Jargonboek
Vakterm? Zoek ‘m op in het lexicon van hoogspanningsjargon
GPLK-kabel - Gepantserde Papier-LoodKabel. Het meest gangbare grondkabeltype tot ongeveer midden jaren 90. De naam slaat op de isolatiemethode (oliegedrenkt papier). Inmiddels wordt dit type niet meer nieuw aangelegd in wisselstroomverbindingen doordat XLPE technisch superieur is, maar we zien GPLK nog wel in nieuwe gelijkstroomverbindingen onder water.
graftakkeweer (‘shit weather’) - Ook wel netkaartweer genoemd. Term die in de community van pylon geeks en netcartografen gevleugeld is geraakt en die met name door fotografen wordt gebruikt voor ongeschikt weer om beoogde buitenactiviteiten te ontplooien. Duister, stil hogedrukweer, regen en wind, maar in het bijzonder bewolkt weer met een benedenmaatse temperatuur. Hoogspanningsfotografen kunnen dan nauwelijks het veld in. De goede zijde van graftakkeweer is dat dit sterk bevorderend is voor netcartografie, zodat er een verband bestaat tussen het ruwe aantal hoogspanningsfoto's, de gekarteerde circuitlengte en de negatieve afwijking van de hoeveelheid zonuren in procenten ten opzichte van de klimaatnormaal.
grijs (grey) - Kleur die net als groen liever niet wordt gebruikt als circuitkleur in verband met verwarring van de beginletter G met geel. Wordt grijs toch gebruikt, dan is de afkorting Gs.
grindbed (crushed rock) - Bodembedekking in moderne openluchtschakeltuinen. Grind is een slechte geleider van elektriciteit zodat aanraakpotentiaal en werkgevaar worden verminderd. Ook blijft er nooit water op staan zodat verzadiging van de bodembedekking en daarmee verhoging van de geleidbaarheid onmogelijk zijn. Ook kan het niet in brand vliegen (gras kan dat wel) en er groeit minder gemakkelijk onkruid op.
groen (green) - Kleur die net als grijs liever niet wordt gebruikt als circuitkleur in verband met een vals gevoel van veiligheid en verwarring van de beginletter G met geel. Wordt groen toch gebruikt, dan is de afkorting Gn.
grondkabel (underground power cable) - Spreektaal voor een ondergrondse verbinding. Soms ook gewoon kabel genoemd, in contrast met lijn. Een grondkabel ligt onder het maaiveld of in ad-hoc toepassingen erop en de geleiders worden geïsoleerd door een ander materiaal dan atmosferische lucht.
grondverbetering (cable bed treatment) - Het aanpassen of veranderen van de bodemeigenschappen rondom en boven een hoogspanningsgrondkabel. Ondergrondse hoogspanningskabels kunnen een aanzienlijke warmteontwikkeling genereren en om deze warmte te kunnen laten wegdissiperen kan het nodig zijn om grond met een andere G-waarde (thermische weerstand) rondom de grondkabel te leggen dan de oorspronkelijke bodem.
GRUP - Gewestelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan. Volgens Elia: 'een plan waarin het Vlaams Gewest voor een bestaand gebied regelt wat er wel of niet mag gebouwd of verbouwd worden. Het geeft dus een bodembestemming aan een bepaald perceel of een bepaalde percelengroep en toont hoe een buurt er in de toekomst kan uitzien'. Saillant detail: in Nederland is een grup een goot om mest af te voeren.
guirlande-demper (festoon damper) - Trillingsdemper die eruitziet als een breteldemper, maar waar aan weerszijden in de lengterichting van de draad een tweede, derde of vierde kleinere bretel is vastgemaakt.
Guyed V - Type schoormast, grootschalig bestaand uit twee benen en een balktraverse. De beide benen komen op de grond in één punt bij elkaar zodat ze een grote V-vorm met een balk bovenop vormen. Guyed V's hebben minimaal vier tuien nodig, maar slechts één fundamentblok. Op plekken waar geen landbouw is en waar de kosten van een fundament hoger zijn dan het nadeel van extra tuikabels met ankers is een Guyed V voordeliger dan een H-frame. Guyed V's zijn over het algemeen wat nieuwer dan H-frames en ze kwamen in de geschiedenis van de netontwikkeling wat later op. In zekere zin kunnen ze worden gezien als een doorontwikkeling van H-frames.
GW - Gigawatt. Een miljard watt, ofwel 1000 MW. Vermogens van deze ordegrootte zijn voorbehouden aan alleen de zwaarste centrales en aan koppelnetverbindingen van 220 kV of 380 kV.
H - (ook: Hx+x) Aanduiding voor een afspanmastpositie, waarbij de eerste X een letter A, B of C kan zijn (deze definieert een lijnhoek) en de tweede X is de masthoogte ten opzichte van de nulvariant. Dit werkt net als de steunmastmarkering S+x en S-x. Hoekmasten van het type HA, HB en HC hebben opeenvolgend steeds langere traversen om de tussenfase-afstand bij een scherpere hoek min of meer gelijk te kunnen houden.
H-frame - Schoormast, bestaand uit twee benen en een balktraverse. De twee benen staan recht omlaag of wijken iets naar buiten en ze staan beide op een fundamentblok. Met vier tuidraden op twee ankerpunten in het lang van de verbinding (onder de middelste fasedraad) wordt het frame overeind gehouden. Een H-frame heeft een fundamentblok meer nodig dan een Guyed V (een doorontwikkeling), maar doordat de tuidraden in het lang binnen de corridor van de verbinding vallen is een H-frame minder lastig wanneer hij op landbouwgrond staat. H-frames zijn over de hele wereld populair en soms worden ze ook van hout gemaakt. Wanneer er geen tuidraden nodig zijn is er sprake van een portaal.
HA - Afspan- of hoekmastpositie waarop de geleiders een hoek maken van 180º (geen hoek) tot 160º.
HA+0 - Kan ook HB+0 of HC+0 zijn. Hoekmast, niet verhoogd of verlaagd. Indien deze wel verhoogd of verlaagd is, bijvoorbeeld zes meter hoger, spreken we van een HA+6. Zelfde voor HB en HC.
halfverankering (A-set, A-suspension) - Dubbele isolatorketting, schuin uit elkaar wijkend in de lengterichting van de draad.
hals (waist) - Bij bepaalde mastontwerpen zoals deltamasten, gaffelmasten en zadelmasten, het smalste stuk van de toren en tevens de plek waar de mastkop begint.
hamerkop (hammerhead) - Mastmodel. In principe een éénvlaksmast, oftewel een mast in vlakke configuratie, die twee circuits naast elkaar in de breedte draagt. De mast lijkt daardoor op een letter T. De aanduiding hamerkop is al oud en aan te treffen in documentatie vanaf de jaren 40 en 50.
hangende afspanning (suspended anchoring) - Manier van draadbevestiging aan luchtlijnen waarbij afspanning (schuine isolators met een bretel) wordt gecombineerd met het omlaag hangen van het hele spul aan één pin. Hangende afspanning wordt vooral gebruikt bij het oplossen van doorhangknelpunten.
hangende isolator (suspended insulator) - Isolators die een fasedraad hangend dragen, zoals glaskap- en kunststofisolators.
hanggewicht (block weight, tensioning weight) - Blok gewicht (metalen schijven) die onderaan een verticaal hangende isolatorketting kan worden bevestigd, onder de draad. Wanneer een hoogspanningslijn door een heuvelachtig landschap loopt kan het voorkomen dat de doorhang of zeeg van de draad onvoldoende is om de mast voldoende te dragen te geven en dan is zijwaartse uitzwaai een risico. Met een gewicht wordt dit voorkomen.
hangklem (suspension clamp) - U-vormige draagmand van metaal (meestal gewoon een ietwat uitgebogen aluminium bak of plaat) waarin een draad kan worden gedragen onder een isolatorketting. Draadfixatie geschiedt met bevestigingsspiralen.
hangladder (suspended ladder) - Gereedschap van lijnwerkers. Ladder voorzien van twee grote halfronde haken aan de bovenzijde die om de traverserandstaven kan worden gehangen om op die manier aan de isolators en geleiders te kunnen werken. Een hangladder lijkt sterk op de aangepaste ladders die bij de sport ladderparkour worden gebruikt. Soms kunnen meerdere hangladders aan elkaar gekoppeld worden.
hard verbonden (fixed connection) - Onderdelen en componenten die zonder schakelmogelijkheden galvanisch aan elkaar verbonden zijn.
harde aftak (spurline) - Aftakking van een circuit d.m.v. een directe galvanische verbinding die niet losgeschakeld kan worden. Harde aftakken vergroten de circuitlengte en maken een verbinding daardoor kwetsbaarder voor storingen of onderhoudsknelpunten. Tegenwoordig prefereren netbeheerders schakelbare aftakken of inlussingen boven harde aftakken.
harde sluiting (short circuit) - Eénfasige aardsluiting, tweefasige aardsluiting, tweefasensluiting, driefasige aardsluiting of driefasensluiting waarbij geldt dat de sluiting geleidend genoeg is om het volle elektrisch vermogen te kunnen opnemen. Bij een harde sluiting komt er kortdurend een zeer hoge kortsluitstroom te staan die tot tienduizenden ampères kan oplopen en de inductiekrachten, magnetische beïnvloeding en materiaalstress op de verbinding en de transformators zijn korte tijd enorm. KEMA heeft filmpjes in het voorlichtingsmateriaal waarin grondkabels uit de grond springen en luchtlijnen spontaan wild beginnen te zwiepen. Het is van belang dat deze kortsluitingen meteen worden afgeschakeld door accuraat handelen van de vermogensschakelaar. Wanneer een harde sluiting door een fout of niet-reagerende bewaakapparatuur blijft staan kunnen hele velden, circuits of componenten vernield worden. De storing op Olsterpad in september 2022 was daar een zeldzaam voorbeeld van in Nederland.
harmonische opslingering (harmonic resonance) - → opslingering
hartlijn (center line) - → torenhartlijn
haspel (drum) - Object waar draad omheen kan worden gewikkeld om het te vervoeren.
