Jargonboek

Vakterm? Zoek ‘m op in het lexicon van hoogspanningsjargon

live-line work - → werken onder spanning, energized working
load - Het elektrisch vermogen dat op een willekeurig moment over een hoogspanningslijn loopt, op een transformator staat of zich in een heel net bevindt. Load laat zich ook vertalen als belasting, vracht of lopend vermogen. Load is in principe een instantane parameter (de waarde van een enkel moment zonder richting of koers), net zoals temperatuur dat is. Wel kan je meerdere momentopnamen achter elkaar zetten zodat te zien is wat de trend in de load is.
load pocket - Ook een deelnet of een pocket genoemd. Een pocket of deelnet bestaat uit een of meer stations die op gelijke voet zijn verbonden met elkaar via een vermaasd transportnet. Onder een deelnet kunnen weer andere deelnetten van lagere orde hangen. Een deelnet zelf is op één of meerdere plekken verbonden (gekoppeld) met een net van een hogere orde, dat daar een koppelend net voor vormt. Zie de St(r)oomcursus voor een uitleg over netopbouw.
loadflow - Grootschalige richting waarin het vermogen over een elektriciteitsnet loopt. Deze richting is geografisch. Een elektriciteitsnet is een complex, vermaasd en getrapt hiërarchisch net waarin op meerdere plekken vermogen wordt ingebracht en wordt afgenomen. Maar er zijn altijd plekken waar meer wordt opgewekt dan verbruikt, en er zijn ook plekken waar het verbruik juist de productie overtreft. Op grote schaal gezien vormen deze locaties 'bergen' en 'dalen' in het landschap, waar de richting van de loadflow naartoe wijst of juist vandaan wijst, net zoals water altijd naar het laagste punt zou stromen wanneer het op dat landschap zou regenen. Op Europees niveau kan dit betekenen dat de grootschalige loadflowrichting bijvoorbeeld van het noorden naar het zuiden is gericht wanneer het in het noorden hard waait zodat er een groot aanbod van windvermogen is. In de winter zal de loadflow door het net eerder andersom gericht zijn omdat het in het noorden kouder is zodat de kachels aan staan en er veel stroom wordt gebruikt, die vanuit het zuiden kan worden aangevoerd. Loadflowanalyse en voorspelling, en implicaties voor (over)belasting zijn een belangrijke taak van de netbeheerders.
loop flow - Transporten van grote elektrische vermogens die van productie naar vraag in hetzelfde land gaan, maar onderweg wel door andere landen heen gaan. In een geünificeerd Europees koppelnet op hetzelfde netvlak (380/400 kV) met onregelmatige en rare geografische landsgrenzen zijn loop flows een van de grootste nog onopgeloste praktische vraagstukken.
loopwiel (pully) - Katrol dat aan een isolatorketting kan worden bevestigd om draden in te lieren.
LS - Laagspanning. Elektrische spanning beneden 1000 volt.
luchtlijn (overhead line) - Korte en ietwat ouderwetse, maar veelgebruikte aanduiding voor een hoogspanningslijn of een bovengrondse verbinding. Luchtlijn wordt op deze site veel gebruikt omdat het een korte en makkelijke term is die meteen in zich draagt dat het niet om een ondergrondse verbinding (kabel of grondkabel) gaat.
luie verbinding (‘lazy link’) - Term onder pylon geeks voor een verbinding die na een reconstructie van kortere isolators is voorzien en daardoor permanent en (in de huidige toestand) onomkeerbaar op een lagere spanning functioneert dan waarvoor de masten zijn ontworpen. Meestal is de verbinding dan bezig aan een tweede leven op een lagere netspanning. De lijn is zonder hernieuwde revisie niet meer in staat om zijn oorspronkelijke spanning te voeren en daarmee is het wezenlijk anders dan het vaker voorkomende bedrijf op een lagere spanning.
LV - Low Voltage. Term uit de EN 60071, maar meestal losjes gehanteerd. Van toepassing op 1 kV of lager.
Maasvlakte - Eén van de drie locaties in Nederland die zijn aangewezen om in de toekomst grootschalig centraal productievermogen op te stellen en waar HVDC-verbindingen met het buitenland aan land kunnen komen, zoals de BritNed-kabel.
maatschets (dimensional sketch) - Meestal een mastbeeldtekening, hoewel ook in gebruik voor precisievervaardiging van lengtes en boorgaten.
maatwerkcomponent (tailored component) - Component zoals een isolator, transformator of ook software die niet naamloos van tevoren is geproduceerd (zogeheten off-the-shelf), maar pas wordt vervaardigd in expliciete opdracht. Dit is doorgaans specialistenwerk en duurder dan off-the-shelf. Het bekendste voorbeeld van maatwerkcomponenten zijn transformators met weinig gebruikte overzetverhoudingen, waardoor het voor fabrikanten niet lonend is om ze off-the-shelf te produceren zodat ze pas na een expliciete aanvraag per exemplaar zogeheten dedicated worden geproduceerd.
magneetveld (magnetic field) - Statisch of bewegend ruimtelijk krachtveld dat onderdeel is van elektromagnetisme en dat ook in de nabijheid van hoogspanningscomponenten te vinden is. Zonder magnetische velden zouden transformators niet werken en was het onmogelijk om generators en motoren te bouwen.
magnetostrictie (magnetostriction) - Natuurkundig effect dat ervoor zorgt dat een geleidend voorwerp dat onder invloed van een veranderend magneetveld staat, fysiek elastisch vervormt. Bij hoogspanningscomponenten is dit in de ijzeren kern van transformators de belangrijkste oorzaak van geluidsontwikkeling, ook wel bekend als transformatorbrom.
Mammoetlijn, de - In de sector en ook onder pylon geeks gebruikte bijnaam voor de viercircuit-hoogspanningslijn Meeden-Eemshaven 380/220 kV.
Mariëndaal - De nette naam voor 'de Berg', het Arnhemse terrein waar onder meer Tennet zijn hoofdkwartier heeft.
markeringsbal (aircraft warning sphere, overhead line marker) - Volgens CIGRÉ voluit een dagmarkeringsbal. Groot, rond en in een felle kleur geschilderd rond object dat in de bliksemdraden kan worden ingehangen om zo de zichtbaarheid ervan te vergroten. Meestal zijn ze rood (aviation orange) of roodwit van kleur. Soms kunnen ze intern een radarreflector bevatten.
mast (mast, pylon, tower) - 1) Algemene aanduiding voor een hoogspanningsmast. 2) Onjuiste aanduiding voor de toren, een subonderdeel van een hoogspanningsmast.
mastbebording (tower plates) - Niet te verwarren met schets- of knoopplaten (Engelstalige woord). Bebording op het mastlichaam waarop informatie te vinden is over de eigenaar, netspanning, lijnnummers en soms klokgetallen of circuitcodes. Mastborden kunnen per tijdperk en beheerder verschillen.
mastbeeld (tower face) - Blik of tekening van een mast, dwars op de draden (staand onder de draden). Een mastbeeld wordt gebruikt om het aanzicht van de mast te tonen en/of de belangrijkste afmetingen van het mastlichaam op aan te geven, zoals de traversebreedte en de afstand tussen de geleiders. Ook wordt 'mastbeeld' wel eens gebruikt als algemenere aanduiding om de aanblik van de constructie in meer arbitraire termen te vatten ('een vrij stekelig mastbeeld' of 'het mastbeeld is wat stakerig en lijkt niet evenwichtig').
mastbord (main tower sign) - Soms ook het waarschuwingsbord genoemd. Groot bord op de voet van een hoogspanningsmast waarop een waarschuwing, de netspanning, het mastnummer en contactgegevens met de netbeheerder staan.
mastclassificatie (tower model classfication) - Het classificeren van hoogspanningsmasten naar de ruimtelijke vorm waarin de draden hangen, eventueel aangevuld met andere essentiële eigenschappen. Mastclassificatie is geen exacte wetenschap en er is overlap mogelijk. Het belang ervan is unificatie in communicatie: wanneer van een donaumast wordt gesproken, weet iedereen met enige kennis hoe de ruimtelijke vorm is waarin de draden dan aan de constructie hangen.
mastenfamilie (tower design family) - Los begrip waarmee een samenhangende groep mastontwerpen wordt aangeduid die tot hetzelfde ontwerp behoren (met verschillende functies, hoogtes of soms ook spanning) en die door dezelfde netbeheerder zijn ontworpen. Internationaal bekende gevallen zijn de Beauborg-mastenfamilie van RTE en de verschillende varianten van NationalGrid die elkaar opvolgen in zwaarte en era, de L2, L6 en L12. Een andere, zeer grote mastenfamilie die wel elkaars uiterlijk en oorsprong maar niet dezelfde netbeheerder deelt zijn de telgen uit de Pylône Muguet-familie. Een mastenfamilie in de pure vorm van het begrip bestaat uit een steunmastontwerp voor verschillende hoogten, een HA, HB en HC hoekmast en wat specials zoals een fasewissel.
mastengekken - → pylon geeks
mastfunctie (tower role) - De rol die een individuele hoogspanningsmast in een hoogspanningslijn vervult. Denk aan een stuun/draagmast, afspanmast, fasewissel of een eindmast. Elders op deze site is meer informatie te vinden.
masthoogte (tower height) - Hoogte van het mastlichaam in de torenhartlijn, vanaf de bovenkant van de heipalen of de betonstiepen tot het puntje van het topstuk indien aanwezig.
mastkop (top hamper) - Aanduiding voor het bovenste gedeelte van een mastconstructie, doorgaans waar de traversen of een omsloten opening (deltamasten) zich bevinden.
mastlichaam (tower body) - Meestal de toren vanaf de mastvoet (soms zelfs met de mastvoet) tot de hoogte waar de mastkop begint. Bij sommige mastontwerpen is die plek duidelijk vanwege een taille (deltamasten) of een knikverscherping, bij anderen is het meer arbitrair.
mastlichaam (tower structure) - De gehele hoogspanningsmast van broekstuk tot topstuk, maar ook wel gebruikt voor de combinatie toren, broekstuk en topstuk zonder de traversen. Meestal wordt de term mastlichaam gebruikt bij sterkteberekeningen of bij aanduidingen hoe het uiterlijk van de mast overkomt.
