Jargonboek
Vakterm? Zoek ‘m op in het lexicon van hoogspanningsjargon
capacitieve koppeling (capacitive coupling) - In grote lijnen: hoe verhouden twee massa's met verschillende potentialen zich ten opzichte van elkaar. Een fasedraad met een wisselend potentiaal (cyclus) in een driefasensysteem heeft een capacitieve koppeling met de twee andere fasedraden via inductie. Ook met de grond is er een zwakke koppeling op deze manier. Het gaat bij capacitieve koppeling dus uitsluitend om beïnvloeding door velden en niet door galvanisch contact.
Carrington-event - → zonnestorm
cascade - → spanningscascade
cascade-effect (cascade collapse, rolling blackout, system split) - Grote stroomstoring die kan ontstaan wanneer steeds meer componenten overbelast raken waarna het ene na het andere netdeel uitvalt en het netwerk uiteindelijk in twee blokken uit elkaar valt, een met onderfrequentie en een met overfrequentie.
cascadestop - Afspanmast zonder lijnhoek, indien toegepast in zeer lange rechtstanden. Wanneer een mast omvalt in de lengterichting en een volgend exemplaar mee trekt, houdt een cascadestop dit effect na enige afstand tegen zodat een verwoest lijndeel nooit te lang wordt. Vroeger was vier kilometer de langste rechtstand zonder dat men een cascadestop inpaste, tegenwoordig lijkt dit te zijn losgelaten in 380 kV-lijnen.
cascadestoring (rolling blackout, system split) - Ook wel domino-effect. In de hoogspanningswereld is het cascade-effect het uitvallen van de ene na de andere verbinding, leidend tot een complexe storing en soms zelfs een split in het gesynchroniseerde netblok. Beveiligingen, netopeningen en goed netbeheer kunnen cascade-effecten meestal voorkomen, maar ook in de recente geschiedenis zijn er desondanks nog enkele grote cascadestoringen geweest met uitval en system splits tot gevolg. In Europa waren er zulke storingen in 2006, 2011 en begin 2022.
CCB (central control building) - Hoofd- of controlegebouwtje van een station. Soms een permanent, gemetseld bouwwerk, soms een provisorium in de vorm van een zeecontainer. Wordt ook CDG genoemd.
Centraal Dienstengebouw - Gebouwtje, bunker of gemetseld loods-achtig bouwwerk op transformatorstations waar telecomapparatuur, tertiaire systemen en vaak ook wat communicatieapparatuur staat, en dat gebruikt wordt voor automatische of handmatige bediening van het station.
chat - 1) Grote familie deltamasten met een typisch uiterlijk. Chat-deltamasten of 'chats' worden voornamelijk in Frankrijk en aangrenzende streken gebruikt. De naam chat betekent kat en met enige fantasie is er een kattenkop te zien in het mastlischaam. 2) Aanduiding voor deltamasten in het algemeen, omdat een deltamast ook wel een kat wordt genoemd.
chinese vinger (chinese finger) - Ook wel een trekkous genoemd. Vlechtwerk van touw dat een soort kous vormt die om het uiteinde van een kabel kan worden geschoven. Zodra er trekkracht op de handvatten van de chinese vinger komt te staan, trekt deze strak om het uiteinde van de aan te trekken kabel heen terwijl de kracht gelijkmatig over een langer uiteinde verdeeld wordt. Op die manier kan een aan te leggen grondkabel gemakkelijk en zonder beschadigingen van een haspel worden gehaald of door een mantelbuis worden getrokken.
Chroom-6 - Generieke aanduiding voor conservatieverven waar een bepaalde chroomverbinding in zit. Bij boren of schuren kan deze verf schadelijk voor de gezondheid zijn. Sommige oudere hoogspanningsinstallaties zijn ook geverfd met chroomhoudende verven. Dit kan geen kwaad zolang er niet geboord of geschuurd wordt.