HB - Hoekmastpositie waarop de geleiders een hoek maken van 160º tot 140º.
HC - Hoekmastpositie waarop de geleiders een hoek maken van 140º tot 120º. Scherpere lijnhoeken komen in Nederland in principe niet voor op één mastpositie. Bij een noodzaak hiertoe worden per definitie twee hoekmastposities achter elkaar toegepast. In België en in andere landen kunnen zulke buitengewoon scherpe hoekmasten wel worden gezien.
HDD - Horizontal Directional Drilling, in het Nederlands een gestuurde boring genoemd. Boormethode afkomstig uit de olie-industrie waarmee men gestuurd horizontaal kan boren en het traject van de boor ook enkele bochten kan laten maken. Tegenwoordig is HDD een dankbare manier om ondergrondse kabels zonder open ontgravingen onder gebouwen, woonwijken of zelfs hele rivieren, natuurgebieden en zeestraten door te krijgen.
heetgewalst profiel (forged profile) - Profiel of staaf (meestal een L-profiel) die is gemaakt door roodgloeiend ijzer in die vorm te walsen. Een heetgewalst profiel heeft een puntige rug, een licht ronde binnenknik en meestal ietsje afgeronde flensranden.
heipaal (driven pile) - In de grond geslagen paal waar geen ontgraving voor nodig is. Werkt handig samen met een broekstuk.
heipaal (pile) - Veelgebruikte manier om een hoogspanningsmast te funderen. Meestal worden holle stalen buizen gebruikt die daarna worden volgegoten met beton en een poer of bouten om de mastvoet op te zetten. Zo'n heipaal wordt ook wel een larssenpaal genoemd.
helikopterbord (helicopter signs) - Masten van het hoofdtransportnet (220 en 380 kV) in Nederland voeren het mastnummer op het waarschuwingsbord, maar ze dragen dat nummer ook op twee extra bordjes die zich in het topstuk bevinden. Deze borden worden gebruikt bij periodieke lijncontrole vanuit helikopters of drones.
herhalingsborden - Spreektaal. In feite gewone circuitborden of aanduidingen, maar dan hogerop in het mastlichaam waar ze de borden op het broekstuk of de mastvoet als het ware herhalen (vaak aan het begin van de traversen) om extra duidelijk te zijn. Dit geldt ook voor randstaafschildering. Er is geen goed Engelstalig synoniem voor.
herinschakeling (reconnecting) - Automatisch opnieuw inschakelen van een getripte verbinding. Dit gebeurt na een zelftest die ook automatisch wordt uitgevoerd. Herinschakelen gebeurt bijvoorbeeld vanzelf na een blikseminslag op een fasedraad wanneer alle componenten er ongeschonden vanaf zijn gekomen zodat de zelftest groen licht geeft. Herinschakelen zal niet geschieden wanneer de zelftest een afwijkend resultaat geeft, zoals bij een draadbreuk of harde sluiting. Ook bij een circuit dat geheel of gedeeltelijk uit grondkabels bestaat zal de procedure anders verlopen. Niet altijd slaagt een herinschakeling. Een tweede automatische herinschakelpoging wordt dan niet ondernomen voor de veiligheid, waarna de verbinding spanningsloos blijft en de netbeheerder een seintje krijgt zodat er kan worden nagegaan waar het probleem zit. Soms, zoals bij koppelnetcircuits, is het de bedrijfsvoerder wel toegestaan om nog éénmaal handmatig een poging te doen vanwege het grote strategische belang van deze circuits en verbindingen.
herstelplan (recovery plan) - Draaiboek met procedures om het net na een complexe storing weer aan de praat te krijgen.
Hertz - Eenheid vernoemd naar Heinrich Hertz. Wordt gebruikt om de snelheid van golfbewegingen tegen de tijd uit te zetten. Hoe hoger het getal, hoe sneller de oscillaties. Voor elektriciteit van belang om de wisselfrequentie mee uit te drukken.
hoek-steunmast (running angle) - Weinig gebruikte aanduiding voor een running angle, een steunmast zonder afspanning waarop een lijnhoek wordt gemaakt.
hoekmast (anchor, angle) - Afspanmast waarop de kabels een bocht om gaan. Zie H (HA, HB, HC hierboven) of de pagina over mastfuncties. Soms is er geen afspanning terwijl toch een bocht wordt gemaakt, dan is er sprake van een running angle.
hoekstijl (stub) - Ingestorte poer. (Ingestort als in beton ingegoten in plaats van opgeschroefd.)
hoepels - De interne term (netbeheerder) voor de bretels zoals gebruikt op de hoekmasten van sommige tweecircuit-wintracks. Geen Engelse vertaling voorhanden.
hogeverliesgeleider (‘high losses conductor’) - Plagerige term voor HTLS-geleiders, wijzend op hun grootste nadeel: door de hoge temperatuur neemt hun weerstand toe waardoor de netverliezen flink toenemen bij flinke belasting.
hondenbotje (grounding clamp contact point) - Metalen klem bestaande uit twee helften die om een fasedraad kan worden geschroefd en waarop aardingsklemmen kunnen worden neergelaten. Het hondenbotje wordt alleen bij onderhoud aan de betreffende fasedraad gebruikt om een goede aarding (en daarmee het voorkomen van ongelukken) te bewerkstelligen.
hoofdstijl (main leg) - → randstaaf
hoofdtransportnet (toplevel grid) - Term die de laatste jaren in opkomst is om het 220- en 380 kV-net te onderscheiden van het 150- en 110 kV-net. Een andere term hiervoor is het koppelnet.
hoogspan (@hoogspan) - Account van HoogspanningsNet op X, voorheen Twitter.
hoogspanning (high voltage) - Elektrische spanning boven 34 kV (Belgische definitie), boven 63.000 volt (internationale definitie, maar niet vastgelegd) of boven 100 kV (Nederlandse definitie die ook niet officieel is vastgelegd).
hoogspanningsland (‘powerland’) - 1) Geïntroduceerde parapluterm voor de sector en aanverwante aspecten in zijn geheel, inclusief de dagelijkse gang van zaken, de richting van de neuzen van betrokkenen en de lopende projecten mee bedoeld als in de trend van het moment. 2) De naam waaronder HoogspanningsNet in zijn vroegste jaren tussen 2001 en 2006 bestond.
hoogspanningslijk (‘pylon corpse’) - Spreektaal onder pylon geeks voor wat in nettere woorden een onttakelde mast heet, of een rijtje onttakelde masten waarin geen draden meer hangen en die op hun sloop staan te wachten, of die al omver zijn getrokken en op hun zij op de grond liggen.
hoogspanningslijn (overhead line) - Algemene term voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding, ook wel een luchtlijn genoemd.
hoogspanningsmast (pylon, tower) - Vrijstaande of vertuide metalen, betonnen of soms houten toren met als hoofddoel het dragen van een of meer kale geleiders voor stroomtransport, en waarbij geen pantograaf of stroomafnemer contact maakt met deze draden.
HoogspanningsNet (‘High-voltage Net’) - Wijzelf. Onafhankelijke website die zich tot doel stelt neutrale informatie over het grootschalig elektriciteitsnet aan te bieden en een platform te zijn waarop hobbyisten op hoogspanningsgebied met elkaar in contact kunnen komen. De spelling, bewust met twee hoofdletters, weerspiegelt dat we een plek op het (inter)net zijn en tevens een net vormen voor en van iedere lezer en bijdrager.
hoogspanningsnet (powergrid) - Netwerk van aan elkaar gekoppelde hoogspanningslijnen, transformators en componenten waarmee grote hoeveelheden elektriciteit met hoge efficiëntie getransporteerd kunnen worden over grote afstanden, op een spanning die ter plekke voldoet aan een minimale hoogte voor de definitie hoogspanning. Voor een vollediger beschrijving, zie de st(r)oomcursus.
hoogspanningsstation (substation) - Knooppunt in het grootschalig elektriciteitsnetwerk, waar getransformeerd, verdeeld en verschakeld kan worden. Soms wordt een klant aangesloten (productie en verbruik).