mastmodel (tower configuration, tower type) - Aanduiding voor de ruimtelijke vorm waarin de draden hangen, dwars op het mastbeeld. In zekere zin gelijk aan de geleiderconfiguratie, die bijvoorbeeld in de donauvorm, tonvorm, vlak, verticaal of de dennenboomvorm kunnen hangen. Er zijn ook nog meer mogelijkheden en combinaties mogelijk.
mastnummer (tower number) - In gehele getallen optellend nummer dat aan iedere hoogspanningsmast wordt toegekend om hem te kunnen identificeren. Het mastnummer staat op het waarschuwingsbord en soms ook op helikopterborden en het kan voorzien zijn van extra toevoegingen zoals a, II, n of een ander kort extra karakter, dat laatste vooral bij reconstructies.
mastpositie (tower position) - Mastpositie is een aanduiding voor een bestaande hoogspanningsmast of de geografische plek waar in het heden of verleden een hoogspanningsmast staat of heeft gestaan. In de tegenwoordige tijd wordt mastpositie vooral gebruikt bij tracéreconstructies, maar ook om aan te geven of een bepaalde mast(positie) een rol als steunmast, hoekmast of anderszins heeft. Meestal wordt de mastpositie met zijn mastnummer aangeduid, 'positie 42', al dan niet met mast ervoor.
mastvak (row) - Zelfde als een lijnvak of rechtstand. Rechtdoorgaand gedeelte van een hoogspanningslijn tussen twee hoekmasten. Net als individuele masten wordt ook een mastvak genummerd, al zijn deze nummers niet op de masten zelf te vinden.
mastverhuizing (pylon reuse) - Zelden uitgevoerde operatie, maar heel soms komt het voor. Het afbreken van een bestaande hoogspanningsmast om hem elders weer op te bouwen. Ingewikkeld vanwege geverfde bouten, transport en het mogelijk niet meer voldoen aan de huidige normen van een soms decennia oude mast.
mastverrommeling (‘pylon clutter’) - Geïntroduceerde term voor het verrommelen of verstoren van een hoogspanningsmast, mastbeeld of mastvak met voorwerpen die in de hoogspanningsmast aangebracht worden, maar er oorspronkelijk niet in horen. In de meeste gevallen betreft het opzichtig ingehangen antennes. Meer informatie over mastverrommeling vind je in de sectie over mastverrommeling op deze site.
mastvoet (tower foot) - Onderste gedeelte van een mastconstructie, meestal het broekstuk. Niet altijd onderkend, de indeling mastlichaam en mastkop (zonder mastvoet te benoemen) komt ook voor.
materiaalstress (shear stress, tension, torsion) - Belasting van fysieke componenten door gebruik ervan of doordat ze aan statische of dynamische belasting worden blootgesteld. Alles dat in de wind staat, iets draagt of waar vermogen doorheen loopt wordt belast en vertoont dus enige materiaalstress. Bij overbelasting neemt materiaalstress sterk toe.
Mean Time To Failure (MTTF) - Gemiddelde tijdsduur waarin een willekeurige component functioneert voordat storing optreedt door ongespecificeerde oorzaak. Bij de MTTF faalt de helft eerder dan die tijdsspanne en de andere helft later. Het hoeft overigens niet om catastrofaal falen te gaan. Een trip door blikseminslag en daardoor een hik in de levering kan ook met MTTF worden uitgedrukt, hoewel er daarna geen reparatie nodig is.
meeliften (carried along) - Ook wel meelifter of een meelifter. Het slechts over een deel van de hele verbinding combineren van twee circuits op combinatiemasten, waarbij het meeliftende circuit meestal niet over zijn volle circuitlengte het tracé deelt met de andere verbinding. Een meeliftend circuit 'stapt op', lift een poosje mee op een extra verdieping of traverse over hetzelfde tracé en 'stapt weer af'.
megawatt (MW) - 1.000.000 watt. Eenheid die meestal wordt gebruikt voor vermogen en belasting, maar niet voor load. Daar wordt MVA gebruikt, waarbij de watt in feite nog bestaat uit zijn losse twee componenten stroomsterkte en spanning. Bij HVDC wordt meestal wel MW gebruikt, ook al is MVA daar net zo correct.
Mekufa - Fabrikant van kunststof eindsluitingen, kabeldoorvoeren en kunststof isolators op uiteinden van GIS-installaties. Mekufa heeft een fabriek in Vroomshoop.
member - Engelse aanduiding voor individuele latten of staven in een vakwerk.
MER - Milieu Effect Rapportage. Juridisch vehikel dat noodzakelijk is om uit te voeren bij vrijwel alle grotere infraprojecten en waarmee wordt ingeschat wat de effecten op de omgeving zijn. Vaak wordt zo'n onderzoek door een extern bureau uitgevoerd en voorzien van verschillende alternatieven. Sleutelwoord is het MMA, Minst Milieubelastende Alternatief.
microtesla (μT) - Eenheid waarin de sterkte van een magnetisch veld wordt uitgedrukt. De hele eenheid is de Tesla (T), maar omdat een Tesla een zeer grote eenheid is treffen we in het dagelijks leven om ons heen alleen miljardste delen daarvan, microtesla ofwel μT. Magnetische velden van hoogspanningslijnen worden ook in microtesla uitgedrukt.
MIEK - Meerjarenstrategie Investeringen Energie en Klimaat.
mijnbouw (mining) - Een vaak vergeten, maar belangrijke speler in de ontwikkeling van elektrisch licht en het transport van elektriciteit. In gesloten mijnen (geen dagbouw) kan nauwelijks worden gewerkt met gaslampen of andere vormen van verlichting die zuurstof gebruiken in een verbrandingsproces. Elektriciteit bood hier uitkomst.
milliken (milliken conductor) - Geleider die bestaat uit ronde draadjes, die daarna zijn samengeslagen in een ronde kabel, die op zijn beurt door een matrijs wordt geperst om zo een sectorvormige (trapeziumvormige) geleider met een gebogen ronde rug te vormen. Deze geleider krijgt een dun laagje isolatie en samen met een aantal andere exemplaren wordt hij samengenomen in een combinatiegeleider die dan weer vrijwel rond is. Dit geheel wordt dan ingegoten in een dikke isolerende mantel, zoals XLPE. Een millikengeleider is flexibeler dan een staaf en doordat de geleider zelf uit meerdere subgeleiders bestaat wordt het verlies door wervelstromen beperkt. Een millikengeleider heeft een lagere weerstand en wordt minder snel warm, zodat de transportcapaciteit hoger ligt. De naam Milliken is afgeleid van het Amerikaanse engineeringsbureau Milliken Brothers, die in de late jaren 20 van de 20e eeuw actief waren in de hoogspanningswereld.
MMA - Minst Milieubelastende Alternatief. In dit geval een uitkomst van een MER.
mof (joint, cable joint) - Verbindingsstuk waarmee de uiteinden van twee stukken geleider van een luchtlijn (een persmof) of een grondkabel (een kabelmof) met elkaar worden verbonden. Moffen in luchtlijnen zijn vrij zorgeloze dingen, maar moffen in grondkabels zijn samen met graafschade de voornaamste oorzaak van storingen in het middenspanningsnet. Een mof in een grondkabel is technisch ingewikkelder dan het lijkt en oudere types hebben nog wel eens last van lostrekken door kabelkrimpgedrag, bodemzetting, lekkage van olie, zogeheten waterbomen, boomwortels, veroudering van vulmateriaal (nekaldiet) en constructiefouten.
mofput (jointing bay) - Ruimte, meestal ondergronds, waar voor zware kabels verbindingsmoffen in zitten. Zo blijven ze bereikbaar voor inspectie en ook kunnen de aardschermen makkelijker worden verbonden.
moldau - Werknaam en publieksnaam van de mastenfamilie die Tennet heeft laten ontwerpen om toekomstige netuitbreidingen op 380 kV-niveau mee te bouwen. De modau wordt beraamd het werkpaard te zijn voor de golf lijnenbouw die tussen 2025 en 2035 moet verschijnen. Het is een vakwerkmast die zijn draden in de tonvorm voert en die in twee varianten kan worden gebouwd: de solo (twee 380 kV-circuits) en de combi (tweemaal 380 in de tonvorm, concentrisch om twee 150 of 110 kV circuits heen). De moldau zoekt het midden tussen hoogte en breedte, een smalle corridor, visuele bijpassing bij de bestaande mastenpopulatie en robuustheid. De naam is een knipoog naar de donaumasten waarmee enkele vorige golven lijnenbouw werden opgetrokken. Riviernamen voor mastenfamilies komen vaker voor, zo kennen we ook het Maaswaaltje.
molenaarsprincipe - Ander en traditioneler woord voor congestiemanagement: wie het eerst komt, het eerst maalt.
mottenbal (moth ball) - (zie mottenballenstatus)
mottenballenstatus (moth balling) - Term voor een productie-eenheid, asset of verbinding die op een zeker moment verlaten is, maar die bewust nog niet wordt geamoveerd met het oog op de mogelijkheid van hernieuwd gebruik in de toekomst.
MTBF - Mean Time Between Failures. Gemiddelde tijd tussen twee opeenvolgende ongeplande storingen of uitval van een component of een hele verbinding.
MTTF - → Mean time to Failure
MTTR - Mean Time To Repair. Aanduiding voor de gemiddelde reparatietijd van een verbinding bij ongeplande uitval.
MV - Medium Voltage. Term uit de EN 60071, maar meestal losjes gehanteerd. Van toepassing op 1 tot 45 kV.
MVA - Het schijnbare vermogen als absolute waarde. MVA is de afkorting van mega-volt-ampère (kVA en GVA zijn dus ook mogelijk) en het is het kale product van de spanning en de stroomsterkte zonder verder te kijken naar of dit vermogen blindvermogen is, nuttig aanwendbaar is of op een andere manier implicaties heeft voor andere berekeningen. MVA is de eenheid waarin vermogen op hoogspanningscomponenten en circuits wordt uitgedrukt.