CIGRÉ - Conseil international des grands réseaux électriques. (letterlijk: Internationale organisatie voor hoogspanning.) Wereldwijde non-profitorganisatie voor kennisdeling en expertise voor de hoogspanningssector. Opgericht in Frankrijk in 1921 (vandaar de van origine Franse naam), inmiddels mag de naam ook zonder accentje op de E worden gespeld. CIGRE heeft een aantal expertisevelden waar professionals en bedrijven lid van kunnen worden met als doel kennis en kunde binnen de sector beschikbaar te maken. Zo is expertiseveld B2 voor ons op HoogspanningsNet van belang, dat gaat over bovengrondse lijnen. Documentatie van CIGRE geldt in veel gevallen als de basis om op terug te vallen en voor unificatiedoelen (zoals jargon) geldt de ongeschreven regel dat de voorschriften binnen CIGRE overeengekomen de beste leidraad zijn. Ook in dit jargonboek en op deze site hanteren we grotendeels het jargon van CIGRE voor onderdelen, vaktermen en handelingen. CIGRE heeft uiteraard een website met meer informatie.
circuit - In de elektriciteitswereld een volwaardig stelsel van draden waarover elektrische energie in een gesloten, doorlopende en gecontroleerde wijze kan worden getransporteerd. De meeste circuits zijn driefasensystemen, al dan niet met een neutrale draad erbij, maar ook een fase-nul en een HVDC-systeem met een plus- en mindraad of zelfs de aarde als retour kan worden opgevat als een circuit. Een circuit wordt in België gekend als een draadstel, wat enigszins misleidend is omdat een 'stel' twee draden suggereert in plaats van drie.
circuitaanduiding (circuit identification) - De gebruikte methode om verschillende circuits (doorgaans in dezelfde mast gehangen) uit elkaar te houden. Kleurcodes met bordjes en stationsafkortingen zijn de manier in moderne verbindingen, ook randstaafschildering (een hele oude manier) wordt gewoon nog altijd gebruikt. Afgeschafte manieren zijn kompasroosbordjes en lange herkenningscodes.
circuitbord (circuit identification sign) - Metalen of kunststoffen bord dat in de circuitkleur geschilderd is en waarin ook de letter waarmee de circuitkleur begint is gestanst of is weergegeven. Een Nederlands circuitbordje voor een oranje circuit zal bijvoorbeeld knaloranje zijn en een met gaatjes gestanste letter O bevatten.
circuitconfiguratie (circuit configuration, circuit layout) - Leidende parameter in de naamgeving en classificatie van hoogspanningsmasten. In sommige gevallen dankt de mast er zijn naam aan (donauconfiguratie, tonconfiguratie), maar in andere gevallen is dit niet zo duidelijk en één-op-één aan te geven. Ook grondkabels kennen een configuratie, maar daar zijn er slechts twee smaken: vlak of driehoek (flat of trefoil).
circuitkleur (circuit color) - Circuits worden in het Nederlandse hoogspanningsnet uit elkaar gehouden door ze een kleur toe te kennen. Met het systeem van kleurcodering is de kans op verwarring minimaal geworden vergeleken met circuitcodes. De gebruikte kleuren zijn rood, oranje, geel, blauw, paars, wit en zwart. Groen is er ook, maar wordt bijna niet gebruikt in verband met een vals gevoel van veiligheid en dezelfde beginletter als geel, iets dat soms ook voor grijs geldt. Bij geel wordt een G gebruikt, bij groen Gr en bij grijs Gs.
circuitlengte (circuit length, galvanic length) - De lengte van een hoogspanningscircuit tussen twee stations, of tussen drie stations als er een harde aftak in zit. Over het algemeen geldt dat de storingsgevoeligheid (uitgedrukt in een jaarlijkse kans per strekkende kilometer) lineair toeneemt met de circuitlengte en precies om die reden worden harde aftakken als minder storingsbestendig gezien dan inlussingen.