Horvàth, Theorie van (Horvàth Theorem) - Samen met de Theorie van Schwaiger de huidige gangbare opvatting over bliksemgedrag en bliksembescherming. Horvàth is verantwoordelijk voor de 'bliksembol' die over het landschap kan rollen en waarmee kan worden gevonden welke punten vatbaar zijn voor blikseminslag. Deze theorie is een van de leidende inzichten in de huidige bliksembescherming van hoogspanningslijnen en stations.
Horvàth, Theorie van (Horvàth Theorem) - Ander woord voor de 'bliksembol', de leidende theorie omtrent hoe objecten moeten worden afgeschermd met bliksempieken en bliksemafleiders om te voorkomen dat ze geraakt worden door een blikseminslag. De theorie is opgesteld door de Hongaarse professor Tibor Horvàth. Soms wordt ook de naam van Schwaiger gebruikt, een Duits ingenieur die ook iets heeft betekend op dit gebied.
hot - Ook live genoemd. Engelse, maar ook in het Nederlands gebruikte aanduiding voor een lijn die onder spanning staat. Het tegenovergesteld is niet cold, maar de-energized of dead.
hot-dip galvanize - Thermisch verzinken in een dompelbad, maar dan de vakterm zoals in publicaties.
Hot-line work - Letterlijk: werken aan een hete lijn, waarbij 'hot' in Angelsaksische landen als synoniem geldt voor een draad onder spanning. In feite dus een term voor energized working.
houdspanning (withstand voltage) - Uiterste spanning die korte tijd kan worden tegengehouden door een isolator of een set isolators. De houdspanning is altijd aanzienlijk hoger dan de bedrijfsspanning omdat er rekening wordt gehouden met overspanningen door bliksem tijdens nat weer, transiënten, vervuiling en soms zelfs schades.
HP SNG - High Priority Significante NetGebruiker. Aangeslotene met hoge prioriteit en een significant effect op het netgedrag vanwege hun grote verbruik of hun onmogelijkheid om verbruik te minderen. Denk aan een smelterij waar stolling van de productie dreigt bij stroomuitval of aan gemalen tijdens perioden met een uitzonderlijke regenval.
HTLS-geleider (High Temperature Low Sag conductor) - Geleider met een carbonvezelen kern waardoor deze een uitzettingscoëfficiënt heeft die gelijk is aan het materiaal van de draadmantel, waardoor de draad veel heter worden mag dan een gangbare ACSR. Tot 200 graden is werkbaar.
HV - High Voltage. Term uit de EN 60071, maar meestal losjes gehanteerd. Van toepassing op 45 kV tot 300 kV.
HVDC - High Voltage Direct Current, ofwel hoogspanningsgelijkstroom.
HVDC-interconnector - Hoogspanningsverbinding (in Europa meestal een zeekabel) voor elektriciteitstransport op basis van HVDC en liggend tussen twee verschillende bidding zones, twee concessies of zelfs twee anders gesynchroniseerde netblokken (vandaar interconnector).
HVI - Hoogspanningsmast Verrommellings Index. Geïntroduceerde term voor een halfserieuze, alternatieve schaal die hier en daar op deze site wordt gebruikt en waarmee kan worden aangegeven in hoeverre een hoogspanningsmast, mastvak of lijnbeeld bedorven wordt door mastverrommelling. Voor meer informatie kan men kijken op de HVI-pagina. In het Engels zou het zich laten vertalen als Pylon Botching Index.
hybride mast (hybrid constructed tower) - Hoogspanningsmast met zowel een vakwerkconstructie als een kokerconstructie. Franse trianons zijn een bekend voorbeeld, maar als maatwerk kom je ze ook wel eens tegen zoals in de vorm van 'gaspijpmasten' (spreektaal) waarbij het grofmazige vakwerk is uitgevoerd als buizen met flenzen.
Hz - → Hertz
I - Internationale en SI-letter voor de stroomsterkte, uitgedrukt in Ampère.
IBN - Afkorting voor inbruikname of ingebruikname.
IEC - International Electric Commission. Internationaal orgaan dat belast is of het mandaat heeft om normeringen, standaards en vereisten te stellen waaraan door bouwers en netbeheerders moet worden voldaan. Dit is vanwege veiligheid en componentbetrouwbaarheid, maar ook gewoon om te weten waar men aan toe is. Het IEC heeft behalve veel normeringen (NEN-IEC in Nederland) ook jargonlijsten. Helaas is er geen openbare lijst in het Nederlands voorhanden, waardoor wij op deze plek in het jargonboek veel Engelse termen met behulp van andere documentatie zoals CIGRÉ en technische publicaties alsnog hebben vertaald.
IJ - Soort van 27e letter van het Nederlandse alfabet, maar de plugin die we gebruiken voor dit jargonboek kan er niet mee omgaan. Om die reden is de IJ onder de I terechtgekomen en alle termen die met een IJ beginnen (ijzel, ijzer, IJsselmij, ...) vind je hier. Eenzelfde probleem speelt bij de Æ, Ø en Å en ook met trema's en apostroffen kan de plugin niet omgaan.
IJC - Afkorting voor NV IJsselcentrale, ook wel IJsselmij genoemd. De voormalige netbeheerder en energieproducent van Overijssel en zuidelijk Drenthe.
IJC-cactus - Mastontwerp, voluit IJsselmij-cactus. In de nadagen van bovengrondse 110 kV als nieuwe aanleg (vooral de eerste helft jaren 80) kwam de IJsselmij met een spits, klein buismastje met geïsoleerde traversen die de indruk wekte van een cactus zoals ze in cartoons te zien zijn. De mast kreeg de werknaam Cactus mee en die naam werd uiteindelijk de praktijknaam. Het is een kleine mast, maar de stalen koker is vrij dikwandig zodat de mast een verrassend groot gewicht heeft van circa acht ton.
ijslast (ice load) - Gewicht van ijs op draden en masten, dit komt voor bij ijzel en plaksneeuw.
IJsselmij - Omgangsnaam van de NV IJsselcentrale of IJsselmaatschappij, de voormalige netbeheerder en stroomopwekker in Overijssel en zuidelijk Drenthe.
ijzel (freezing rain) - Neerslagvorm. Vloeibaar water valt door bevroren lucht en komt terecht op bevroren voorwerpen, waar het ogenblikkelijk bevriest. Een mantel van ijs ontstaat en als het aardig door ijzelt neemt het gewicht van dit ijs steeds verder toe. In uitzonderlijke gevallen kunnen hele hoogspanningslijnen eraan bezwijken, en ook bomen hebben er moeite mee.
IJzelramp van 1987, de (Freezing rain disaster of 1987) - Gebeurtenis uit 1987. Het noorden van Nederland, een vijftig kilometer brede strook over het zuiden van Groningen en het oosten van Drenthe, kreeg toen te maken met een uitzonderlijk zware ijzelsitiatie. Er viel ongeveer 30 millimeter ijzel en het gewicht daarvan was te groot voor talloze bomen en ook een aantal hoogspanningslijnen van het EGD hielden het niet. Over de grote schade van deze situatie is een boek uitgegeven (het IJzelboek, toepasselijke titel) en het resulteerde ook in verscherpte normen voor ijzelbestendigheid in het noordoosten van Nederland.
ijzer (iron) - Ferromagnetisch metaal dat het hoofdbestanddeel van staal vormt en ook in de kern van een transformator wordt gebruikt, daar wordt het het blikpakket genoemd.
ijzerverliezen (core losses) - Ongewenst maar niet te voorkomen energieverlies in de kern van een transformator door opwarming, wervelstromen, magnetostrictie en andere natuurkundige verschijnselen. Een zorgvuldig gestapeld blikpakket (zoals de kern wordt genoemd) beperkt deze verliezen zoveel mogelijk.
impedantie (impedance) - In de hoogspanningswereld: de complexe weerstand in een wisselstroomcircuit waarvan de geleiders op niet-oneindige afstand uit elkaar hangen. Meestal gebruikt men het voor de optelsom van Ohmse weerstand (die ook bij gelijkstroom voorkomt) samen met de weerstand die wordt veroorzaakt door mutuele beïnvloeding van geleiders door elkaars wisselende elektromagnetische velden. Impedantie berekenen is een specialistenklus, maar het is van groot belang voor beveiligingsinstellingen, tripkarakteristieken en ook voor modellering van het net in software, om te zien hoe vermogen door het net loopt wanneer niet elke link tussen twee stations dezelfde weerstand biedt. De term is herleid op (to) impede, wat zoiets als hinderen betekent.
in de pas lopen (parallel positioning) - Twee of meer hoogspanningslijnen naast elkaar plaatsen en de masten precies naast elkaar zetten. Dat lijkt eenvoudig, maar als er twee verbindingen van verschillende zwaarte zijn moet een van de twee een afstand tussen de masten krijgen die niet optimaal is voor het ontwerp. In de pas lopen is landschappelijk wenselijk omdat het een rustiger indruk werk, maar het komt dus met een prijs en is niet altijd mogelijk.
in het net hangen (‘connect to the grid’) - Term (spreektaal) voor het aansluiten van een trafostation, klant of producent in een deelnet of een koppelnet. Meestal wordt de term gebruikt in combinatie met de lokale netopbouw: met hoeveel verbindingen 'hangt de locatie in het net' en waar gaan die naartoe.
inbalans (inbalance) - Term voor de situatie waarbij in een driefasennet of driefasencircuit niet alle drie de fasen dezelfde belasting krijgen. Dat kan bijvoorbeeld door een zware verbruiker aan te sluiten op één fase in plaats van alle drie. Ook in hele hoogspanningsnetten kan dit voorkomen. Een kleine inbalans is geen probleem en die is er ook altijd wel, maar een grote inbalans moet worden voorkomen om verhitting van componenten of problemen met de beveiliging van het net te voorkomen.