MVA-Team, het (The MVA-Team) - Geuzennaam voor een los verband van een aantal personen achter HoogspanningsNet dat er lol aan beleeft om masten en lijnen te herkennen en zo de locatie van een foto te herleiden. Meestal is het een skill die weinig nut heeft, maar het komt ook voor dat iemand met een moderne of historische foto komt waar een hoogspanningslijn op staat en waarvan de locatie moet worden achterhaald. In dat geval kan je het MVA-Team vragen je te helpen. Er is in vele jaren slechts zelden gefaald.
MVAr - Mega-volt-ampère reactief. Afkorting voor blindvermogen. Dit is het product van spanning en stroom waarbij de onderlinge fase 90 graden is verschoven in de tijd. Bij capacitieve situatie ijlt de stroom 90 graden voor op de spanning en bij inductieve toestand ijlt de stroom 90 graden na op de spanning. Blindstroom neemt wel ruimte in op het net, maar er kan geen nuttig vermogen mee worden overgebracht.
MW - → megawatt
N-1 - → niet-normale toestand, enkelvoudige storingsreserve
N-1 redundantie (N-1 redundancy) - Redundantie in een verbinding, net of set componenten waarbij enkelvoudige storingsreserve aanwezig is. Bij een N-1 redundante verbinding hangen er twee circuits naast elkaar, die onder normale omstandigheden per stuk nooit meer dan 50% van hun nominale capaciteit voeren, uitgaand van identieke impedantie.
N-2 redundantie (N-2 redundancy) - Redundantie in een verbinding, net of set componenten waarbij meer storingsreserve aanwezig is. Bij een N-2 redundante verbinding hangen er drie circuits in de mast, die onder normale omstandigheden per stuk nooit meer dan 66% van hun nominale capaciteit voeren, uitgaand van identieke impedantie.
N-3 redundantie (N-3 redundancy) - Redundantie in een verbinding, net of set componenten waarbij meervoudige storingsreserve aanwezig is. Bij een N-3 redundante verbinding hangen er voer circuits in de verbinding, die onder normale omstandigheden per stuk nooit meer dan 75% van hun nominale capaciteit voeren, uitgaand van identieke impedantie.
N+1 - Omgekeerde benadering van N-1, maar slechts een kwestie van naamgeving. Als er N componenten nodig zijn en er eentje extra wordt aangelegd is er sprake van N-1 veilig netbedrijf, maar het aantal componenten is dan N+1. In de praktijk wordt N+1 niet gebruikt in het netbeheer omdat de standaardsituatie vaak al vanzelf N+1 is als grondtoestand.
N=0 - Storing vanwege uitputting van redundantie of storingsreserves. Alle alternatieve mogelijkheden en storingsreserves zijn gebruikt en het is niet genoeg. N=0 wordt meteen bereikt bij uitval van een enkelvoudige component, maar zodra de redundantie in een net omhoog gaat komt dit steeds minder voor.
N=1 - Niet-redundante verbinding, net of set componenten waarbij geen enkelvoudige storingsreserve aanwezig is. Bij een verbinding volgens N=1 hangt er maar één circuit in de verbinding die vanwege het ontbreken van enige storingsreserve tot 100% van zijn capaciteit mag worden belast. Om toch storingsreserve te creëren worden zulke verbindingen weinig aangelegd en als je ze al tegenkomt in een hoogspanningsnet zijn ze vaak aanwezig in vermaasde netten zodat er alsnog alternatieve routes zijn, maar dan over een ander tracé.
natuurlijke koeling (natural cooling) - Koelmethode voor transformators, berustend op vanzelf optredende processen zonder noodzaak tot extra componenten of forcering. Meestal verstaat men onder natuurlijke koeling gewoon dat men de olie in de trafo vanzelf convectie laat doorlopen langs de kern en dan weer omlaag door ribbel of vinnen, en door de machine gewoon in de buitenlucht op de tocht te zetten verwaait de warmte.
NEN EN 50341-1 - Norm waarin van alles beschreven staat dat betrekking heeft op hoe een correcte bovengrondse lijn wordt gebouwd. De norm schrijft onder andere voor hoe hoog de draden minimaal moeten hangen en hoe groot de marges in de constructie moeten zijn voor wind, ijs en temperatuurbelasting.
NEN-normen (NEN-normatives) - NEderlandse Normenset. Set normen en regels waaraan hoogspanningsinstallaties in Nederland moeten voldoen. Zo is in de NEN-50341-1 onder andere vastgelegd hoeveel vrije ruimte er rondom geleiders en onder de draden moet zijn, hoe sterk isolators moeten zijn en waaraan bliksembeveiliging moet voldoen. De NEN-normen zijn belangrijk, maar hebben deels een slechte naam onder mastengekken: deze normen zijn ook verantwoordelijk voor dingen als stompe traversetoppen, latchway, railings, ophoging van te laag bevonden masten en verhoogde afspanophanging, allemaal dingen die het uiterlijk van een hoogspanningslijn beïnvloeden. Ook internationaal zijn ze belangrijk, zo is er de NEN-IEC 60038 waarin netvlakken worden gedefinieerd.
net (grid) - Samenbouwsel van elektrische verbindingen, componenten en aansluitingen dat tot doel heeft om producenten en consumenten van elektrisch vermogen te verbinden.
netbalans (grid balance) - Het evenwicht tussen het vermogen en de belasting op het net, simpeler gezegd de invoeding en de afname. Dit moet te allen tijde min of meer met elkaar in evenwicht zijn en de onbalans mag niet te groot worden.
netbeheerder (grid operator) - Instantie, rechtspersoon of vennootschap dat verantwoordelijk is voor het beheer van een elektriciteitsnet. Een netbeheerder kan een commercieel bedrijf zijn wanneer het een laag- of middenspanningsnet betreft. De Nederlandse en Belgische hoogspanningsnetten worden beheerd door netbeheerders die de juridische status van een quango hebben en gedeeltelijk (Elia) of geheel (Tennet) onderdeel van de staat zijn. Moderne hoogspanningsnetbeheerders hebben doorgaans een monopolie bij wet en ze zijn neutraal.
netcode (grid code) - Set gedragsregels waar leveranciers, netbeheerders en afnemers zich aan dienen te houden. Het betreft hier onder andere regels m.b.t. de maximaal toegestane belasting die mag wegvallen bij een enkelvoudige storing (100 MW-criterium) en regels omtrent de spanningskwaliteit. De controlerende instanties zijn DTe en de ACM.
netconfiguratie (grid configuration) - Aanduiding voor de opbouw en structuur van een grootschalig net. Netconfiguraties zijn bijvoorbeeld een sternet, een ringnet of een getrapt ringnet. Plaatselijke netconfiguraties voor een paar verbindingen of circuits tegelijk zijn inlussingen, aftakken, ringvorm of steeklijn/uitloper. Eilandbedrijf is een apart geval, maar in principe ook een netconfiguratie of situatie.
netcongestie (congestion) -
Ook gewoon congestie genoemd. De situatie waarbij meer vraag naar capaciteit is (zowel vraag als aanbod) dan het net fysiek leveren kan. Het gevolg is dat aangeslotenen hun productie of verbruik moeten matigen, of dat bepaalde klanten niet kunnen worden aangesloten tot het netwerk is verzwaard met grotere transformators en verbindingen met een hogere capaciteit. Het omgaan met congestieproblemen wordt congestiemanagement genoemd. In Nederland is de wettelijke situatie dat bij congestie op volgorde wordt gewerkt: wie het eerst was met een vraag om capaciteit krijgt ook het eerste ruimte wanneer een verzwaring meer capaciteit beschikbaar maakt.
nethistorie (power history) - De hobby, professie of activiteit die de geschiedenis van het elektriciteitsnet en in het bijzonder het hoogspanningsnet bestudeert. Nethistorie is een brede discipline die zich uitstrekt tot oud kaartmateriaal, tracéreconstructie, mastontwerpen en management, transportcapaciteiten, gebruik en gebeurtenissen van het net. Nethistorie voorziet tevens in het verklaren van wat we heden ten dage in de velden zien door goed te kijken naar het verleden. Het kan gezien worden als waarschijnlijk de meest uitgebreide tak binnen het hoogspanningsnet als hobby/professiegebied.
netinpassingspunt (grid connection) - Plek of locatie binnen een net of deelnet waar een nieuwe aansluiting kan worden gerealiseerd, zowel invoedend als afnemend. Met name van belang voor zware klanten (centrales, windparken, fabrieken of spoorwegvoedingen). Er zijn regels en goede gebruiken voor, die betrekking hebben op de gevraagde capaciteit. Zo dient 100 kVa te worden gerealiseerd op het laagspanningsnet als een nieuwe kabel vanuit het dichtstbijzijnde LS/MS invoedingspunt, maar 1 MVA wordt als inlussing in het MS-net gerealiseerd. En 5 MW bij voorkeur als nieuwe verbinding vanaf het dichtstbijzijnde MS-station dat dit vermogen kan koppelen. Voor hoogspanning is het maatwerk en hangt het af van wat voorhanden is in een bepaald gebied. Soms kan worden gekozen voor 110 kV in plaats van het voorgeschreven 20 kV, als er bijvoorbeeld in de wijde omtrek geen sterke middenspanning aanwezig is. In dat geval wordt een netinpassingspunt gecreëerd.
netkaart (grid map) - Kaart waarop de globale ligging van hoogspanningsverbindingen en hoogspanningsstations wordt weergegeven. Dat kan semirealistisch zijn maar ook op een meer schematische manier gebeuren, dan heet het een netschema. Soms wordt ook het aantal circuits getoond. Netkaarten kunnen afbeeldingen zijn, maar ook GIS-bestanden met entiteiten zodat de netkaart eerder de vorm van een databestand heeft. HoogspanningsNet biedt op de site een uitgebreid scala aan netkaarten van verschillende tijdperken en aanbieders en daarnaast maken we ze ook zelf.
netkaartweer (‘grid map weather’) - → graftakkeweer
netopening - Fysieke scheiding door een geopende schakelaar tussen twee verbonden, maar dus losgenomen netten van dezelfde netspanning.
netopening (grid opening) - Opening tussen twee deelnetten, meestal in de vorm van een verbinding die met opzet niet wordt gebruikt bij normaalbedrijf. Netopeningen zijn nodig om de omvang van deelnetten te beperken zodat er geen problemen ontstaan met (te) grote stromen, met doortransport of met de stabiliteit van het net. Tegelijk is de fysieke aanwezigheid en bruikbaarheid van de verbinding zelf wel gewenst om bij onderhoud, storingen en calamiteiten, of bij het veranderen van de nettopologie en het verplaatsen van de plek van de netopening, alsnog snel in dienst te kunnen nemen.