classificatie - → mastclassificatie
COBRA-Cable - HVDC-zeekabel tussen Endrup (Denemarken) en de Eemshaven (Nederland). De zeekabel werd in 2019 opgeleverd en kan 700 MW vermogen verzetten. De naam is een acroniem van COpenhagen BRussels Amsterdam, een ietwat vreemde naam omdat geen van die drie plaatsen wordt aangedaan. Ook wijkt de naam af van de nomenclatuur van Tennet, waarbij de twee oudere zeekabels NorNed en BritNed de afkortingen dragen van beide landen waartussen de kabel ligt. Vermoedelijk is bij COBRA voor iets anders gekozen omdat de naam DenNed per ongeluk dezelfde uitspraak heeft als Tennet.
CoCoNut - Commissie Concentratie Nutsbedrijven. Inmiddels lang vergeten overheidscommissie uit de late jaren 70 waarin werd gestreefd naar samensmelting van lokale energiebedrijven tot grotere regionale bedrijven, dit met het oog op kostenefficiëntie voor de eindgebruikers. Het idee sloeg niet direct aan, maar CoCoNut heeft wel een rol gespeeld in wat later, in de jaren 90, zou uitmonden in het ontstaan van vier grote energiebedrijven (Nuon, Essent, Delta, Eneco) die later weer van hun transportnet ontdaan werden door de WON/Splitsingswet.
cold load pickup - Geen goede Nederlandse term voor, wel een andere Engelse (inrush). Wanneer een inductieve belasting (motor, trafo, alles met een flinke spoel) met een breaker onder stroom wordt gezet, heeft het magneetveld enige tijd nodig om op te bouwen. Tot die tijd is de spoel een quasi kortsluiting die grote kortsluitstromen trekt. Bij zware motoren of transformators kan dat wel tien keer de stroomsterkte zijn van de nominale belasting wanneer het apparaat eenmaal normaal draait. Dit soort pieken na inschakelen zien we ook nadat een netdeel na een stroomstoring terug onder stroom wordt gezet. De eerste seconden zijn het ergst, maar het kan vele minuten duren voordat alle verbruikers zijn uitgeschommeld.
combimast (combination tower) - Verkorte aanduiding van combinatiemast. Ook in gebruik als combilijn.
combinatiemast (combination tower) - Mastmodel. Op een combinatiemast zijn ten minste twee verschillende circuitconfiguraties of tenminste twee verschillende netspanningen gecombineerd. Een lijn of verbinding die dit vertoont wordt ook wel een combinatielijn genoemd.
combinatieverbinding (combined line) - Volgens het RIVM: Hoogspanningslijn waarbij verschillende hoogspanningsverbindingen worden gecombineerd. Een hoogspanningslijn met twee circuits die tot twee verschillende hoogspanningsverbindingen behoren, is ook een combinatielijn in de visie van het RIVM. In andere omgevingen is dit onderdeel van de visie discutabel. Bij HoogspanningsNet volgen we die regel niet omdat het bij een knip in één circuit van een dubbelcircuitlijn de hele verbinding in een combinatielijn zou veranderen. Dit maakt nogal wat 110- en 150 kV-lijnen opeens combinatielijnen en zo is dat niet bedoeld.
compensatiemiddel (compensation gear) - Condensators of spoelen die gebruikt worden om reactief en capacitief gedrag in het net te beperken, netverliezen te beperken of het net stabiel te houden.
complexe storing (complex black-out) - Storing van de elektriciteitsdistributie door een complexe oorzaak. In tegenstelling tot een enkelvoudige storing (die vaak te wijten is aan het falen van een enkelvoudige component) is een complexe storing groter dan één component of verbinding. Complexe storingen worden meestal veroorzaakt door overbelasting en vervolgens het trippen of uitklappen van overbelastingsbeveiligingen en een daaropvolgend cascase-effect. Complexe storingen kunnen een enorm gebied beslaan en meerdere verbonden landen tegelijk treffen. Voorbeelden van grote, complexe storingen in de moderne tijd zijn de Californische storingen van 2000 en 2001, de pan-Europese stroomstoring van 2006 en de Indian power crash van 2012. Complexe storingen hebben meestal een al net zo complexe voorgeschiedenis die altijd de wijten is aan een samenloop van meerdere omstandigheden. Het oplossen kan uren tot meerdere dagen duren.