Indian Power Crash - De grootste stroomstoring in de geschiedenis van de planeet, gerekend naar het aantal getroffen mensen. Door gebrekkig onderhoud, overbelasting en miscommunicatie trad er op 31 juli 2012 een complexe storing op in drie gesynchroniseerd verbonden elektriciteitsnetten in noord- en oost India. Meer dan 600 miljoen mensen zaten zo'n 12 uur (maar soms nog veel langer) in het donker.
indirecte inslag (indirect lightning strike) - Blikseminslag op een aarddraad of op een mastlichaam. De meeste stroom gaat via de mastlichamen de grond in, maar het komt ook voor dat een deel over de isolators heen de fasedraden in springt. Immers, voor een vonk met een spanning van honderden miljoenen volts is een hoogspanningsisolator voor een paar honderd kilovolt weinig hindernis.
inductie (induction) - Natuurverschijnsel dat op kan treden in geleidende materialen waarin een spoelwerking ontstaat (inductorwerking) of waarbij een geleidend object zich in een veranderend magnetisch veld van een andere, stroomvoerende geleider bevindt. De fasedraden van een hoogspanningslijn voeren wisselstroom en kunnen daarmee elkaar beïnvloeden. Maar een geleider kan ook zichzelf beïnvloeden (zelfinductie) en daarmee verandert zijn elektrisch gedrag (spoelwerking). Dat kan een hinderpost zijn, maar het kan ook nuttig worden aangewend in bijvoorbeeld transformators, smoorspoelen en compensatiemiddelen. Zonder inductie zou een elektriciteitsnet niet werken. Ook een externe bron buiten het elektrisch systeem, zoals poollicht of onweer, kan inductie veroorzaken.
infieldkabels (infield cables) - Ook parkbekabeling genoemd. Grond- of zeekabels en in uitzonderlijke gevallen luchtlijnen met een spanning tussen 10- en 66 kV, waarmee normaal gesproken individuele windturbines in een windpark zijn aangesloten aan elkaar (vijf tot tien exemplaren) en op het andere uiteinde met een transformatorstation waar er bijvoorbeeld 150 kV van gemaakt wordt. Infieldkabels bij een offshore windpark lopen vaak aan de buitenkant van de monopile langs door zogeheten J-tubes. Ook zonneparken kunnen infieldkabels hebben, maar de term wordt bijna uitsluitend voor windparken gebruikt.
inhangen (to suspend, to attatch) - Het bevestigen van de geleiders en isolators in een luchtlijn.
inlussen (detour loop) - Het opnemen van een nieuw hoog- of middenspanningsstation in het net door een bestaand circuit door te knippen en daarna om te leiden in een kleine of grote U-vorm. Men spreekt officieel alleen van inlussen als dit een aanpassing is op een reeds bestaand circuit. De omgekeerde handeling heet uitlassen.
inprikken (‘attatch to the grid’) - Half-half spreektaal voor het aansluiten van een nieuwe klant of producent in een bestaand deelnet door een netinpassingspunt te vinden en dat te benutten.
inrush current - Bijna hetzelfde als cold load pickup, maar nu specifiek op één apparaat gericht in plaats van op een heel netdeel. Alles met spoelen (motors, trafo's) is een inductieve belasting en binnen de spoel heeft een magneetveld tijd nodig om op te bouwen. Sluiten we een inductieve last plotsklaps aan, dan is de spoel een quasi kortsluiting totdat het magneetveld zich begint te ontwikkelen. Dat kan bij zware motoren en vermogenstrafo's enkele tienden van seconden tot hele minuten duren en in tussentijd trekt het apparaat tot wel tienmaal de nominale stroomsterkte. Bij het onder spanning brengen van een netdeel na een stroomstoring is dit een groot probleem waardoor een net alleen gefaseerd terug onder spanning kan worden gezet.
inschakelen (livening up, to energize, switch on) - Soms ook insturen genoemd. Het onder spanning brengen en operationeel maken van een component, circuit of een verbinding.
inslagpen (secure clip) - Borgpen die gebruikt wordt om glaskapisolators aan elkaar te schakelen. Inslagpennen kunnen ook eenvoudig weer losgemaakt worden, maar gaan niet spontaan los door trillingen of beweging.
instortstaaf - Zie bij poer.
insturen (livening up) - Term voor het commando waarmee een vermogensschakelaar opdracht krijgt te sluiten ofwel in te schakelen.
intakken (connect to the grid) - Min of meer hetzelfde als inprikken. Kan worden gebruikt voor een nieuwe harde aftak, maar in de praktijk wordt de term ook gebruikt voor een heel nieuw station dat door middel van een inlussing of een harde knip in het net wordt gehangen. De aanduiding tak is dan niet correct.
interconnectie (interconnection, tie) - Verbinding tussen twee bidding zones, twee landen, twee netbeheerders of twee verschillend gesynchroniseerde netblokken. Het kan een wisselstroomverbinding zijn wanneer beide netblokken gesynchroniseerd zijn, maar het kan ook een HVDC-verbinding zijn of een Back2Back-converterstation wanneer de netten niet gesynchroniseerd zijn.
internationaal transport (cross-border exchange) - Ook: grensoverschrijdend transport. Import en export van elektriciteit over de landsgrenzen. Vroeger gebeurde dit slechts op bescheiden schaal tussen gesynchroniseerde netten en voornamelijk met het oog op storingsbestendigheid en noodvermogen, maar tegenwoordig is dit een grote commerciële activiteit waarin veel geld verdiend wordt en waarmee duurzame energie beter te gebruiken is.
invaarbak - Soort vehikel (lijkt op een badkuip aan armen met katrollen) dat aan een gebundelde fasedraad kan worden gehangen en waar een lijnwerker in kan plaatsnemen om bundelafstandhouders te monteren. De voortbeweging gaat met een motor of op handkracht en er zitten extra armen en katrollen die losgenomen kunnen worden zodat de invaarbak een isolator kan passeren door er als het ware omheen te stappen. Engelse aanduiding niet bekend.
invoeden (infeed) - Aanleveren van vermogen op een schakel- of trafostation vanuit een bepaalde richting of met een bepaalde verbinding.
invoeden (infeed) - Vermogen inbrengen op een elektriciteitsnet.
inzijdig vertuid (Darrieus guyed) - Jargon voor een vertuide mastconstructie waarvan de tuikabels binnen het voetoppervlak van de toren vallen. Hieronder vallen sommige H-frames.
Islanding survival time - Ingewikkelde term, te vertalen met iets als autonoom uithoudingsvermogen. Term voor grote verbruikers met eigen opwek wanneer zij door uitval van het elektriciteitsnet op eilandbedrijf overspringen door lokale productie of batterij-opslag. Dit eilandbedrijf houdt het slechts vol tot de brandstof op is. De tijd tussen intreden van het eilandbedrijf en het opraken van de brandstof die op het eigen terrein autonoom voorradig is wordt de islanding survival time genoemd. Deze tijd kan gerekt worden door brandstof aan te voeren of door zuiniger met elektriciteit om te gaan. Datacenters zullen inzetten op aanvoer van brandstof. Raffinaderijen juist op het gecontroleerd stil leggen van de installaties voordat de brandstof op is.
isolator (insulator) - Materiaal dat geen elektrische stroom wil geleiden. Isolators treffen we in het elektriciteitsnet op alle plekken waar de geleidende onderdelen worden gedragen, omhuld, vastgehouden of worden gescheiden van enig onderdeel dat een ander potentiaal heeft. De bekendste toepassingen zijn de mantels van kabels en de dragende of steunende keramische of glazen isolators aan en op bovengrondse verbindingen die blanke geleiders dragen.
isolatorketting (insulator chain) - Rij van geschakelde elementen (glaskapisolators) of een voorgefabriceerde lengte van porselein of kunststof waaronder of waaraan een draad geïsoleerd kan worden opgehangen. Geschakelde isolators kunnen eenvoudig op maat worden gemaakt door het aantal elementen te kiezen dat past bij de in bedwang te houden bedrijfsspanning.
