de buurman, maar een andere keer was er een exotisch systeem opgetuigd. Tot op de dag van vandaag is deze erfenis terug te zien in een keur aan methoden waar Tennet nog jaren en jaren werk aan heeft om alles te unificeren.
Een manier die sterk leek op de SEP-gewoonte was de huisstijl van de PGEM in Gelderland. Die werkten ook met stansbordjes, maar dan ruitvormig en altijd geel.
Dat is makkelijk, hebben ze bij Tennet wellicht gedacht. Bij de volgende revisie van de overgenomen hoogspanningslijn hoef je alleen maar een pot verf in de juiste kleur mee te nemen en je stuurt een stagiair de mast in om de bordjes ter plekke aan te witten, te zwarten of te blauwen, net wat nodig is.
En hopla, je hoogspanningslijn voldoet ineens keurig aan de standaard die je ook in het koppelnet hanteert.
Bordjes met windstreken
Niet altijd heb je zoveel geluk. Even verderop staat een 50 kV-lijn van netbeheerder Liander. Nu heeft Tennet daar geen boodschap aan omdat die niet in hun bezit is, maar wij als circuitbordlezende pylon geeks op powersafari treffen er wel weer een andere methode aan die in principe is afgeschaft, maar nog niet is uitgeroeid: kompasroosbordjes.
Op kompasroosbordjes werd gebruik gemaakt van het verwarrende noord en zuid (of oost en west) om circuits te onderscheiden. Je kan nagaan dat dit bij masten met drie circuits lastig was en dat het op een levensgevaarlijke manier interfereerde met stansbordjes voor kleurcodes. O en W, zijn dat nu Oranje en Wit of Oost en West? En als de lijn een flinke bocht maakt? Kompasroosbordjes hebben het afgelegd tegen randstaafschildering, een methode die net als de ruitvormige stansbordjes en de SEP-methode tot een standaard uit is gegroeid. Op de mast op de foto hierboven zien we een blauw stuk op de randstaaf en als je goed kijkt zie je een witte op de linker randstaaf. Dat is randstaafschildering en het is een stuk duidelijker dan kompasroosaanduidingen.
Bordjes met circuitafkortingen en namen
Oh, we zijn nog steeds niet uit de problemen? Er zijn ook ruitvormige bordjes gebruikt met lijnnummers en circuitafkortingen.
Hier zien we circuitnummer 401 (en zeldzaam, Groen in het later toegepaste systeem) en op de andere foto hebben we met een typisch gevalletje WHS – DNT te maken. Voor de kenners, Woudhuis – Dronten. Voor de niet-kenners: que de la fuck. Unieke namen of codes zijn fijner dan kompasroosaanduidingen, maar er is een netkaart of enige voorkennis nodig voor je het bordje kan begrijpen. Nooit een goed idee met circuitaanduidingen, die moeten in principe zelfs voor de leek pats herkenbaar zijn. Er is nog een probleem, opgeschilderde letters kunnen verbleken of onleesbaar worden.
Zonder stansvorm heb je dan een leuk wybertje aan de mast hangen in het geel, waar je niks mee kan behalve misschien ten onrechte denken dat je met een geel circuit te maken hebt. Dat probleem was de PLEM in Limburg welbekend, en zij losten het op door de circuitnaam en een kleurletter in een aluminium bordje te persen. In tegenstelling tot stansen valt de letter er nu niet uit, maar als de verf verslijt kan je hem nog wel lezen. Deze methode is nog altijd actueel, maar dan vooral voor nummerborden van auto’s.
We zien ook wel eens piepkleine bordjes met de circuitafkortingen als een soort plakkers of vastgeschroefd aan een staaf. Ook die methode wordt nog steeds gebruikt, zoals we kunnen zien op de klokgetallenborden in de SEP-stijl waarop de TAMS-codes ook staan.
Om alleen op afkortingen te vertrouwen bij de aanduiding van hoogspanningscircuits wordt tegenwoordig als onveilig gezien. In de meeste gevallen heeft Tennet zulke lijnen van randstaafschildering voorzien om het probleem te lappen.
In de concessies van de IJsselmij en het EGD waren kleine vierkante bordjes die op de randstaaf kunnen worden geschroefd een gangbare methode, meestal samen met randstaafschildering. Hoewel de teksten erg klein zijn is het beter dan de methode die de PNEM (Noord Brabant) in zijn laatste dagen hanteerde en die Essent uiteindelijk half-half heeft overgenomen in heel noord- en oost Nederland. Dezelfde kleine plastic naamplaatjes… vastgeschroefd met kruiskopschroeven van de Gamma op het mastbord, of zelfs gelijmd!
Ho even. Lijm? Ja, dan kan je erop wachten dat de zaak gaat loslaten.
Nu is Beun de Haas niet voor één gat te vangen, dus we pakken dat rolletje isolatietape en voila, circuit Zwart zit weer vast en als bonus is ie ook nog eens tot 6000 volt extra geïsoleerd, volgens de fabrikant.
Goed, na dit hoofdstuk Robuust Netbeheer uit het verleden (en een aantal facepalms bij Tennet toen deze lijnen werden overgenomen) moeten we ook de andere kant op kijken. De methode die Tennet van het SEP heeft overgenomen werkt uitstekend, is simpel en is foolproof. Je zou denken, houden zo. Nou…
Stickers en plastic in de toekomst?
Wintracks doen alles anders. Op deze ronde buismasten die hun era beleefden tussen 2010 en 2020 kan je niet zomaar bordjes vastschroeven. Tennet kwam met stickers om dat te ondervangen. Maar in stickers kan je geen stansgaten aanbrengen. Tevens besloot men op de Berg dat het ook wel handig zou zijn als je het bordje met de circuitkleur uitbreidt met de circuitafkorting. Op zich is dat geen gekke gedachte, maar wel als je bedenkt dat je ook de TAMS-afkorting niet kan stansen. En zo verschenen een soort combinatieborden van kunststof, met stansletters maar ook een niet-gestanste circuitnaam. Of voor de wintracks, volledige stickering.
Hoe krijg je een pylon geek, een engineer, een lijnwerker en een assetmanager alle vier tegelijk aan het huilen? Door het circuitbord op deze manier vast te maken zoals op de foto links. We hopen dat dit een tijdelijke oplossing was, Arnhem.
De herkenning met de negen kleuren blijft gehandhaafd, maar het uiterlijk van de bordjes lijkt te veranderen. Toch kunststof, soms wel een stansletter en soms juist weer niet, het lijkt er vooral op dat de volledige consistentie van de SEP-methode nu is verlaten en er subvarianten van de SEP-methodiek de kop op hebben gestoken.
Nu het era van de wintracks ten einde is gekomen en de volgende generatie masten weer vakwerktorens worden, is er goede hoop dat de SEP-methode alsnog terugkeert. Het liefst ook met metalen stansbordjes, maar anders tenminste met de methode met trespa-bordjes die kleurvast zijn. Het SEP-systeem is simpelweg te robuust en te simpel om ervan af te willen stappen. Niet altijd is vernieuwing van de methode een verbetering. Bij hoogspanningscircuits gaat functie voor de vorm, maar beide op enorme afstand van een derde parameter: veiligheid.