concessie (concession) - Ook rayon of gungebied genoemd. In de context van het hoogspanningsnet is een concessie het gebied waar een netbeheerder of nutsbedrijf zijn wettelijk monopolie heeft.
condensator (capacitor) - Elektrische component die in staat is om een elektrische lading vast te houden via statische aantrekkingskracht.
condensator (capacitor) - Elektrische component, soms groot genoeg voor hoogspanningsgebruik, die in staat is om een elektrische lading te bewaren in de vorm van een potentiaalverschil tussen twee geladen metalen platen.
condensatorbank (capacitor bank) - Array van grote condensators aangesloten op een veld of rail van een hoogspanningsstation en waarmee de spanningskwaliteit kan worden verbeterd.
conductor gallop - → lijndansen
configuratie (configuration) - De ruimtelijke vorm waarin drie fasedraden zich ten opzichte van elkaar bevinden, dwars op hun doorsnede. De configuratie is bij bovengrondse lijnen van belang voor het mastmodel en enkele eigenschappen zoals transportverlies door inductie. Bekende configuraties zijn bijvoorbeeld vlak, donau, verticaal, dennenboom en ton. Ondergronds zijn er slechts drie smaken: vlak, driehoek en onregelmatig.
congestie (grid congestion) - 'Opstopping' op het hoogspanningsnet vanwege capaciteitstekort. Congestie kan tijdelijk zijn (piekbelastingen vanwege storingen elders of invoeding vanuit oncontroleerbare bronnen zoals zonnestroom) maar ook permanent (teveel aanvragen om op een bepaalde plek te mogen invoeden). Bouwers en exploitanten van centrales moeten in dat laatste geval wachten totdat er meer capaciteit op het net is gerealiseerd. Het omgaan met congestieproblemen heet congestiemanagement.
congestiemanagement (congestion management) - Beleid van de netbeheerder om congestie in goede banen te leiden. Meestal is dit een combinatie van rechten toekennen aan de eerste aanvraag (bij de levering van nieuw vermogen vanuit nieuwe centrales) en management met betrekking tot storingen en oncontroleerbaar vermogen zoals zonnestroom. Congestiemanagement is een belangrijk thema bij technische controle op het net.
conservering (conservation) - Net woord voor het weerbestendig maken van buitenobjecten. Bij hoogspanning wordt hier doorgaans schilderen mee bedoeld, maar ook af-fabriek thermisch galvaniseren (een zinklaag) is een vorm van conserveren.
constructielimiet (construction limit) - Meestal gebruikt om aan te geven wat de uiterste grens in waarbinnen een constructie nog veilig is. Normaal is dit de bovengrens van de safety factor. De constructielimiet wordt normaal gesproken nooit bewust opgezocht, tenzij onder gecontroleerde omstandigheden zoals een testopstelling waarbij een constructie (zoals een mast) kan worden beproefd tot aan de betekende safety factor.
consultatie (consultation) - Inwinnen van extern advies of expertise.
Contracted interruptable - Geen goede Nederlandse term voor. Verbruikers zoals zware industrieklanten die een tak bedrijven waarbij het niet meteen systeemkritisch is als er stroomuitval plaatsvindt, zoals vlamboogovens. In ruil voor een korting op de netwerkkosten kunnen zware verbruikers zich hiervoor melden. Bij grote problemen met de netbalans kan zo'n verbruiker dan op gecontroleerde of spontane wijze geofferd worden om de rest van het net te redden en de netbalans te handhaven. In Nederland en België beschikken we niet over zulke klanten of afspraken, maar bijvoorbeeld Frankrijk en Italië hebben een paar gigawatt aan zulke industrieklanten.