J-tube - Engelstalige term die ook in het Nederlands wordt gebruikt voor een mantelbuis die soms bij eindmasten is te vinden en waarmee een grondkabel in een bocht naar beneden opzij kan worden geleid. J-tubes zien we ook onder water bij offshore trafo-eilanden voor inkomende en uitgaande kabels. De naam is een verwijzing naar de vorm van de buis, gelijkend op een letter J.
jargon - Vaktaal. Elk vakgebied heeft een eigen set termen, aanduidingen en afkortingen en de wereld van groot elektriciteitstransport is geen uitzondering.
jargonboek (list of terms) - Overzicht van jargon of ook vaktaal genoemd, alfabetisch geordend en nooit af, maar wel telkens aangevuld of bijgewerkt. Met een jargonboek bieden we een nooit compleet maar altijd uit te breiden overzicht en inzicht in deze termen. Om vlot even iets op te zoeken of om meer te leren. Gebruikte bronnen zijn onder andere CIGRÉ-document uit de jaren 70, Kiessling et al. en een zeer groot aantal technische publicaties.
Joule - SI-eenheid waarin energie wordt uitgedrukt en waarop de watt terug te rekenen is. Eén watt staat gelijk aan 1 Joule (J) per seconde.
juk (yoke, portal) - Meestal een houten portaal dat precies onder de geleiders van een hoogspanningslijn langs of over straten en wegen kan worden geplaatst. Wanneer geleiders moeten worden vervangen zorgen de jukken ervoor dat een vallende of laag hangende geleider (mocht dit zich voordoen) niet zomaar op de weg valt. In het Engels wordt meestal niet de letterlijke vertaling (yoke) gebruikt, maar eerder een samengestelde term zoals safety portal.
Jukkenlijn, de - Alternatieve naam voor de portaalstraat van Harculo.
K-factor - Volgens Tennet: Netconstante. De reactie van het systeem (productie en belasting) op een frequentieverandering, uitgedrukt in de formule K= delta P/delta F. De grootte van K is een
maat voor de grootte het totaal gekoppelde productie vermogen in het betreffende gebied. Met enig inlevingsvermogen op te vatten als de traagheid van het elektriciteitsnet.
K-verband (K triangulation) - Manier van torenbouw in een vakwerkmast. Een K-verband lijkt op een gangbaar kruisblokkenverband, maar nu telkens per blok met een vlakke bovenzijde zodat het verband van opzij telkens lijkt op gekantelde hoofdletters K.
kabel (cable) - 1) verkorte aanduiding voor een grondkabel. 2) in meervoud een eigenlijk maar kantjeboord juiste aanduiding voor de draden of de geleiders van een luchtlijn ('kabels'). Liever gebruiken we bij luchtlijnen draden, of in andere gevallen de fasen of de geleiders.
kabeltype (cable type, cable specification) - Set parameters die tezamen de eigenschappen van een grondkabel bepalen. Het betreft bijvoorbeeld de opbouw (eenfase of driefasen) het geleidermateriaal, het type isolatie, de zogeheten rating (spanning, stroomsterkte, maximaal toelaatbare temperatuur) en de fysieke afmetingen. In tegenstelling tot luchtlijndraden, die naast een technische naam vaak Engelstalige vogelnamen zoals Grackle of Bobolink als roepnaam hebben, geldt voor grondkabels dat ze meestal alleen een onuitsprekelijke technische naam hebben zoals YMeKrvaslqwd12/20kV-1x800mmAlrm + as 35. Ontcijfering vereist enige inhoudelijke kennis van zaken.
Kabelwiel (cable pulley) - Ook loopwiel genoemd. Aluminium wiel met een groef, enigszins gelijkend op een fietswiel zonder band eromheen. Deze worden gebruikt om geleiders in en uit de masten te lieren tijdens bouw- en sloopwerken. Een loopwiel lijkt kleiner dan hij is, per stuk wegen ze een kilo of dertig.
kabelzetting (strand setting) - Het enigszins uitzakken en in de vorm zakken van een hoogspanningsdraad na aanbrengen totdat de eindsituatie is bereikt, waarin de draad nog slechts een klein beetje of niet meer uitzet tijdens zijn decennialange levensduur.
kap (skirt, hood, cut) - 1) Beter gekend als glaskap. De glazen schotel die zich rondom een glaskapisolator bevindt en tot doel heeft de kruipafstand zo groot mogelijk te maken. 2) Nederlandse term voor een uitgesneden of weggezaagd deel uit een hoekijzer (L-profiel) wanneer een ander profiel kruist of wanneer er een boutverbinding met drie of meer hoekijzers tegelijk moet worden gemaakt. Ook wel een uitkap of uitkapping genoemd.
kap- en klepelisolator (cap-and-pin-insulator) - Beleefde term voor een d.m.v. kap en klepel geschakelde isolator, zoals glaskapisolators maar ook bepaalde types keramische schijfisolators.
kat (delta tower) - Mastmodel. In officiële documenten meestal een deltamast geheten. In zijn simpelste uitvoering een toren die in een gaffel splitst en waar een balktraverse in hangt. Daar worden dan drie draden aan gedragen, waarbij eentje in het midden door een omsloten gat loopt. De naam kat is al oud en komt in meerdere talen terug ('chat'), deze naam is te danken aan de gelijkenis aan een (driehoekige) vorm van een kattenkop met twee oren en een snor. Zowel kat als deltamast is in principe correct.
kattenoor (‘cat ear’) - In sommige toepassingen ook gekend als een nonnenkap. Recht opzij, schuin omhoog of soms vrijwel recht omhoog stekende uitkragingen op de bovenste traversen van sommige steun- en hoekmasten waarop de bliksemdraden vastzitten en die de bovenzijde van de hoogspanningsmast het uiterlijk van een kattenkop met twee oren of een soort kroon geven. Horizontale of zeer platte kattenoren worden soms ook een bliksembok genoemd. De overgang van het een op het ander is niet scherp en soms ietwat subjectief.
KCD - Tegenwoordig: Investeringsplan. KCD staat voor Kwaliteits- en CapaciteitsDocument, op te vatten als de voorganger van het huidige tweejaarlijkse investeringsplan. Lijvig document dat door Tennet en ook door een aantal regionale netbeheerders periodiek werd uitgegeven en waarin de huidige staat, knelpunten, toekomstplannen en aanpassingen aan het net worden beschreven. KCD's, actueel en verouderd, bevatten zeer veel getallen en andere nuttige inzichten zodat pylon geeks er dol op zijn. Op deze site is een ruim archief aanwezig van huidige en verouderde investeringsplannen en KCD's.
KCD - Kwaliteits- en CapaciteitsDocument, de voorganger van de huidige periodieke investeringsplannen van de netbeheerders. Van dit soort documenten hebben we een uitgebreid archief op deze site.
KCP - → KCD, Investeringsplan
KEMA - Bedrijf met een ingewikkelde geschiedenis met in de laatste decennia een paar naamsveranderingen, overnames en uiteindelijk bijna een herstel van de situatie. KEMA was vroeger vooral bekend van het keuren van elektrische apparaten voor de markt ('KEMA-keur') en van kortsluitproeven in een vermaard laboratorium, maar dat tegenwoordig is KEMA ook actief als een ingenieursbedrijf dat door netbeheerders wordt ingehuurd om hoogspanningsconstructies te ontwerpen en door te berekenen. KEMA zetelt op Mariëndaal en aan de Rijn in Arnhem.
keramische isolator (ceramic insulator, post insulator) - Type isolator, meestal staande uitgevoerd, maar er zijn ook hangende exemplaren. In die laatste toepassing zijn ze sinds de jaren 60 verdrongen door glaskapisolators en later kunststof isolators.
keraunic level - Engels wetenschappelijke term voor hoevaak het ergens onweert. Van belang voor bliksembescherming en eventuele verstoringen van hoogspanningslijnen. Keraunos is de oude Griekse god van het hemelvuur.
kettinggetal (catenary parameter) - Ook: kettingnummer, kettingwaarde. Getal dat aangeeft hoe strak een hoogspanningsgeleider is opgehangen zodat de zeeg berekend kan worden.
kettinglijn (catenary) - De vorm die hangende hoogspanningskabels beschrijven. Meestal wordt gedacht dat de kabels een zuiver cirkelsegment of een parabool maken, maar in werkelijkheid wijkt de vorm licht af van een cirkelboog of parabool. Dat lijkt een futiliteit, maar de zeeg wordt op het laagste punt gemeten en met name bij crossings of grote afstanden wijkt de kettingboog merkbaar af van een cirkelboog en ook van een parabool.
kettingparameter (catenary sag constant) - Getal (wiskunde) dat een maat geeft voor de kettinglijn. Van belang voor zeegberekening.