netschema (grid diagram) - Schematische weergave van een (deel van een) elektriciteitsnet met daarop aangegeven de belangrijkste circuits, stations, componenten en interconnecties. Bij meer gedetailleerde schema's zijn ook componentcapaciteiten, aardingen en rails weergegeven. Stationsschema's bevatten doorgaans meer informatie dan deelnetschema's. Het lezen ervan kan specialistisch zijn, anderzijds kan men ze ook zelf vervaardigen. Op deze site hebben we naast netkaarten ook netschema's van het Nederlandse en Belgische hoogspanningsnet.
netscheuring (system split) - Zie system split.
netsituatie (situation, grid situation) - Losse term voor de eigenschappen van een net of deelnet, of een kleiner onderdeel van een net. In grotere context kan een netsituatie een sternet, een ringnet of een getrapt ringnet zijn. Netsituaties op kleine schaal zijn bijvoorbeeld enkelcircuit, dubbelcircuit, harde of schakelbare aftak, inlussing en meelifter.
netspanning (grid operating voltage) - Nominale elektrische spanning (volt) waarop een net of deelnet is ontworpen en wordt bedreven.
netstabiliteit (grid stability) - Term kan meerdere dingen betekenen. In het algemeen wordt ermee bedoeld of het net tegen een stootje kan (ONB gaan van productie, belasting of een verbinding) en of de kwaliteit van de spanning in orde is (niet teveel harmonischen, blindstroom in orde). De stabiliteit van een verbinding is iets anders en dit speelt vooral bij lange verbindingen van 300 kilometer of meer. Veel lange verbindingen die met wisselstroom worden bedreven maken een netwerk iets minder stabiel. Zie daarvoor lijnstabiliteit.
netstation (node, local transformer) - Geen goede vertaling voor. Typisch Nederlandse aanduiding voor een transformatorhuisje of een schakelhuisje voor laag/middenspanning.
netstrateeg (grid strategist) - Iemand die zich voor zijn beroep bezighoudt met netstrategie. Staatsnetbeheerders en ook commerciële netbeheerders hebben mensen in dienst die in de gaten houden op welke manier het net moet worden aangepast om bij de tijd te blijven of om werkzaamheden mogelijk te maken zonder uitval.
netstrategie (grid strategy) - Het vakgebied dat de gunstigste benutting, ligging, belasting en bedrijfszekerheid van het net beschrijft met het oog op storingsbestendigheid vandaag en in de toekomst. Netstrategie houdt zich dus niet bezig met operationele bedrijfsvoering.
nettopologie (grid topology) - Geografisch-elektrische eigenschappen van een net of deelnet. Hoe gedraagt het net zich in de ruimte en tijd? Waarlangs lopen de grootste stromen? Waar bevinden zich zwakke punten en waar is het netwerk verbonden? Wat is de impedantie van een verbinding, kunnen er opslingeringen ontstaan? Dit soort aspecten zijn van belang in het beheer en gebruik van het net en ze vormen een basis onder softwarepakketten waarmee het net beheerd en berekend wordt.
netverliezen (grid losses) - De hoeveelheid elektrische energie die verloren gaat tijdens transport ervan. Netverlies is gedefinieerd als het verschil aan vermogen dat op het net wordt ingebracht en wordt afgenomen en de oorzaak is hoofdzakelijk weerstand van verbindingen en componenten. Netverliezen moeten zo klein mogelijk worden gehouden.
netvlak (grid level) - In principe de tweedimensionale weergave van een trap in de spanningscascade. Een netvlak is een spanningsinterval met een nominale waarde en een marge naar beide kanten, waarop een deelnet of een heel koppelnet functioneren kan. Zo'n net is dan een geografisch vermaasd net waarin meerdere stations op gelijke voet onderling verbonden zijn met telkens enkele andere gelijkaardige stations. Op zulke stations heeft de koppeling plaats met een hoger of lager netvlak. Netvlakken zijn hiërarchisch opgebouwd. In de NEN-IEC 60038 zijn de grenzen voor de intervallen van gedefinieerde netvlakken vastgelegd.
netwerk (network, grid) - Samenstelsel van verbindingen, stations, productie en aansluitingen dat samen een elektriciteitsnet wordt genoemd.
niet-normale toestand (anomalous situation) - Term die de netbeheerder hanteert om aan te geven dat er op het net iets aan de hand is dat duidelijk niet normaal is, en die om handeling vraagt zoals afroep van noodvermogen, herroeping van de marktwerking of load shedding. Minder ernstig kan ook, zoals wanneer in een deelnet of voor een los station de enkelvoudige storingsreserve niet is gewaarborgd door bijvoorbeeld gepland onderhoud (VNB). De niet-normale toestand is daarmee vergelijkbaar met rijden op je reservewiel: het werkt, het is fijn dat ie er is, maar je hebt geen tweede backup zodat het is te hopen dat het reservewiel het houdt zolang het ongemak nog duurt. In zulke gevallen wordt ook wel van de N-1 toestand gesproken. Liefst keert de netbeheerder zo snel mogelijk terug naar de normale situatie.
niet-verleenbare VNB - Net woord voor een onderhoudsknelpunt. Wanneer een verbinding of circuit niet kan worden gemist in het net vanwege bijvoorbeeld onderhoud elders, een niet-normale toestand (N-1 in gevaar) of vanwege marktomstandigheden zoals een uitgevallen centrale of teveel windproductie elders, dan kan deze niet worden afgeschakeld voor onderhoud. In zo'n geval moet het onderhoud uit worden gesteld. Dit heet een niet-verleenbare voorzien-niet-beschikbaar, uitgesproken als nietverleenbaar-VNB.
NLink - Tennet-dochter die de regie voert over de ontwikkeling van nieuwe HVDC-verbindingen.
nominaal vermogen (nameplate capacity, rated power) - Ook nominale transportcapaciteit, nominaal transportvermogen, nominale capaciteit, of voor productie, geïnstalleerd vermogen genoemd. Iedere eenheid, asset of verbinding is ontworpen op het kunnen transporteren van een zekere hoeveelheid elektrisch vermogen (uitgedrukt in MVA) en om en nabij dit vermogen is de lijn, component of eenheid het meest efficiënt. Het nominaal vermogen is niet altijd gelijk aan het maximale vermogen, en ook is soms het nominaal vermogen geen constante. De buitentemperatuur kan bijvoorbeeld de draadtemperatuur beïnvloeden waardoor een circuit uitgevoerd als luchtlijn meer vermogen mag transporteren bij koud weer, en een trafo kan vaak meer vermogen aan als het koelregime pittiger is.
nonnenkap (‘nun’s head dress’) - Vakterm voor een bepaalde vorm van kattenoren wanneer zij zich op de boventraversen bevinden, zoals het geval is bij koppelnetmasten in het Nederlandse 220- en 380 kV-netvlak. Zie ook de pagina over topconstructies. Het is spreektaal en er is derhalve geen goed Engelstalig equivalent voorhanden dat correct is.
noodlijn (emergency line, temporary line) - Tijdelijke verbinding, conform de NEN-50341-1 gedefinieerd als een strategisch ongeplande verbinding voor de duur van maximaal één jaar. In de praktijk zijn die grenzen soms wat minder hard.
noodstroom (emergency load) - Ook: stapvormige overbelasting. In feite de vrije ruimte tussen de dagelijkse trend en de momentane waarde op een zeker ogenblik, en de maximale waarde voor de stroomsterkte, begrensd door (meestal) de thermische limiet van een kabel of draad.
noodvermogen (incident reserve) - Vermogen (productiecapaciteit) dat in noodgevallen op afroep binnen 15 minuten beschikbaar moet zijn. Noodvermogen dient vooral om de invoeding van een bepaald gebied veilig te stellen wanneer een gebied of deelnet zo zwaar afhankelijk raakt van import dat de N-1 veilige maximale importcapaciteit in zicht komt. In dat geval kan er noodvermogen worden aangevraagd vlakbij de plek met de meeste belasting zodat er ter plekke meer vermogen beschikbaar komt van binnenuit het deelnet zelf. Dit is wel afhankelijk van of er geïnstalleerd noodvermogen of afroepbare extra capaciteit fysiek voorhanden is. Als er niets is dat stroom kan produceren is er ook geen noodvermogen binnen het deelnet waar het voor geldt.
normale toestand (normal mode of operation) - De toestand die op het elektriciteitsnet geldt wanneer de niet-normale toestand niet geldt. Tijdens de normale toestand dient een neutraal netbeheerder zich te houden aan het grondbeginsel van netneutraliteit. Het net bevindt zich in een normale toestand wanneer het stabiel is en er voorspelbare dingen gebeuren, zodat een enkelvoudige storing (falen van een individuele component) doorgaans zonder problemen opgevangen kan worden. Op een normaal net geldt marktwerking en is geen sprake van afroep van noodvermogen.
NorNed-kabel - HVDC-verbinding tussen Feda (StatNett) en de Eemshaven (Nederland). De verbinding is in bedrijf gegaan in 2007 en kan 700 MVA vermogen transporteren.