conversiestation (converter) - → converter
converter - Vrijwel altijd als het Engelstalige converter geschreven, anders zou het convertor zijn. Elektrische schakeling waarmee wisselstroom in gelijkstroom kan worden omgezet of omgekeerd. Voor grote vermogens zijn converters omvangrijk en ze worden in grote hallen geplaatst die niet verrassend converterhallen worden genoemd.
converter (converter station) - Opstelling waar omzetting plaatsvindt tussen gelijkstroom en wisselstroom. In Nederland en België zijn er drie van zulke stations en in België twee, allemaal dienen ze voor aansluiting van HVDC-kabels met gelijkstroom met buurlanden. Twee converterstations met een zeer korte tussenverbinding kunnen ook gebruikt worden om twee niet-gesynchroniseerde netten aan elkaar te koppelen. Zie daarvoor Back2Back-converter.
coronaring (corona ring) - Ook veldsturing of veldsturingsring genoemd. Onderdeel dat soms om de uiteinden van isolatorkettingen en op trafostations te vinden is. Een coronaring verplaatst de buitenzijde van het elektrisch veld tot buiten de omgeving van bouten, richels en scherpe punten rond de isolatorophanging zelf en zijn afgeronde uiterlijk zorgt voor een gelijkmatiger veldafname. Coronaverliezen worden daardoor beperkt en gesis en geknetter verminderd.
corridor - De strook grond die een verbinding als luchtlijn en ook als kabel inneemt. Binnen die strook geldt een dubbelbestemming, meestal zakelijkrecht en er zijn gebruiksbeperkingen. Het wordt ook wel right-of-way genoemd, al wordt die term vooral gebruikt in discussies en thema's die de doortocht van een verbinding door drukke gebieden of dure grond behandelen, en dan met name gericht op de fysieke breedte van de verbinding samenhangend met de spanning en de circuitvorm.
Creos - De netbeheerder van het hoogspanningsnet in Luxemburg.
cross-county sluiting - Ook als cross-country geschreven (county is een gemeente), het refereert naar de omvang van een netgebiedje. Type kortsluiting in zwevende elektriciteitsnetten, meestal middenspanningsnetten. Een zwevend net heeft geen fysieke aarde via een sterpunt of een aardingstransformator. Ontstaat er een enkelfasige sluiting naar de aarde, dan is er geen retourpad gedefinieerd voor de stroom waardoor er nauwelijks stroom intreedt in de grond. Pas wanneer elders in het netvlak of deelnet een tweede enkelfasige aardsluiting ontstaat in een andere fase zal er plotseling vermogen gaan lopen en kunnen problemen ontstaan.
crossing - Engelse term, in het Nederlands kruising genoemd. Twee of meer sterk verhoogde steunmasten of afspanmasten waarmee een infrastructureel object of een waterlichaam wordt overspannen. Deze masten zijn altijd aanzienlijk hoger dan de normale mastmaat in de verbinding en grote kruisingen met een indrukwekkende hoogte worden door pylon geeks goed gewaardeerd en meestal worden ze aangeduid met de naam van het overkruiste object. Denk aan de Lekkruising I en II, de Sliedrechtkruising, Scheldekruising of de Markiezaatsdoorkruising.
D - Draagmast in sommige, vaak oudere publicaties. Tegenwoordig wordt meestal steunmast (S) gebruikt.
dagcyclus (diurnal trend) - → dagelijkse gang, trend
dagelijkse gang (diurnal trend) - Ook wel gewoon de trend genoemd. Meestal een meteorologische term voor het etmaalgedrag van temperatuur en bewolking, maar in de elektriciteitswereld een term voor het dagelijks terugkerend normaalverloop in belasting. ‘s Nachts rond vier uur is het verbruik gering en zo tegen dinertijd zit deze juist op zijn top. Een kleinere piek kan ‘s morgens net na de ochtendspits worden waargenomen. In grote lijnen is de dagelijkse gang altijd gelijk, maar in details verschilt deze per dag (werkdag, weekend), per seizoen (hoe laat is het donker, hoe koud is het?) en soms ook vanwege bijzondere gebeurtenissen (kerst, grote voetbalwedstrijden, noodweer).