Kiessling et al. - Voluit: Overhead Powerlines - design, planning, construction door Dr. Prof. Friedrich Kiessling et al. Lijvig boekwerk van 759 pagina's dat bouw, planning en ontwerp van bovengrondse hoogspanningslijnen behandelt en dat geldt als een van de beste naslagwerken voor iedereen die daarmee te maken heeft, waaronder ook deze website en dit jargonboek. ISBN 3-540-00297-9, Springer, 2003.
kikkerklem (come-along clamp) - Gereedschap waarmee een kabel (geen geleider, maar een gidslijn) kan worden afgespannen. Hoe groter de trekkracht, hoe vaster de klem wordt, maar als de trekkracht verdwijnt is de klem meteen weer los te maken. Inklemming van geleiders in een kikkerklem kan leiden tot schade aan de mantel of breuk van een carbonvezelkern. De naam is te danken aan een hefboom die buiten de klem uitsteekt in de vorm van de achterpoot van een kikker.
kilovolt - 1000 volt, afkorting 1 kV. Grootheid die gebruikt wordt om hoge voltages (tussen 1000 en 1.000.000 volt) mee af te korten.
kilowatt - 1000 Watt, afgekort 1 kW. Vergrotingsfactor van de Watt, die zelf te klein is om de aanzienlijke elektrische energie in elektriciteitsnetten mee aan te geven. Kilowatts zijn vaak ook nog te klein, in de praktijk treffen we veel mega- en gigawatts aan (MW of GW), een factor miljoen of zelfs miljard (Europees miljard, geen billion).
kissing conductors - Geen duidelijk Nederlands equivalent. Wordt gebruikt als twee fasedraden die niet tot hetzelfde circuit behoren elkaar naderen of raken. Soms geeft dat een cross-county tweefasensluiting, maar als de beide draden zich in een redundant bedreven, parallel benutte verbinding bevinden en het is toevallig dezelfde fase, dan hoeft er in principe weinig te gebeuren. Wel is het een teken van een buitengewone gebeurtenis met extreem weer of een ontwerpfout in dans-ellipsen.
klant (customer) - Aansluiting van een commercieel, privaat of particulier rechtspersoon (meestal gewoon een bedrijf, fabriek of quasi-overheidsinstelling zoals een gemaal) direct op het elektriciteitsnet, waarbij de aansluiting van de klant en zijn station privaatbezit zijn, of in ieder geval niet van de netbeheerder zijn. Sommige klantaansluitingen kunnen ook productie aanleveren (afhankelijk van hoe de processen die dag draaien en of er storingen zijn), maar wanneer er alleen maar productie plaatsvindt zoals bij centrales en windparken wordt de aansluiting aangeduid als invoeding. Een station van een klant wordt niet verrassend een klantstation genoemd.
klantaansluiting (customer) - Term voor de fysieke aansluiting op het hoogspanningsnet van een derde partij. In principe is ook een producent een klant, maar meestal wordt de term gebruikt voor een afnemer.
klantstation (customer station) - Midden- of hoogspanningsstation in bezit van een derde partij.
klappen (to short out) - Spreektaal, meestal wordt gekozen voor de vakterm trippen.
klappen (to trip) - Enigszins lomp synoniem voor trippen na een kortsluiting. Klappen of uitklappen wordt uitsluitend nu en dan als spreektaal gebruikt.
kleerkasten - Bijnaam onder pylon geeks voor de brede hoogspanningsmasten van de 380 kV-verbinding Geertruidenberg-Eindhoven (de kleerkastenlijn).
klemblok (cable clamp) - Aluminium blok waarin een geleider kan worden aangeklemd zonder deze te onderbreken. Worden gebruikt in afspanmasten, aan de onderzijde kan de geleider dan met minder mechanische spanning in een bretel worden geleid.
klepelkoppeling (ball coupling) - Isolators die als schakelbare elementen met een klepelvormige pin in een uitsparing in de kap van de volgende isolator vallen. Dit is de meest gangbare methode om glaskapisolators te schakelen.
klepelpin (cap-and-pin) - Onderdeel waarmee een glaskap-isolator aan de klok of het slot van een volgend exemplaar wordt geschakeld.
klimbout (step bolt) - Uitsteeksels die aan de randstaven van het mastlichaam gemonteerd kunnen worden en die gebruikt worden om in de mast te klimmen.
klimhaak (step bolt) - Klimbout met een gebogen uiteinde.
klimplaat (echelon) - Opgeschroefde of soms opgelaste haak, beugel of uitstekende plaat waar men aan kan pakken of op kan staan om een randstaaf te beklimmen.
klimwering (anti-climbing guard) - Prikkeldraad, tanden of een ontbrekend stuk ladder waarmee inklimmen wordt ontmoedigd. Dit verschilt sterk per land. In België zijn tanden gangbaar, in Engeland zijn alle mastvoeten van prikkeldraad en uithouders voorzien en in Nederland is er gewoon geen enkele maatregel getroffen, zodat er iets geldt als 'gewoon niet doen, mag niet'.
klinknagel (rivet) - Metalen pin die gloeiendheet in een gat wordt gestoken en daarna aan een of beide zijden plat wordt geslagen terwijl deze afkoelt. Populair in de 19e eeuw toen lassen nog erg ingewikkeld was en bouten erg duur waren. Inmiddels worden klinknagels al heel lang niet meer toegepast, maar in zeer oude mastconstructies met prefab delen kan je ze nog aantreffen.
klok (cap, slot) - Bovenkant van een glaskap-isolator waarin een klepelpin kan worden gehaakt.
klokgetal (phase sequence) - Methode waarmee de drie geleiders van een midden- en hoogspanningscircuit in hun ruimtelijke configuratie aan de mast of traverse getoond worden (en ook bij enkelfasige grondkabels), of waarmee de uitgangen en fasehoekverdraaiing van een transformator geduid worden. Klokgetallen liggen altijd éénderde uit elkaar, zo kan je 4 - 8 - 12 treffen, 2 - 6 - 10, of in theorie ook 1 - 5 - 9, maar nooit dingen als 1 - 3 - 6 - 9.
knetteren (fuzzing, sizzling) - Geluid dat door hoogspanningsverbindingen gemaakt wordt en dat met name met vochtig of mistig weer te horen is bij zwaardere verbindingen. Het geluid wordt veroorzaakt door kruipstromen, maar ook door magnetostrictie en corona-effecten. Over deze geluiden hebben we de knetterpagina.
kneusje (‘whimpie’) - Term onder pylon geeks om een opvallend verlaagde mastpositie mee aan te duiden (S-4 of nog lager). Vanwege zijn lage hoogte wekt een dergelijke mastpositie een beetje een klunzige, sneue indruk tussen zijn langere soortgenoten. Verlaagde masten worden zelden solitair gebruikt, dan zien we ze eigenlijk uitsluitend wanneer er gebukt moet worden onder een andere verbinding door, maar in een heel mastvak komen we ze wel eens tegen bij vliegvelden of andere plekken met hoogterestricties.
kniksteun - → knikverkorter
knikverkorter (redundant member) - Korte staafjes in de torenwanden die de randstaaf versterken door de potentiële knikafstand te verkleinen.
knip (cut-in) - Ook inknip. Manier van onderbreking van bestaande circuits. Een knip is een plek waar een bestaand circuit is onderbroken om een later gebouwde inlussing of een nieuw ingeknipt station aan te sluiten. Geknipte verbindingen verraden vaak nog door hun niet gewijzigde mastnummers dat de situatie vroeger anders was.
knoopplaat (gusset, truss gusset) - Ook schetsplaat genoemd. Metalen plaat met gaten voor bouten waarmee twee of meer latten of staven van een vakwerkconstructie aan elkaar verbonden worden.
knooppunt (node) - Plek in een vakwerkmast waar drie of meer staven samenkomen. Meestal wordt hier een knoopplaat of schetsplaat gebruikt.
knuppelisolator (rod insulator) - Verouderde term (alleen nog in het CIGRE-handboek) voor een langwerpige keramische isolator met stijve opbouw die geschikt is voor staand dragen van een draad of rail.
koelregime (cooling method) - In het geval van elektriciteit: meestal de manier waarop een transformator wordt gekoeld. Passieve methodes zoals ONAN (oil natural air natural) betekenen dat de machine gewoon op de wind staat en door convectie zijn warmte kwijt kan. Actieve methodes zijn er ook, waarbij de olie of zelfs de lucht geforceerd door koelblokken wordt gepompt en geblazen (OFAN, ONAF, OFAF). Sommige trafo's kunnen met meerdere koelregimes werken, waarbij afhankelijk van de vraag de forcering aan springt.
kokermast (tubular pylon) - Ander woord voor een buismast.