NPE - Nationaal Programma Energiesysteem. Aldus het ministerie EZK (lett.): het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) beschrijft hoe Nederland op alle schaalniveaus een (toekomstig) energiesysteem maakt dat past bij een klimaatneutrale samenleving en bij een energievoorziening die betaalbaar en betrouwbaar is.
nulalternatief (‘status quo’) - → alternatief
obstakelschildering (aircraft warning paint) - Roodwitte banden (eigenlijk rood en aviation orange) of een afwisselend patroon van gekleurde vlakken waarmee een groot en hoog object extra opvallend wordt gemaakt zodat de kans op botsingen met VFR-vliegende vliegtuigen wordt verkleind. Voor hoogspanning geldt dat men grote masten met een dergelijke schildering kan uitrusten in de nabijheid van vliegvelden, helikopterplatforms of soms ook puur omdat ze vanwege grote hoogte een verplichting hebben volgens de FAA, die een set regels heeft die internationaal gevolgd worden. Meestal wordt het gecombineerd met waarschuwingslampen. Nederland is hierin een vreemde eend in de bijt, hier wordt de FAA niet consequent gevolgd waardoor het per situatie verschilt of een hoge mast al dan niet is opgeschilderd of verlicht.
obstakelverlichting (obstacle lighting, aircraft warning lights) - Rode of fel witte lampen die al dan niet knipperen en in het donker duidelijk maken dat er een groot object of (in de context van deze site) een grote hoogspanningsmast staat.
off-the-shelf component - Letterlijk: van-de-plank. Aanduiding voor gangbare artikelen die worden geproduceerd zonder dat er sprake is van maatwerk per opdracht. Isolators, transformators met veelgebruikte overzetverhoudingen en verschillende types kabel worden off-the-shelf geproduceerd en verhandeld als stukgoederen aan kopers. Het tegenovergestelde is maatwerk. Dat wordt in opdracht per klus gemaakt pas nadat de toepassing reeds bekend is.
offshore - Leeterlijk: een eindje uit de kust. Term voor alle activiteiten die op zee plaatshebben, in het geval van hoogspanning doorgaans windparken, HVDC-kabels, transformatoreilanden en klantaansluitingen voor zware clusters van productieplatforms/booreilanden.
Olsterpad, storing van 02 september 2022 - Stroomstoring die een deel van de Flevopolder beïnvloedde en die afweek van een normale storing doordat de bewaakapparatuur door een samenloop van omstandigheden niet ingreep, zodat een harde driefasensluiting minutenlang bleef staan. Het gevolg was een verwoest lijnveld, drie fasedraden van circuit Lely - Olsterpad Paars die zo heet werden dat ze tot bijna op de grond doorzakten (en een bovenleiding van Prorail raakten) en er meer dan drie minuten een kortsluitstroom van ruim een gigawatt stond. Niet-reagerende bewaakapparatuur is buitengewoon zeldzaam en er is naderhand gedegen onderzoek verricht naar de oorzaak. Uiteindelijk duurde het twee maanden voordat de spoorbaan was hersteld en het 150 kV-circuit moest van nieuwe draden worden voorzien.
OLTC (on-load tap changer) - Type transformator waarvan de overzetverhouding kan worden aangepast terwijl de machine in bedrijf is. Veel grote HS/MS trafo's kunnen dit en ook regeltransformators beschikken meestal over on-load tap changing.
omgevingsvergunning (permit, permission) - Vergunning om een infrastructureel werk aan te leggen of te wijzigen in de publieke ruimte, al dan niet op privéterrein in overeenstemming met een particulier of zakelijk eigenaar.
omvalcriterium (topple-over criterion) - Meestal gekend als 'het valbereik'. Een van de zichtbare gevolgen van netstrategie in Nederland sinds 2013. Toen adviseerde de KEMA een harde ban op meer dan twee koppelnetcircuits per mastpositie in nieuwe koppelnetverbindingen in de landelijke ring of in interconnecties. Bestaande situaties in het 220- en 380 kV-koppelnet blijven gehandhaafd, maar nieuwe megaverbindingen met drie of vier 220 kV- of 380 kV-circuits op één mastpositie (zoals de Eemshaven-Vierverlaten, Eindhoven-Geertruidenberg en Meeden-Eemshaven) mogen niet langer meer nieuw gebouwd worden. Ook bij de aanleg van Zuidwest-380 zullen de beide verbindingen een fysieke afstand tot elkaar bewaren.
omzetter (converter) - Machine, installatie of apparaat om wisselstroom mee in gelijkstroom om te zetten, of vice versa. Ook wisselstroom van frequentie omzetten gebeurt met (frequentie)omzetters.
Omzwaaien (bay swap) - Het verplaatsen van een circuit naar een ander veld, een andere rail of naar een andere transformator, of zelfs naar een ander deelnet of station. In de praktijk wordt er ook wel eens gesproken van het omzwaaien van belasting, wat in feite op hetzelfde neerkomt. Omzwaaien kan via schakelhandelingen gebeuren door de bedrijfsvoerder, maar het kan ook permanent plaatsvinden door fysiek een circuit ergens los te nemen en weer vast te maken.
ONB (unforeseen unavavilability of service) - Onvoorziene Niet-Beschikbaarheid. Nette term bij de netbeheerders voor een spontane storing, een calamiteit of forcering door een derde partij. Het tegenovergestelde is VNB, voorziene niet-beschikbaarheid.
onbalans (imbalance) - 1) Het verschil tussen het aangeleverde en afgenomen vermogen op het elektriciteitsnet. Er is altijd wel een kleine onbalans en die bevordert handel of de stroomprijs. Een grote onbalans betekent kans op technische problemen. De onbalans dient daarom voor het gekoppelde net of netblok in zijn geheel zo klein mogelijk te worden gehouden. 2) Verschil in belasting tussen de drie fasen. Dit kan deels door onevenwichtige vraag van verbruikers op één of twee fasen komen (of door een staande diffuse sluiting), maar ook door mutuele beïnvloeding van de fasen onderling via inductie. Deze laatste categorie kan worden verminderd door fasewisseling.
onderfrequentie (under frequency) - Verschijnsel dat ontstaat op een wisselstroomnet wanneer er meer vraag naar vermogen is dan er productie is. De generators gaan dan zwaarder lopen, remmen fysiek af en de netfrequentie van 50 Hz zakt. Dit kan problemen veroorzaken als het uit de hand loopt zodat er meer vermogen moet worden ingebracht.
ondergrondse verbinding (underground connection) - Meestal gewoon een kabel of grondkabel genoemd.
onderkruisen (‘crossing underneath’) - Vrijwel ongebruikte term voor wat anders als een lijnkruising of overkruising wordt aangeduid en waarbij de focus nu op de fysiek onderste verbinding ligt. Soms ook bukken.
onderstation (substation) - Trafostation waar een verbinding eindigt en waar de volledige spanning omlaag getransformeerd wordt. De naam is niet strikt en kan breed worden aangetroffen, van koppelnetstations tot kleine middenspanningshuisjes, maar het meest gangbaar is de term voor spanningen tussen 150 kV en 10/20 kV.
ontgraving (trenching) - → open ontgraving
Ontheffing Aanwijsplicht Netbeheerder - Geen Engels equivalent. Juridisch besluit dat de eigenaar van een privaat klantnet in staat stelt zijn eigen net te beheren, los van openbare netbeheerders zoals Tennet, Liander, Stedin of Enexis. Het gaat dan om bijvoorbeeld eigennetten van chemische complexen, raffinaderijen of windparken die alleen produceren, maar soms kan het ook gaan om een groot ziekenhuis of een energiecoöperatie die op eilandbedrijf wil draaien. Voor het beheren en bedrijven van een eigennet is een ontheffing van de ACM (Autoriteit Consument en Markt) nodig.
onttakeld (decommissioned pylon) - Hoogspanningsmast of een straatje masten waarin geen draden meer hangen, maar die nog wel fysiek overeind staan. Meestal wachtend op sloop, heel soms op nieuwe draden. In de pylon geek omgangstaal wordt er ook wel van een hoogspanningslijk gesproken.
onvolledig benut (subnominal usage) - Hoogspanningsmast die minder circuits of traversen draagt dan waarop zijn nominaal is berekend. Zie het classificatiemodel. Onvolledige benutting wordt in sommige gevallen ook aangeduid als SNUP wanneer de situatie zeer duidelijk laat zien dat er ooit grotere plannen waren met de mast of verbinding, die echter met grote waarschijnlijkheid niet meer waargemaakt zullen worden.
oostring, de (eastern ring) - Aanduiding voor het oostelijk deel van de Nederlandse landelijke 380 kV-ring, waarbij het laatst aangelegde deel door Twente wordt bedoeld. Tussen Dodewaard en Ens is daarbij een submodel donaumast gebruikt dat ook wel een Oostring of een Ringsluiting wordt genoemd binnen de sector.
open (switched off) - Een geopende schakelaar laat geen stroom passeren. Een geopende schakelaar is uitgeschakeld. Het tegenovergestelde is een gesloten schakelaar, die laat wel stroom passeren.
open assetdata (open asset data) - Openbaar beschikbare liggingsdata van assets van netbeheerders. Sinds 2019 verplicht door de Wet op Open Assetdata. Liggingsdata heeft tot doel indicatief te weten te kunnen komen waar iets staat of ligt, maar bij werkzaamheden is een KLIC-oriëntatie nog steeds noodzakelijk en verder bevat open assetdata verrassend weinig metadata over de objecten zodat het nauwelijks van nut is in netkaarten.
open ontgraving (trench, excavation) - Gegraven sleuf waar kabels in kunnen worden gelegd, waarna de sleuf weer dicht wordt gespit. Vroeger de gebruikelijke manier om kabels mee aan te leggen, tegenwoordig is deze aanlegmethode op zijn retour omdat er al teveel andere infra in de weg ligt en omdat andere technieken zoals gestuurd boren concurrerend zijn geworden.
openbaar net (public grid) - In de context van een elektriciteitsnet: alle netdelen die niet tot het privaat eigendom van een producent of afnemer behoren.
openluchtstation (outdoor switchyard) - Ook buitenopstelling genoemd. Hoogspanningsstation dat buiten in de openlucht staat en dus met weersinvloeden moet kunnen omgaan.