dagmarkeringsbal (aircraft warning sphere) - → markeringsbal
daknet (shielding) - Term voor een netwerk van bliksempieken en aarddraden die boven een openluchtstation zijn afgespannen.
damwandpaal (sheet piling) - Heipaal lijkend op een larssenpaal, maar dan gemaakt uit twee damwandhelften die tegenover elkaar aan elkaar zijn gefelst.
Dan bouw je maar een koeltoren (‘Go make yourself a cooling tower’) - Sketch uit de vroege begintijd van deze site. De opwek van elektriciteit in Nederland in de hete droge zomer van 2003 kende problemen door gebrek aan koelwater vanwege te warme rivieren en binnenwateren. De oplossing had voor sommige centrales een koeltoren kunnen zijn. In de tijd erna werd de koeltoren synoniem voor overwerk binnen het siteteam: 'dan bouw je maar een koeltoren' betekende zoiets als 'dan máák je maar tijd' of 'je past er maar een mouw aan'. De uitspraak, altijd voorzien van een bitse intonatie, raakte langzaam in de vergetelheid, maar in gerecyclede vorm in een editie van een Ton Mast cartoon gebruikt en ook in de horoscoop van 2019 bij wijze van cult.
Dan verf je ‘m toch wit? (‘So, then you’ll paint it white’) - Sketch voortgekomen uit een opzienbarende handeling die netbeheerder Amprion in de lijn Doetinchem - Wesel heeft gedaan. De overgang van witte buismasten naar vakwerkmasten is bonkig en lomp, en om die te verzachten maakte Amprion de eerste drie vakwerkmasten na de overgang hagelwit in plaats van grijs. Of het esthetisch een succes is mag iedereen zelf bepalen, maar het wit schilderen van hoogspanningsmasten (wat we bij buismasten zoals de wintrack vaker zien) werd synoniem voor het beperken van visuele impact bij een object waarbij dat eigenlijk geen zin heeft.
dans-ellips (galloping ellipse) - Denkbeeldige, staand ellipsvormige ruimte om een geleider of fasedraad in een bovengrondse lijn heen die als het ware een ovalen koker om de draad vormt, met de draad in het midden. Binnen de ruimte van deze koker mag geen ander object of draad komen in verband met draadbewegingen tijdens lijndansen of conductor gallop. Bij verticale mastontwerpen en in het bijzonder bij drievlaksmasten vereist dit extra veel vrije ruimte. Bij donaumasten is het probleem kleiner, ook al hebben de ellipsen dezelfde afmeting.
danube - → Donauconfiguratie, donaumast
Darrieus tower - Engelse term voor een inwendig getuide mast, waar sommige portalen onder vallen.
Dätwylers - Zwitserse fabrikant, vooral bekend van eindsluiters op de overgang luchtlijn-grondkabel.
De Berg (‘Upslope at Arnhem’) - Triviale en met name op deze site gebruikte omschrijving van de locatie van het hoofdkantoor van netbeheerder Tennet. Meestal gebruikt als in ‘(…) daar op de Berg in Arnhem’. Manier om aan te geven dat er een en ander plaatsheeft of bekokstoofd wordt in het hoofdkwartier van de Nederlandse netbeheerder. De term zelf refereert naar de locatie van het hoofdgebouw, Utrechtseweg 310 (Mariëndaal, KEMA-campus) is pittoresk op de helling van de plaatselijke stuwwal gesitueerd.