Konti-Skan - Oude (1965) maar nog steeds belangrijke HVDC-hoogspanningsverbinding tussen Jutland en Zweden.
kookpiek (early evening demand maximum) - (De) kookpiek is het moment met de hoogste elektriciteitsvraag van het etmaal in koude(re) klimaten. Deze valt tussen 1700 en 2000 uur. De hoogste exemplaren tref je in de winter op dagen met een koude oostenwind en bewolking zodat het sneller en dieper donker raakt in de vooravond. De piek dankt zijn naam aan de elektrische fornuizen die we aanzetten om het avondeten op te koken.
koperen plaat (‘copper plate’) - Opvatting in netmodellen, wanneer een land of gebied wordt gezien als één enkel net zonder interne transportbeperkingen, waardoor het binnen het gebied (de koperen plaat) niet uitmaakt waar een producent of verbruiker zit. Een 'koperen plaat' kent dus alleen transport aan de randen (import en export) en een interne markt van vraag en aanbod. Ook het gebied buiten aan de randen van een netblok kan soms als koperen plaat worden gemodelleerd, zodat bijvoorbeeld import en export mogelijk is in het model tot aan het technische maximum van de interconnectors, zonder rekening te hoeven houden met beperkingen die in de praktijk ook aan de andere kant van de grens van toepassing kunnen zijn.
kopermenie (copper primer) - Verf die in sommige landsdelen op hoogspanningsmasten zit in plaats van de meer gebruikelijke zinkmenie. Kopermenie is met name in Friesland en Utrecht gebruikt en kenmerkt zich door een lichtgroene kleurzweem.
koperverliezen (copper losses) - Verlies van vermogen in koperwikkelingen van transformators (de energie wordt omgezet in warmte).
koppelnet (toplevel grid) - Term om het 220- en 380 kV-net te onderscheiden van het 150- en 110 kV-net. Een andere term hiervoor is het hoofdtransportnet.
koppelnet (toplevel net, top grid) - Een koppelnet is een elektriciteitsnet bestaande uit een vermaasd stelsel van verbindingen en gelijkwaardige stations dat meerdere netten van lagere orde (met doorgaans een lagere spanning) verbindt en daarmee op een paar strategische punten deze netten via een hoger netvlak verbindt. Vanuit een onderliggend netvlak is een koppelnet de verbinding met de rest van de wereld, maar een koppelnet kan op zijn beurt ook weer een deelnet zijn van een nog hoger koppelnet dat daar weer boven ligt. Zie ook spanningscascade, of neem een kijkje in de St(r)oomcursus.
koppelveld (coupling bay) - Veld op een hoogspanningsstation waarmee twee rails kunnen worden gekoppeld of verbonden. Er zijn dwars- en langskoppelvelden, en normaal gesproken staan koppelvelden geopend (niet gekoppeld).
kortsluiting (short circuit) - Elektrisch contact tussen twee of meer fasen, of tussen een of meer fasen en de aarde, zonder door de belasting te lopen. Kortsluiting is vrijwel altijd ongewenst, behalve in zeer specifieke gevallen zoals bij speciale transformators die gebruikt worden bij smelt van aluminium of schroot.
koudgezet profiel (bent profile) - Profiel, doorgaans een L-profiel en soms een U-profiel, dat gemaakt is door een stalen plaat op kamertemperatuur in een hoek te knikken over de lengteas. Een koudgezet profiel heeft een ietwat ronde rug, maar meestal scherpe flensranden. Wordt minder gebruikt dan heetgewalste profielen.
kous (sock) - Soort ommanteling die om de geleiders van een fasedraad getrokken kan worden (hij kan er van buitenaf omheen gevlochten worden) en waarin de fasedraad beschermd vast hangt in een schommel of draagbeugel.
kruipafstand (leaking) - De afstand die lekspanning over de buitenkant van de isolators moet afleggen om het mastlichaam te bereiken. Deze afstand moet zo lang mogelijk gemaakt worden om transportverliezen en hinderlijk geknetter te minimaliseren. Rillen aan de onderzijde van glaskapisolators en coronaringen zijn twee manieren om kruipstromen te beperken.
kruipstroom (leakage) - Ook lekstroom. Het weglekken van stroom over de buitenkant van de isolators. Kruipstroom dient minimaal gehouden te worden.
kruipweg (creepage path) - Afstand in strekkende centimeters die lekstroom over de buitenzijde van een isolator moet afleggen om deze te passeren.
kruisblokkenverband (lozenge triangulation) - Torenverband dat is gebouwd met kruisblokken die per vier tegelijk in een vierkant de vorm van vier tetraëders opspannen. Kruisverbanden hebben een horizontale lat in het midden van het kruis en beschikken bij grotere masten over knikverkorters. Dit is de meest gangbare constructiewijze in Nederland.
kruising (crossing) - Oversteek van een hoogspanningslijn met een infrastructureel object of met een waterlichaam. Er worden twee aanduidingen gehanteerd die uitwisselbaar zijn, kruising en crossing. Meestal spreken we van een kruising als er met twee verhoogde masten een infrastructureel object of een waterlichaam wordt overspannen, terwijl crossing eerder wordt gebruikt wordt bij spectaculaire, zeer grote kruisingen of wanneer er meer dan twee verhoogde masten achter elkaar nodig zijn om een breed waterlichaam over te steken.
kruisplatform (torsion platform) - Ook een torsieverband genoemd. Horizontaal vlak of verband in een vakwerkconstructie die voorkomt dat een toren kan wokkelen of inklappen. In hoge ranke masten worden meerdere zulke torsieverbanden boven elkaar toegepast.
kunststof isolator (composite insulator) - Type isolator gemaakt van een stijve staaf glasvezels en een siliconenmantel. Kunststof isolators wegen veel minder dan glaskappen, maar ze moeten wel op maat worden gemaakt en aangeleverd.
kV - Afkorting van kilovolt.
kW - Afkorting van kilowatt.
L-profiel (L-profile) - Ook wel een hoekijzer genoemd, of in beschouwing van de hele mastconstructie gewoon een staaf. Metalen latvorm waarmee de meeste vakwerkmasten gebouwd zijn. Een L-profiel heeft doorgezaagd de vorm van een L, meestal gelijkbenig maar soms ook asymmetrisch. Ze zijn er van slechts enkele centimeters tot meer dan 30 centimeter. In sommige masten zijn ook U-, H- en X-profielen en platte latten in gebruik, maar L-profielen zijn in iedere vakwerkmast veruit in de meerderheid.
L# - L1, L2 en L3. Afkortingen van Live 1, 2 en 3, de afkortingen van de fasedraden (live) in een driefasensysteem.
L2, L6, L12 - De naam van de drie voornaamste mastontwerpen uit het Britse 400 kV-koppelnet. De L2 is een oudere drievlaksmast, de L6 is de zware klassieke Britse tonmast en de L12 is de nieuwe, slankere variant daarvan met licht opstaande traversebodems die niet door iedereen van de Britse collega's van de Pylon Appreciation Society gewaardeerd worden.
ladder (ladder) - Klimvoorziening in met name grotere mastconstructies wanneer er geen klimbouten aanwezig zijn. Meestal loopt een ladder door de toren in plaats van over de randstaven. Gelijk in het Engels en het Nederlands.
lading (charge) - In de context van elektriciteit: een tekort of overschot aan elektronen, waardoor een potentiaal naar de omgeving en een spanning ontstaat.
lappen - Spreektaal. Soms gebruikt voor het verlengen van een grondkabel en dan vooral de handeling van het aanbrengen van een mof.
larssenpaal (bare steel pile) - Type heipaal bestaand uit een holle stalen koker die na het slaan vol met beton wordt gegoten en waarin een poer wordt ingegoten. Daar kan dan een randstaaf of broekstuk op worden vastgemaakt.
lassen (welding) - Het verbinden van twee of meer stukken metaal door ze aan elkaar te smelten. Dit komt maar weinig tot vaak helemaal niet voor in vakwerkmasten, omdat lassen in het open veld ingewikkelder is dan schroeven en omdat schroeven het toestaat om de mast in allemaal kleine onderdelen aan te voeren. Tevens kan een bout weer los als het nodig mocht zijn.
Latchways - Fabrikant van de valbeveiligingen en veiligheidsdraden in hoogspanningsmasten. De naam van deze veiligheidsdraad is een merknaam, maar net zoals Luxaflex is het in een algemene aanduiding veranderd.
lattice - → vakwerk
LBC - Landelijk BedrijfsvoeringsCentrum. Nette naam voor het hoofdkantoor van een netbeheerder en dan met name de zaal waar de bedrijfsvoering plaatsheeft.