OPGW - OPtical Ground Wire. Bliksemdraad waar binnenin holle buisjes zitten die met optische glasvezels zijn gevuld. Ze worden gebruikt om trafostations via de hoogspanningslijnen zelf te verbinden zodat het elektriciteitsnet voor communicatie van schakelcommando's onafhankelijk is van welk ander net dan ook. OPGW's zijn standaard in nieuwe verbindingen en ook oudere lijnen worden er bij revisie of retrofit dikwijls van voorzien.
ophangbeugel (suspension straps) - Metalen platen die per twee worden gebruikt en waar tussenin een opening blijft waarin een schuitje, een draagklem of een slipklem kan worden vastgemaakt. Soms ook draagbeugels genoemd.
opoffering (forced interruption, forced load shedding) - De uiterste bevoegdheid van een netbeheerder. Opoffering of load shedding is het geforceerd en onaangekondigd losnemen van een aansluiting, netdeel of deelnet om zo een grotere, ongecontroleerde storing of zelfs een system split te voorkomen, of wanneer er geen enkele andere weg meer is om een ramp, levensgevaar of grote fysieke schade te voorkomen. Het betreft een niet-automatische handeling die door de bedrijfsvoerder moet worden genomen in zeer korte tijd, soms zelfs binnen een halve minuut. Toch kan het ook aangekondigd gebeuren, zoals bij van tevoren zodanig gecontracteerde industrieklanten. Zij kunnen bij sommige netbeheerders een korting op hun netwerkkosten krijgen wanneer zij bereid zijn om als afschakelbaar vermogen te dienen bij problemen. Een derde geval van load shedding zien we bij onoplosbare situaties zoals de Belgische Elektriciteitsschaartste van 2014. Bij een onoplosbaar tekort wordt dan een netdeel geofferd om de rest van vermogen te kunnen blijven voorzien.
opofferingsbeslissing (grid sacrifice) - → opoffering
opregeltijd (response time) - Meestal aangeduid als de responstijd, of als 'snel' of 'traag' vermogen. Eigenschap van productie-eenheden voor de opwek van elektriciteit. Zie ook de St(r)oomcursus. De opregeltijd is de hoeveelheid tijd die nodig is om een productie-eenheid significant meer of minder vermogen te laten afgeven. In omgangstaal: hoeveel tijd erin gaat zitten om het apparaat harder of zachter te zetten. Eenheden die zich snel laten opregelen (paar minuten) zijn waterkracht- en pompcentrales, sommige kleine gasturbines (WKK) en commerciële zonvermogenparken. Traag op te regelen zijn alle soorten thermische centrales m.u.v. gascentrales. Uiterst traag zijn de oude generaties nucleaire centrales. Hoe trager de opregeltijd, hoe belangrijker het is dat de centrale altijd op zijn nominale niveau draaien kan. Zeer trage centrales zijn daardoor vooral geschikt voor basislast, terwijl sneller vermogen handig is om de dagelijkse gang te volgen.
opslingering (resonance) - Gedrag op grote wisselstroomnetten wanneer door ingewikkeld samenspel van niet-lineair gedrag, netfrequentie, loadflow, grote afstand (lichtsnelheid/netfrequentie), inschakelpieken en reactief/capacitief gedrag een situatie verschijnt waarin spanning in sommige netdelen of componenten in een cyclus extra hoog kan opslingeren door resonantie. Dat kan schade of afschakelingen geven en het is de netbeheerder eraan gelegen om opslingeringen te beperken.
opspantrafo (step-up transformer) - → step-up trafo
opstelling (configuration) - Weinig gebruikt synoniem voor het mastmodel, de layout, de configuratie of de ruimtelijke vorm.
opstijgpunt (line termination) - Plek waar een ondergrondse kabel en een bovengrondse lijn in elkaar overgaan. Een opstijgpunt kan op een trafostation, na een crossing of op een eindmast liggen. Bij grondkabels op stationsterreinen wordt een gecombineerd opstijg/eindpunt soms ook het aanlandingspunt genoemd.
optie (option, alternative) - → alternatief
optische glasvezel (optic fiber) - Glasvezel, voor optische signalen (lichtpulsjes) waarmee data kan worden overgedragen tussen beide uiteinden. Tegenwoordig worden in bovengrondse lijnen vaak bliksemdraden ingehangen waar binnenin optische glasvezels zitten in holle buisjes, zodat de hoogspanningslijn meteen ook data kan versturen, onafhankelijk van enig ander communicatienetwerk. Dit wordt in eerste instantie gedaan ter aanvulling of vervanging van straalverbindingen, maar de overcapaciteit wordt ook wel eens commercieel verhuurd als black fiber.
opvulplaat (shim) - Niet te verwarren met een vulplaatje. Een opvulplaat overbrugt een verschil tussen twee niet correct uitgelijnde hoeklatten om zo alsnog een normale verbindings- of knoopplaat op te kunnen schroeven zonder dat er een verspringing overblijft die spanning in de constructie of aantasting van de integriteit tot gevolg heeft.
opwaarderen (uprate, upgrade) - Het verzwaren van een bestaande hoogspanningslijn, doorgaans (maar niet altijd) zonder de masten te wijzigen. Het inhangen van zwaardere geleiders of het in gebruik nemen van de ontwerpnetspanning waar de lijn eigenlijk voor gebouwd is wanneer de lijn eerder op een lagere spanning werd bedreven zijn twee vormen van opwaarderen. Ook dynamic line rating kan als een vorm van opwaardering worden gezien. Opwaardering is typisch iets voor luchtlijnen: het is vrijwel onmogelijk met grondkabels.
Orsted (Ørsted) - Deens energiebedrijf dat actief is in onder andere grote offshore windparken. De naam is formeel Ørsted, maar wordt ook wel als Oersted (webgebruik) of Orsted (in angelsaksische omgevingen) geschreven. Omdat de plugin voor dit jargonboek niet met een Ø kan omgaan zijn we genoodzaakt om de Angelsaksische schrijfwijze te gebruiken.
OSINT - Open Source INTelligence. Term voor onderzoek uitsluitend op basis van publiek toegankelijke bronnen, gecombineerd met logica. OSINT wordt wereldwijd voor van alles gebruikt en het is breder dan googelen. Onderzoek in openbare bronnen is bijna de enige methode van data-aquisitie op onze netkaart, de netschema's en de nieuwsberichten. Onder logica worden dingen verstaan als conclusies op basis van graafschades op openbare satellietfoto's waarbij bijvoorbeeld een kabel niet zelf te zien is, maar wel zijn tracé. OSINT is niet altijd reproduceerbaar (bij mondelinge inlichtingen of toevallige vangsten is dit niet zomaar mogelijk) maar we streven wel naar zoveel mogelijk.
OSP - Ook Osp, met twee kleine letters. Afkorting voor een opstijgpunt op netkaarten, geo-informatica en netschema's.
Ot, Otje - De bijnaam van het oude geuzenlogo van HoogspanningsNet uit de vroege begintijd van de site. De gepixelde, simpele afbeelding van een jochie dat een hoogspanningsmast omarmt was een knipoog naar de korte voornaam van een jonge vrijwilliger achter deze site. Sinds de overgang naar het huidige logo is het afbeeldinkje verdwenen, maar de cult niet en op het forum is het nog steeds populair als mascotte, avatar (al dan niet verbouwd) en er zijn zelfs gif-animaties gemaakt.
overbelasting (overloading) - Een transformator of verbinding zwaarder belasten dan waar zijn nominale ontwerp op is berekend. Een individueel circuit dat nominaal ontworpen is voor 150 kV en 260 MVA is overbelast wanneer er (met enige marge) meer dan 260 MVA overheen wordt gestuurd. Een verbinding met twee circuits van 260 MVA dat N.1 veilig wordt bedreven is overbelast wanneer er in totaal meer dan 260 MVA overheen loopt, meer dus dan de volle capaciteit van één circuit. Een geringe overbelasting gedurende korte tijd is technisch geen probleem, behalve dat het rendement iets zakken zal door warmteontwikkeling en dat de componenten meer materiaalstress te verwerken krijgen. Soms is tijdelijke overbelasting zelfs noodzakelijk vanwege onderhoud op een andere verbinding. Wel kan de redundantie in gevaar komen. Voor de meeste verbindingen geldt dat ze gemakkelijk overbelastbaar zijn tot in de orde van 20% boven hun nominale vermogen, maar een en ander is sterk afhankelijk van eventuele kabeldelen, windkoeling van de geleiders (al dan niet bewust gebruikt via dynamic rating) en van de apparaten en trafo's op de stations. Grondkabels zijn nauwelijks overbelastbaar, een luchtlijn met een kabeldeel mag soms niet overbelast worden als het kabeldeel niet zwaarder is aangelegd.
overdimensioneren (overdimensioning) - Het zwaarder uitvoeren van een hoogspanningslijn, -kabel of een transformator dan eigenlijk nodig lijkt te zijn. Componenten worden dikwijls ontworpen op een nominale transportcapaciteit die veel hoger ligt dan de beraamde werkelijke benutting. Dit wordt gedaan om toekomstige groei het hoofd te bieden en om transportcapaciteit gereed te hebben wanneer onverhoopt een andere verbinding tijdelijk uitvalt. Overdimensie is op het hoogspanningsnet vrijwel altijd de norm geweest, zowel vroeger en nu nog steeds. Ook in constructie (fysieke bouw) is overdimensie gebruikelijk, bijvoorbeeld om in te spelen op onvoorzien zware omstandigheden, rekenfouten of falen van een component. In de tijd voordat er dynamische computerberekeningen waren was overdimensie gebruikelijker dan na die tijd, maar nog altijd worden componenten, masten en fundamenten zwaarder uitgevoerd dan strikt noodzakelijk lijkt.
overfrequentie (over frequency) - Verschijnsel dat ontstaat op een wisselstroomnet wanneer er meer productie is dan er vraag is. De generators gaan dan lichter lopen, versnellen en de netfrequentie van 50 Hz stijgt. Dit kan problemen veroorzaken als het uit de hand loopt zodat de productie moet worden verminderd.
overgangsstation (termination) - → opstijgpunt
overkruising (crossing-over) - Jargonterm voor een bovengrondse lijnkruising in het vrije veld. Bij een overkruising wordt in de meeste gevallen de verbinding met de hoogste netspanning boven over de verbinding met een lagere netspanning heengeleid. Dat is conform de netstrategie in Nederland. Er zijn echter uitzonderingen te vinden zoals bij Lelystad. Meestal wordt de bovenste verbinding extra hoog aangebracht, maar soms kan ook de onderste verbinding extra worden verlaagd.
overkruisingshiërarchie (crossing-over hierarchy) - Goed gebruik onder netstrategen en ontwerpers bij het aanleggen van lijnkruisingen. Normaal wordt de verbinding met de hoogste spanning, en ook het grootste netstrategisch belang, fysiek over de verbinding met een lagere spanning heen geleid. Dat scheelt in VNB bij onderhoud, waarbij als er aan de onderste verbinding gewerkt wordt, ook de bovenste uit dienst moet. Er zijn wel uitzonderingen op, zo overkruisen op de Apenkooi in de Flevopolder zes 150 kV-circuits twee 380 kV-circuits bovenlangs. Netstrategen krijgen daar jeuk van.
