Kabeltunnel

Een kabeltunnel of utiliteitenkruising is een kleine tunnel die speciaal bedoeld is om ruimte aan kabels en leidingen te bieden.

Wanneer een kabel bereikbaar moet blijven voor onderhoud of als rechtstreeks ingraven en boren geen optie zijn, kan een kabeltunnel worden overwogen. Het gaat dan om één of twee (vanuit redundantie- en veiligheidsoogpunt) tunnels met een vrij kleine doorsnede die geboord worden en waarin na voltooiing de kabels worden bevestigd aan uithouders aan de tunnelwand. Zo’n tunnel is twee tot maximaal drie meter in doorsnede, een monteur met helm op kan er net rechtop in staan.

Afbeelding (foto van een bordje) van netbeheerder Elia, die onder het Boudewijnkanaal door een utiliteitentunnel heeft waarin hoogspanningskabels aan de tunnelwand hangen. Foto door Johan Swank.

Gedeeld met andere infra of dedicated

Kabeltunnels worden ook wel utiliteitenkruisingen genoemd, want ze kruisen een ingewikkeld object terwijl ze op blijvend bereikbare wijze een leiding of kabel ruimte bieden. Wanneer de tunnel uitsluitend in gebruik is om hoogspanningskabels te bevatten wordt van een Single UtiliteitenKruising gesproken (in publicaties een SUK), is er ook ruimte voor telecom of andere buizen en leidingen, dan is het een MUK (van Multi). Hoe zwaarder de kabels in de tunnel, hoe groter de kans dat deze alleen hoogspanningskabels bevat vanwege risico’s, beïnvloeding, maar ook mutuele faalkans: als de hoogspanningskabel samen met een aantal gasleidingen in een tunnel ligt geeft dat toegenomen risico’s, maar ook toegenomen niet-beschikbaarheid. Immers, als met de gasleiding iets mis is, moet ook de hoogspanningskabel spanningsloos worden gezet. Zo neemt het aantal uren met niet-beschikbaarheid extra snel toe naarmate er meerdere kabels en leidingen in dezelfde tunnel liggen.

Omdat utiliteitentunnels dure dingen zijn in aanleg, worden ze alleen toegepast als het technisch echt de voorkeur heeft. Een tunnel voor meerdere kabels en leidingen tegelijk kan helpen de kosten te drukken. Een groot voorbeeld is de kruising van het Hollandsch Diep met een leidingentunnel van buisleidingenbeheerder LSNed. In die tunnel, hoofdzakelijk bedoeld voor chemische leidingen, liften ook telecomkabels en sinds een aantal jaar een 33 kV-kabel voor een windpark mee. Nu krijg je 33 kV nog wel netjes afgeschermd en weggestopt, maar voor hele zware of strategisch belangrijke hoogspanningskabels geldt dat ze de tunnel niet kunnen delen en hem voor zichzelf hebben. Het verhoogt de beschikbaarheid, maar een nadeel van een dedicated tunnel is dat de prijs geheel voor rekening van de netbeheerder is.

In Nederland en België is op dit moment slechts één echte SUK in gebruik, en dat is in de buurt van Zeebrugge waar de kabelverbinding Gezelle – Van Maerlant (viermaal 380 kV) het Boudewijnkanaal kruist. Vanwege risicomijding zoals onbedoelde ankering koos men hier niet voor getrenchte of afgezonken kabels, maar voor een eigen kabeltunnel die een gewapend betonnen schil heeft en op dusdanige diepte onder het Boudewijnkanaal door gaat dat zeeschepen er op geen enkele wijze last, hinder of gevaar van kunnen ondervinden. Ook omgekeerd niet.

Meeliften in een bestaande tunnel of in een brug

Soms kan een bestaande verkeerstunnel worden gebruikt om hoogspanningskabels in mee te laten liften in de lege goten onder het wegdek. Dat scheelt veel aanlegwerk. Toch doet men dit niet graag omdat hoogspanningskabels geen ongevaarlijke objecten zijn. Bij een zwaar verkeersongeluk of een tunnelbrand ben je ook de hoogspanningsverbinding kwijt, al was het maar omdat de stroom moet worden afgeschakeld om hulpdiensten de ruimte te geven. Een storing in de kabels op hun beurt kan ook aanleiding geven tot brand of ander gevaar in de tunnel. Verder veroorzaken hoogspanningskabels inductie en beïnvloeding in andere geleiders in de tunnel, zoals signaaldraden en verlichting. Een verkeers- of spoortunnel van meeliftende hoogspanningskabels voorzien heeft daardoor vrijwel nooit de voorkeur.

In een verkeersbrug kan dat anders liggen. Wanneer het een betonnen brug is met een holle kokervormige opbouw is het vaak wel mogelijk om hoogspanningskabels gewoon binnenin de brug aan te leggen, maar het is meer gebruikelijk voor middenspanningskabels. In de Zeelandbrug lift op deze manier een 50 kV-kabelcircuit mee.

Kan het niet binnenin de brug, dan is het aanbrengen van een stalen kabelgoot aan de buitenzijde van de brug ook werkbaar. Zo worden op de Oosterscheldekering aan de buitenzijde van het brugdek 20- en 150 kV-circuits meegelift in eigen kabelgoten zodat het opgewekte windvermogen op Werkeiland Neeltje Jans kan worden afgevoerd naar Goes.