LDFF - Load Frequency Demand Disconnection. Verbruikersontkoppeling bij een te lage frequentie. Dat kan automatisch bij gecontracteerd opofferbare klanten (niet elk land of elke hoogspanningsnetbeheerder heeft dat), het kan geforceerd handmatig door een handeling vanuit de controlekamer, en het kan ongecontroleerd gebeuren wanneer veiligheidssystemen ingrijpen. In alle gevallen valt er vraag weg, waardoor de onbalans tussen productie en vraag kleiner wordt.
lekbak (oil retention) - Onder een transformator aanwezige grindbak (in de grond gebouwd) met tussen het grofgrind (vuistgrote keien) minimaal 110% meer luchtruimte dan de olieinhoud van de transformator. Bij een calamiteit waarbij olie uit de transformator lekt valt dit tussen het grind. De keien maken belemmeren vuur doordat ze zuurstoftransport (omlaag) onmogelijk maken doordat door dezelfde openingen ook rookgassen stijgen, zodat brandende olie wordt gesmoord. Tevens voorkomt de betonnen bak dat olie in de grond terechtkomt.
lekstroom (leakage) - → kruipstroom
lichte 110 kV - Voor het getal 110 kan ieder ander getal worden ingevuld, maar we gebruiken 110 kV als voorbeeld. Verbinding (of component zoals een trafo) met een opvallend kleine capaciteit vergeleken met de typische waarden voor die bedrijfsspanning, zo licht dat het opvalt of schijnbaar beter op zijn plek zou zijn in een netvlak lager. Wanneer bijvoorbeeld van lichte 110 wordt gesproken kan men denken aan een transportcapaciteit van slechts enkele tientallen MVA in plaats van de meer typische waardes in de orde van 100 tot 200 MVA voor die spanning. De andere kant op gaat dit ook op, bij zware 110 zou men kunnen denken aan 500 MVA op 110 kV, maar deze kant op wordt er amper een toegevoegde aanduiding gebruikt.
lichtnet (mains grid) - Aanduiding voor het laagspanningsnet (meestal éénfasig 230 volt). Licht refereert niet naar een 'licht' net, maar naar de meest gebruikte toepassing van dit net in de tijd waarin het voor het eerst werd aangelegd: het maken van licht. De aanduiding krachtstroom is net zoiets, driefasen 400 volt werd vooral voor elektromotoren gebruikt.
lijn (overhead line) - Aanduiding voor een bovengrondse verbinding.
lijnbeeld (’the look’) - De aanblik van een (mastvak van) een hoogspanningslijn. Het lijnbeeld bepaalt tezamen met de lijncontinuïteit de aanblik van een hoogspanningslijn binnen het landschap waarin deze staat. Het ene mastontwerp heeft een rustiger aanblik dan het andere en ook de manier waarop twee parallel lopende hoogspanningslijnen ten opzichte van elkaar zijn geconfigureerd bepaalt het lijnbeeld.
In vroeger tijden ging functie voor de vorm, maar in de loop der tijd is het lijnbeeld steeds belangrijker geworden in het mastontwerp. De opkomst van buismasten en wintracks is deels een gevolg van de roep om een zo onopvallend mogelijk lijnbeeld. Het frontaalbeeld van een individuele hoogspanningsmast heet het mastbeeld en deze term wordt zowel technisch alsook esthetisch gebruikt.
lijncontinuïteit (‘line uniformity’) - Geïntroduceerd begrip waarmee de mate van uniformiteit van een hoogspanningslijn kan worden aangeduid. Een verbinding waarvan de hoek- en steunmasten op elkaar lijken, waarin zich niet teveel rare woeste bochten of veel speciale masten bevinden en waarin weinig verrommeling zit, heeft een hoge mate van lijncontinuïteit. Over het algemeen geldt: hoe groter de lijncontinuïteit, hoe minder de verbinding de aandacht trekt of het landschap beheerst. De term laat zich lastig vertalen, een werkelijk passend Engels equivalent is ons niet bekend.
lijndansen (conductor gallop) - Niet te verwarren met lijntrillen. Ook in het Nederlands wel eens conductorgallop genoemd. Gevaarlijke, wilde beweging van de fasedraden wanneer ze door harde wind beginnen te bewegen en daarbij in een staat van resonantie terechtkomen. De bewegingen (doorgaans een eerste t/m vierde harmonische trilling tussen iedere mast) kunnen zichzelf versterken en extreem wild worden. Lijndansen zorgt voor extra materiaalstress en uitslijting van de isolatoren, maar ook een harde sluiting, draadbreuk of zelfs het bezwijken van een traverse of het gehele mastlichaam is niet uitgesloten. Lijndansen is een angstwekkend gezicht en het is niet te stoppen door de stroom af te schakelen. Het treedt normaal gesproken pas op vanaf zeer harde wind (storm of hoger), maar bij situaties waarbij wind en ijzel tegelijk voorkomen kan het al sneller gebeuren omdat de draden door opvriezing een vleugelvorm verkrijgen. In Nederland en Vlaanderen is lijndansen zeer zeldzaam maar niet onmogelijk.
lijnkruising (line crossing) - Kruising van twee hoogspanningslijnen over elkaar heen. Soms is de bovenste lijn verhoogd, een andere keer is de onderste lijn verlaagd.
lijnkruising (line crossing) - Twee hoogspanningslijnen die elkaar tegenkomen en onder elkaar doorgeleid worden, zonder elektrisch contact. Wordt soms ook een overkruising, onderdoorgeleiding of gewoon een kruising genoemd.
lijnlengte (link length) - Onjuiste (want onduidelijke) term voor wat de circuit- of verbindingslengte zou moeten zijn.
lijnparameter(s) (line parameter(s)) - Eigenschappen behorend bij een specifieke lijn (verbinding, circuit). Lijnparameters kunnen meestal van tevoren berekend en gekozen worden zodat de verbinding zo prettig mogelijk voldoet aan de netstrategische wens, maar ze kunnen ook voortkomen uit inwerking van externe krachten of invloeden.
lijnstabiliteit (line stability) - Issue dat met name speelt bij hele lange verbindingen in een vermaasd net, in landen waar grote afstanden zijn. Wanneer een wisselstroomverbinding heel lang wordt gemaakt (Kiessling et al. houdt >300 kilometer aan) begint de lichtsnelheid een rol te spelen in de netstabiliteit. Elektriciteit (het spanningsfront) verplaatst zich met circa 90% van de lichtsnelheid in een geleider en bij 50 Hz wisselstroom is de golflengte ongeveer 5.870 kilometer. Een verbinding van die lengte zou dus continu een cyclus achterlopen aan het uiteinde. Vervelender is het wanneer het om een halve cyclus gaat, en bij verbindingen van enkele honderden kilometers bedraagt het een aantal procent. Dit veroorzaakt een fasehoekverschil met als gevolg dat twee lange inkomende hoogspanningslijnen uit verschillende richtingen als het ware 'niet goed uitkomen' op elkaars frequentie. Er gaan dan compensatiestromen lopen binnen stationsrails en andere verbindingen, waardoor de netstabiliteit wordt aangetast en het vermogenstransport binnen het wisselstroomnet steeds meer hinder ondervindt. Bij een steeklijn is dit geen probleem, in een vermaasd net ook niet zolang de afstanden tussen de productielocaties en stations telkens voor korte (<100 km) verbindingen zorgen ook niet. In lange lege gebieden met een dun vermaasd net juist wel.
lijntrillen (flutter) - Ook in het Nederlands wel flutter genoemd. Hoogfrequente trilling van de geleiders die niet verward moet worden met lijndansen. Lijntrillen wordt veroorzaakt door de wind, maar het hoeft daar niet voor te stormen of te ijzelen. Bij lijntrillen gaat een geleider zeer snel resoneren in de wind (>10 tot >100 trilingsbewegingen per seconde). Deze trillingen zijn klein en niet zichtbaar met het blote oog, maar ze veroorzaken soms hinderlijk geluid, materiaalstress en slijtage van de isolators. Om lijntrillen te voorkomen worden er in de meeste gevallen trillingsdempers (stockbridge-dempers) of breteldempers in de draden gehangen, en bij gebundelde geleiders kunnen ook bundelafstandhouders helpen.
lijnvak (row) - Minder gebruikt synoniem voor een mastvak of een rechtstand.
lijnverlegging - → reconstructie
lijnwagen - Iets formelere term voor wat ook wel een invaarbak genoemd wordt. Soort vehikel (lijkt op een badkuip aan armen met katrollen) dat aan een gebundelde fasedraad kan worden gehangen en waar een lijnwerker in kan plaatsnemen om bundelafstandhouders te monteren. De voortbeweging gaat met een motor of op handkracht en er zitten extra armen en katrollen die losgenomen kunnen worden zodat de lijnwagen een isolator kan passeren door er als het ware omheen te stappen. Engelse aanduiding niet bekend.
lijnwerker (line worker) - Term voor de beroepsgroep(en) die zich bezig houden met het bouwen, onderhouden en reviseren van bovengrondse hoogspanningsverbindingen.
Line capability - Geen duidelijke Nederlandse term voor. Aanduiding voor de energie die een lijn nuttig kan transporteren wanneer rekening wordt gehouden met allerlei beperkende factoren door thermische grenzen en netwerkstabiliteit.
Live - Engelse term voor een fasedraad.
live tank - Lett. levende tank. Persluchtschakelaar die het potentiaal van de te onderbreken spanning voert en waarvan de druktank dus zelf onder spanning staat.
live-line - Lijn of kabel in functie.
live-line maintenance - → werken onder spanning, energized working