overslag (flashover) - Vonk die door of over een isolerend onderdeel springt en op die manier een aardsluiting veroorzaakt, of soms een sluiting met een onweerswolk en de aarde tegelijk. Zo'n vonk kan soms zonder schade blijven (zeker als er overslaghoorns zijn toegepast), maar bij keramische- en kunststof isolators kan schade ontstaan in of buitenom de isolator door tunneling of hitteontwikkeling.
overslaghoorn (arc horn) - → vlamboogpin
overspanning (over voltage) - Spanning op een component, circuit of verbinding die boven de grenzen van het normale interval voor normaalbedrijf uit komt. Overspanningen kunnen ontstaan door blikseminslag maar ook door schakelhandelingen en zogeheten transiënten. De meeste verbindingen en componenten kunnen tijdelijk overspanningen verdragen tot een ordegrootte van 140 tot 150%.
overspanningsafleider (surge arrester) - Apparaat waarmee ongewenste overspanningen (een eind boven de bedrijfsspanning) kunnen worden 'gevangen' en naar de grond of de aarde kunnen worden geleid zodat elders in het net of het circuit geen schade ontstaat.
oversteek (crossing) - Ook een overspanning genoemd. Passage van een hoogspanningslijn met een klein tot middelgroot infrastructureel object. Bij kleine objecten waarbij masten niet of nauwelijks verhoogd zijn wordt meestal de term kruising gebruikt. Bij grote objecten zoals rivieren worden doorgaans sterk verhoogde masten gebruikt en dan spreken we vaker van een crossing, zeker wanneer er meer dan twee masten nodig zijn voor de oversteek, hoewel ook doorkruising dan wordt gebruikt. De termen worden in de praktijk een beetje door elkaar gebruikt en er is geen harde regel voor wanneer welk woord beter op zijn plek is. Kwestie van gevoel.
overzetverhouding (transformer ratio) - Verschilverhoudingsgetal tussen twee wikkelingen van een transformator. Een overzetting van 220/110 kV is een transformatie- of overzetverhouding van 2:1. Van 150 kV naar 20 kV is 7,5:1 of 15:2 voor wie geen gebroken getallen wil. Hoe groter de overzetverhouding, hoe meer het aantal wikkelingen van de primaire en secundaire zijde van de trafo verschilt en hoe hoger de stroomsterkte op de secundaire zijde zal zijn. Daar zit wel een praktische grens aan, de zijde met de laagste spanning mag normaal gesproken niet boven 4 kA uitkomen en daarmee is het vermogen op die spoel en uiteindelijk de hele trafo beperkt tot een bovengrens die steeds lager wordt naarmate de overzetverhouding groter wordt. Vanwege historische en industriestandaarden zijn bepaalde verhoudingen gunstiger dan anderen. 110/33 kV is bijvoorbeeld zeer gangbaar en zulke machines worden off-the-shelf gebouwd, maar 110/50 kV juist niet en wie dat laatste wil zal maatwerk moeten aanvragen. Meestal zijn overzetverhoudingen lang geleden om destijds gunstige redenen bepaald en zijn ze nu historische verworvenheden die als artefact gewoon bestaan.
P - Power, niet SI-afkorting voor vermogen. Komt voor in sommige formules.
paal (pole) - 1) Korte aanduiding voor houten laag- en middenspanningspalen. Voor grote masten geldt eerder de term mastpositie, hoewel ook daar wel eens van een hoekpaal wordt gesproken. 2) Korte aanduiding voor een heipaal, schroefpaal of een monopile.
Paarse Olifant Trofee - Prijs die jaarlijks door Tennet wordt uitgereikt binnen de elektriciteitssector voor het meest innovatieve, kostenbesparende idee binnen het vakgebied van netbeheer. Doel is het extra stimuleren van innovatie. De term paarse olifant is typisch Nederlands (waarschijnlijk afkomstig van een spotje van een verzekeraar, hoewel daar een paarse krokodil wordt gebruikt) en laat zich erg lastig doeltreffend in het Engels vertalen.
palenbenauwenis - → palenwee
palenwee (´pole fear’) - Oud woord voor de angst en afkeur die tijdens de opkomst van bovengrondse hoogspanningslijnen in de maatschappij aanwezig was. Men was bang voor horizonvervuiling en uitzichtbederving. Dit argument speelt tot op de dag van vandaag, hoewel het woord palenwee zelf is uitgestorven en vervangen door horizonvervuiling.
pantograafscheider (busbar disconnector) - Schaarklem die kan vastbijten om een rail en waarmee contact kan worden gemaakt of worden verbroken.
papegaaienstok (‘parrot bar’) - Horizontaal balkje of buisje dat met twee vrijwel cirkelvormige geleiders onder een rail hangt op een station. In het balkje wordt vastgebeten door pantograafrailscheiders.
parabool (parabola) - Benadering van een kettinglijn, te gebruiken voor een vlotte inschatting van de zeeg van een spanveld. Niet helemaal exact, maar wel redelijk in de buurt. Bij strakke lijnen is zelfs een cirkelsegment met een radiusgetal bruikbaar voor een indicatie.
parallelschakelen (operation in parallel) - Bij hoogspanningscircuits: twee circuits met een tussenliggende hard verbonden doorverbinding per fase koppelen. De redundantie wordt dan verlaagd, maar de maximale toelaatbare stroomsterkte verdubbelt. Dit kan in ringvormige netten soms uitkomst bieden bij knelpunten.
parasiet (parasite) - → mastverrommeling
parasitaire capaciteit - 1) onbedoelde capaciteitwerking van geleiders mee bedoeld wanneer ze zich in elkaars nabijheid bevinden en elkaar beïnvloeden. 2) Geadopteerde en uit zijn verband geplukte term onder pylon geeks, om mee aan te geven hoeveel antennes ('parasieten') het mastlichaam verdragen kan zonder dat een hogere klasse van de HVI-schaal worden bereikt.
particulier net (private grid) - Elektriciteitsnet waarvoor geen neutrale netbeheerder of TSO is aangesteld. In het verleden waren de 110- en 150 kV-netten van Nederland particulier (of beter: commercieel) bezit. Sinds de volledige inwerkingtreding van de Nieuwe Elektriciteitswet zijn er in Nederland en België alleen nog maar laag- en middenspanningsnetten particulier bezit.
passief systeem (passive system) - Onderdeel of component die geen actieve aandrijving vereist. Een passief systeem is simpeler, robuuster en vaak ook goedkoper en heeft daardoor meestal de voorkeur boven actieve onderdelen, componenten of systemen. Voorbeeld van een passief systeem is koeling van een transformator door hem koelvinnen te geven en hem op de wind te plaatsen, een spark gap (vonkopening) of bij een hoogspanningslijn, het zelfherstellend vermogen bij blikseminslag omdat de lucht die de draden isoleert zichzelf in de grondtoestand terugbrengt als de bliksem uitdooft.
passieve component (passive part) - → passief systeem
PAWOZ - Programma Aanlanding Wind Op Zee. Soms wordt de P ook uitgelegd als Project(en).
PEH - Programma Energiehoofdinfrastructuur. Volgens het ministerie (lett.): het PEH richt zich op de benodigde ruimte voor de nationale onderdelen van het energiesysteem op land voor een klimaatneutraal energiesysteem in 2050. De verduurzaming van het energiesysteem zorgt voor veranderingen in het ruimtebeslag voor opwekking, transport, conversie en opslag van energie. We gaan van een centraal systeem, in hoofdzaak op fossiele bronnen gebaseerd, naar een meer decentraal energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare bronnen.
PEN - Provinciaal Elektriciteitsbedrijf Noord-Holland. Voormalig elektriciteitsbedrijf en netbeheerder die tussen 1917 en 1996 het beheer voerde over het hoogspanningsnet t/m 150 kV in Noord-Holland.
persmof (hydraulic pressed joint) - Aluminium klinkbuis die wordt gebruikt om twee geleiders aan elkaar te verbinden zonder een knoop of een klem.
Petersburg Consultants - Tegenwoordig onderdeel van WSP Energie. Bedrijf uit Doorwerth, gesticht in 1998 (begonnen in een boerderij die Petersburg heette) en dat gespecialiseerd was/is in magnetische beïnvloedingsberekeningen, stationsengineering en het doorberekenen van antennes in mastconstructies. Petersburg heeft geruime tijd in Doorwerth gezeteld, maar sinds 2021 bevindt het kantoor zich op Mariëndaal in Arnhem, tussen de KEMA en Tennet in.
petje (‘cap’) - → topstukje, topkapje
PGEM - Provinciaal Gelderse Elektriciteits Maatschappij. Oude netbeheerder en producent van elektriciteit die tussen 1915 en 1996 het beheer voerde over het hoogspanningsnet t/m 150 kV in Gelderland. PGEM is verantwoordelijk voor een aantal van de meest karakteristieke mastontwerpen in Nederland.
phaselift - Bewust gespeld met ph. Verworven term voor het hoger ophangen van een fasedraad door middel van hangende afspanning of soms strakker spannen van de draad. Meestal levert dit een achteruitgang van het lijnbeeld op doordat de zeeg of de tussenfase-afstand niet meer soepeltjes oogt. Vanwege de eveneens matige resultaten met botoxfaceliften is de term extra populair geworden.
platform (torsion platform) - Horizontaal platform in de masttoren waar doorgaans vier driehoeken, een kruis of een combinatie van beiden wordt gemaakt zodat een stijf, liggend vierkant ontstaat. Deze voorkomt dat de toren kan wokkelen en kan inklappen wanneer deze op torsie wordt belast.
PLEM - Provinciaal Limburgse Elektriciteits Maatschappij. Oude netbeheerder en producent die tussen 1908 en 1999 het beheer voerde over het hoogspanningsnet t/m 150 kV in Limburg.
ploffen (’to go poof’) - Omgangstaal voor het ongepland falen van vermogensschakelaars of spanningstrafo's, formeel meestal falen genoemd. Meestal vindt er bij een geplofte component een kleine ontploffing plaats die de component in kwestie vernielt, maar die verder weinig schade aanricht. Er is bij een geplofte component dus geen sprake van een forse explosie.
plooiing (local buckling) - Knik in de flens van een hoeklat waardoor deze begint te buigen.