De schoonheid van hoogspanningslijnen in het Hollandse landschap - Boekwerkje uit de jaren tachtig, geschreven door ir. Jhon van Veelen, een landschapsarchitect. Het boekje biedt een bescheiden handvest voor het inpassen van een hoogspanningslijn in verschillende soorten landschappen, waarbij wordt gekeken naar hoe doorsnijding, parallel lopende verbindingen en bosschages het aanzicht beïnvloeden. Onder pylon geeks heeft het boekwerkje cult gekregen omdat erin werd voorzien dat er mogelijk ooit mensen zouden opstaan die zouden ijveren voor behoud van vakwerkmasten. Ook de constatering dat alle buismasten 'doe maar alsof ik er niet ben' moeten zeggen terwijl vakwerkmasten dat niet hoeven is afkomstig uit dit boekwerkje.
dead line - Engelse term voor een afgeschakelde en geaarde verbinding.
deadtank - Lett. dooie tank. Type persluchtschakelaar dat wordt aangedreven vanuit een persluchttank die niet zelf onder een potentiaal staat en zich dus buiten de feitelijke schakelaar bevindt.
decentraal (decentralized) - Niet op één plek. Decentraal vermogen of decentrale productiecapaciteit wordt niet op één plek grootschalig opgewekt, maar op tientallen of tienduizenden plekken tegelijk met kleine beetjes. Denk aan zonnepanelen, windturbines of WKK. Decentraal vermogen is het tegenovergestelde van centraal vermogen en op decentraal vermogen is weinig tot geen controle uit te oefenen.
dedicated - 1) In de sector een aanduiding voor een oplossing, constructie of toepassing die specifiek is toegesneden op één doel en waarvoor niet kan worden volstaan met een standaardoplossing of een off-the-shelf component. Afwijkende transformators alleen geschikt voor één toepassing in één specifieke situatie zijn dedicated componenten. 2) Component, aansluiting of situatie die uitsluitend in dienst staat van één gebruiker, en die daardoor geen rekening hoeft te houden met andere klanten op dezelfde aansluiting.
deelnet (sub net, pocket, load pocket) - Ook een pocket of een load pocket genoemd. Een deelnet bestaat uit een of meer stations die op gelijke voet zijn verbonden met elkaar via een vermaasd transportnet. Onder een deelnet kunnen weer andere deelnetten van lagere orde hangen. Een deelnet zelf is op één of meerdere plekken verbonden (gekoppeld) met een net van een hogere orde, dat daar een koppelend net voor vormt. Zie de St(r)oomcursus voor een uitleg over netopbouw.
deelnet (sub net) - Een deelnet is een elektriciteitsnet bestaande uit een vermaasd stelsel van verbindingen en gelijkwaardige stations dat onder een net van hogere orde (met doorgaans hogere spanning) hangt en daarmee op een paar strategische punten mee is gekoppeld. Vanuit een bovenliggend netvlak is een gekoppeld onderhangend net een deelnet, maar een deelnet is op zijn beurt ook weer een koppelnet voor een eventueel net dat weer een orde lager zit. Zie ook spanningscascade, of neem een kijkje in de St(r)oomcursus.
deelveld (sub span) - Gedeelte van een veld of spanveld tussen twee bundelafstandhouders.
deelveld (sub span) - Deel van een span of spanveld (kettinglijn), meestal tussen twee afstandhouders of anders wiskundig gekaderd. Wanneer de kettingparameter bekend is kan de precieze vorm en karakteristiek van een deelveld ook worden berekend. Dit is overigens geen makkelijke wiskunde.
definitiespanning (setted voltage) - De netspanning waarop een deelnet of component wordt bedreven. Een definitiespanning valt in een spanningsinterval (IEC-definities). Voorbeeld: als de definitiespanning van een middenspanningsnet 10 kV is, wordt dit net in principe uitgevoerd met componenten die 7,3 t/m 12 kV kunnen voeren. 10 kV is dan de instelspanning. Met dezelfde componenten kan ook een net op 11 kV bedreven worden. Het is technisch voordelig om een net (indien nieuw aangelegd) zo hoog mogelijk binnen het spanningsinterval te bedrijven, maar vanwege historische redenen is dat niet altijd mogelijk. De IEC-intervallen zijn internationaal en oude ronde historische getallen in een bepaald land of streek hebben daardoor niet altijd waardes richting de maximale spanning.