PNEM - Provinciaal Brabantse Elektriciteits Maatschappij. Oude netbeheerder en producent die tussen 1914 en 1997 het beheer voerde over het hoogspanningsnet t/m 150 kV in Brabant.
pocket - Ook een deelnet of een load pocket genoemd. Een pocket of deelnet bestaat uit een of meer stations die op gelijke voet zijn verbonden met elkaar via een vermaasd transportnet. Onder een deelnet kunnen weer andere deelnetten van lagere orde hangen. Een deelnet zelf is op één of meerdere plekken verbonden (gekoppeld) met een net van een hogere orde, dat daar een koppelend net voor vormt. Zie de St(r)oomcursus voor een uitleg over netopbouw.
poer (stub, pour-in foundation) - Grote, meestal zwaar uitgevoerde metalen staaf (hoeklat of kruisprofiel) die de verbinding vormt tussen een heipaal of betonblok en de rest van het mastlichaam. Poeren worden ingegoten in het beton.
polio-armpjes (‘polio limbs’) - Onbeleefde term en identiek aan de term softenonmast. Spreektaalterm die door sommige pylon geeks gebruikt wordt om masten mee aan te duiden met (te) korte of opzettelijk ingekorte armen.
polon - Van oorsprong Britse term (Pylon Appreciation Society) voor een mastconstructie die net wat te groot is voor de aanduiding paal, en te klein voor de aanduiding pylon. Houten of stalen palen of buismasten met staande isolators voor spanningen tot 132 kV of houten palen met een zigzagconstructie voor een enkel 115 kV-circuit worden soms zo aangeduid. In het Nederlands is de term niet algemeen.
polygoonbuis (polygonal tube) - Buis voor een buismast, gemaakt van veelhoekige, vaak gestanste metalen platen die aan elkaar worden gelast om zo een koker te vormen met acht, twaalf of zestien hoeken. Deze masten zijn meestal goedkoper te maken dan zuivere buismasten die rond zijn.
ponypletgeleider (‘pony crush conductor’) - Verworven term onder pylon geeks voor het retrofitten van een bestaande bovengrondse hoogspanningslijn met veel zwaardere nieuwe geleiders, die fysiek ook echt veel meer wegen en veel dikker zijn dan de oorspronkelijke draden. Soms vereist dit aanpassingen aan de mastlichamen waardoor ijle oude mastjes met zeer dikke draden er niet meer uitzien. De term zelf is afkomstig van een nieuwsschandaal uit 2013 waarbij een veel te dikke vrouw op een kleine pony ging zitten en werd gefilmd toen de pony het niet meer hield, waarna heel Nederland er schande van sprak.
poot (foot) - Soms ook been of in het Engels leg. Eén van de vier poten van een broekstuk.
pootsprei (leg footprint) - Bij masten met een broekstuk, de afstand tussen de vier poten, rechtstreeks van poot tot naastliggende poot. Er wordt niet aan een diagonaal gedaan. Bij niet-vierkante broekstukken (komt soms voor) is het soms even opletten welke maat er wordt gebruikt, maar meestal is het de breedte in de richting van het mastbeeld.
populatie (population) - Term voor het numeriek aantal exemplaren van een bepaalde component of asset in een deelnet, of in het totale net van een netbeheerder. Wordt door pylon geeks ook wel gebruikt om aan te geven of een bepaald mastmodel of mastenfamilie, stationsopbouw of component veel of weinig voorkomt in een context van ruimte, tijd, eigenaar of andere definiërende kaders.
portaal (H-frame) - Mastmodel dat eruitziet als een grote poort of portaal. H-frames, al dan niet met inwendige schoren, zijn een vorm van H-frames. Ze kunnen ook zonder schoren worden gebouwd, dan is er sprake van een zuiver portaal. Guyed H-frames met de tuidraden longitudinaal in het profiel zijn een twijfelgeval, een Guyed V valt niet meer onder een portaal.
post (substation) - → station, hoogspanningsstation, onderstation
poten (legs) - Spreektaal voor het broekstuk.
power - Engelse term voor vermogen, in een elektriciteitsnet het kale vermogen als in spanning vermenigvuldigd met de stroomsterkte.
powersafari (power safari) - Term onder pylon geeks voor een kortere of langere trip maken met als doel hoogspanningsinfra te bekijken. Dat kan een paar uur weg of een dagtrip zijn, maar ook een week dwars door Europa zijn. Een combinatie kan ook, zoals tijdens vakantie of een zakelijke reis bijvangst binnenhalen of een omweggetje maken. Soms is het voor het maken van foto's, een andere keer om iets bijzonders te gaan bekijken of om op jacht te gaan naar sporen van het verleden. Behalve een veldwerkcomponent hebben oude kaarten en luchtfoto's hier ook een sterke component in. Powersafari kan in je eentje worden gedaan, maar het is aanzienlijk mooier als je met twee of meer personen bent.
preekstoel (pulpit) - Vakterm voor de railings op de traversetoppen van grote hoogspanningsmasten wanneer zij een omsloten uitkijkpost lijken te vormen.
primaire apparatuur (primary installation) - Op een hoogspanningsstation: alles dat onder hoogspanning staat en het potentiaal of de netspanning van het netvlak voert waarin het station opereert. Ook secundaire zijdes van transformators, hoewel een lagere spanning, vallen onder primaire stationsdelen.
privaatnet (private grid) - → particulier net
productie (generation) - Genereren van elektrisch vermogen. Productie op het net inbrengen heet invoeden en het is het tegenovergestelde van belasting.
productie-eenheid (unit) - Een zelfstandig opererende eenheid die elektrische energie kan invoeden op het net. Productie-eenheden die meteen op het hoogspanningsnet worden aangesloten hebben doorgaans een vermogen van meer dan 15 MW.
productiecapaciteit (generation capacity) - Het elektrisch vermogen dat een productie-eenheid maximaal op het net brengen kan, uitgedrukt in watt of een veelvoud ervan (kilowatt, megawatt, gigawatt).
productiepark (producing population) - De installaties en generators van alle producenten tezamen die vermogen op het net kunnen brengen, op welke manier dan ook, centraal of decentraal, en klein of groot maakt niet uit.
proefmast (prototype tower) - Vroeger en bij kleine masten gebruikelijker dan bij grote masten, en vooral toegepast in de tijd voordat er goede computermodellen waren. Met vervaardigde dan een exemplaar van een nieuw ontworpen mast in de daadwerkelijke 1:1 schaal, om deze vervolgens aan allerlei proefnemingen te onderwerpen, normaal gesproken uiteindelijk (nadat aan de minimale eisen tegemoet bleek te zijn gekomen) tot destructie aan toe. Kijken hoe ver je kan gaan voordat ie stuk gaat klinkt als iets voor jongens, maar het was vroeger en ook vandaag de dag een waardevolle methode om nog niet eerder ontdekte faalmechanismen te ontdekken. Vandaag de dag wordt het met masten weinig meer gedaan, maar we zien het nog altijd met crashtests met auto's.
Protrafo - Fabrikant van olie- en droge MS en MS/LS-trafo's met vermogens tot een aantal MW, typisch geschikt voor industrie, windmolens en middenspanningsnetten. Afkomstig uit Emmen.
Protrans - Naam van het nooit verschenen, maar door CoCoNut beoogde grote, landelijke energiebedrijf van Nederland. Uiteindelijk is het rond de eeuwwisseling gebleven bij vier middenmoters (Essent, Nuon, Eneco, Delta) en een aantal kleineren.
PUEM - Provinciaal Utrechtse Elektriciteits Maatschappij. Oude netbeheerder en producent die tussen 1916 en 1992 het beheer voerde over het hoogspanningsnet t/m 150 kV in Utrecht.
pylon - Formeel Angelsaksisch woord voor een hoogspanningsmast. Oorspronkelijk Brits. Het woord heeft zelf zijn oorsprong in 1928, toen de eerste grote hoogspanningslijn in Engeland verscheen vlakbij Edinbourgh. Architect Reginald Blomfeld noemde zijn specifieke vakwerkontwerp pylon, een woord dat zelf uit het Egyptisch kwam en zoiets als poort of weg naar de zon betekent. Het woord raakte daarna in zwang voor nieuwere hoogspanningslijnen elders in Engeland en uiteindelijk over de hele wereld, hoewel in Amerika en Canada de termen hydro tower of utility tower populairder zijn geraakt. In Nederland wordt heel soms pyloon gebruikt, maar gangbaar is het niet.
pylon geeks - Aanduiding voor de subgroep hoogspanningsgeïnteresseerden die met name de constructie en aanblik van hoogspanningslijnen en masten het interessantst vinden. Pylon geeks zijn van alle hobbyisten de groep die het meest tot de verbeelding spreken en ze hebben de naam relatief recalcitrant te zijn: een aversie tegen grondkabels wordt niet onder stoelen of banken gestoken en ze hebben een venijnig scherpe mening over reconstructies. Een zweempje 'vroeger was alles beter' is de meesten van hen niet vreemd, buismasten moeten doorgaans bijzonder hun best doen voor ze gewaardeerd worden en sommige pylon geeks hebben een scherp oog voor kleine details. Het is ook de subgroep die te maken heeft met de meeste vooroordelen. Over het algemeen is het de enige subgroep waarvan de meesten hun interesse liever voor de buitenwereld verborgen houden, enkele loud and proud uitzonderingen daargelaten.
Pylône Muguet - Frans voor Lelietje van Dalen. Grote, losjes verwante buismastenfamilie die over de hele wereld populair zijn geraakt en die als voornaamste kenmerk de licht gebogen traversevorm hebben, gelijk aan de plant waar ze naar zijn vernoemd. Er zijn veel versies en subfamilies van gemaakt, van heel klein tot koppelnetformaat en ook in Nederland is een variant in gebruik. De herkomst is enigszins in nevelen gehuld. Pylône Muguet is overduidelijk een Franse aanduiding, maar er zijn ook geluiden dat ze voor het eerst opdoken in Colorado.
pyloon - → pylon
1 2 3 4 5 6