deformatie (deformation) - Uitbuiging van een staaf, component of een hele mastconstructie wanneer er krachten op worden uitgeoefend. Sommige daarvan zijn te voorzien, zoals de kracht die de geleiders op het mastlichaam uitoefenen. Soms worden (buis)masten in hoekposities zelfs enigszins krom geplaatst zodat ze in de eindstuatie vanzelf recht trekken onder de krachten van de draden. Esthetisch is het aan te bevelen de onderste traversen in elk geval horizontaal te krijgen in de eindsituatie.
deltamast (delta tower, flat tower) - Mastmodel. Ook wel een kat genoemd. In zijn simpelste uitvoering een toren die in een gaffel splitst en waar een balktraverse in hangt. Daar worden dan drie draden aan gedragen, waarbij eentje in het midden door een omsloten gat loopt. De naam kat is al oud en komt in meerdere talen terug ('chat'), deze naam is te danken aan de gelijkenis aan een (driehoekige) vorm van een kattenkop met twee oren en een snor.
dempende afstandhouder (spacer damper) - Bundelafstandhouder met een dubbelfunctie als trillingsdemper, mogelijk gemaakt door een specifiek ontwerp waarbij trillende draden ten opzichte van elkaar worden gedempt. Dat kan met rubber in de klamp of door de verbindende staven als veren uit te voeren.
dennenboommast (vertical configured tower) - Mastmodel. Te classificeren als een drievlaksmast of verticale mast. Wanneer de traversen naar beneden toe steeds langer worden en de hele mast het uiterlijk van een abstracte kerstboom verkrijgt wordt van een dennenboommodel gesproken.
destructief testen (destructive testing) - Negatief klinkende, maar soms essentiële testmethode. Een component of constructie wordt dan tot het uiterste getest met het idee zo ver te gaan dat deze uiteindelijk bezwijkt. Bij een constructie zoals een mastlichaam kan men dan denken aan een testopstelling op een proefterrein, waarna deze eerst wordt belast op de nominale last, daarna de maximale last en daarna tot aan de bovengrens van een vooraf vereiste safety factor. Houdt hij het, dan is het ontwerp goedgekeurd. Meestal houdt men dan op, maar soms wordt gekozen om door te gaan en de constructie nog zwaarder te belasten, net zolang tot hij uiteindelijk bezwijkt. Het doel daarvan is om te kunnen zien hoe een bezwijkmechanisme plaatsheeft, maar ook simpelweg om te zien of een ontwerp economisch is. Wanneer een mast ver boven de safety factor nog altijd overeind blijft is er sprake van teveel overdimensie en wellicht teveel materiaalgebruik, wat de mast onnodig duur maakt.
Diabolo (diabolo model) - Herkenbaar en bij bepaalde netbeheerders vrij populair model prefab-netstation (transformatorgebouwtje) met een gescheiden MS- en LS-rek waardoor dankzij twee deuren de LS-monteur nooit langs de MS hoeft. Dat scheelt certificeringen.
diëlektrisch verlies (dielectric losses) - Verliespost in grondkabels door polarisatie van het isolatiemateriaal en een klein beetje condensatorwerking. Voor laag- en middenspanningskabels is dit verlies zo klein dat het kan worden verwaarloosd, maar voor lange hoogspanningskabels in de grond kan het een factor zijn zodat het wordt meegenomen in berekeningen.
diep bordje (‘deep plate’) - → teiltje
diffuse sluiting (diffuse short circuit) - Type kortsluiting tegenovergesteld aan een harde sluiting. Bij een diffuse sluiting in een driefasennet wordt er een sluiting gemaakt tussen twee fasen (al dan niet via de grond) of tussen één fase en de grond, maar de veroorzaker van de kortsluiting (waar de stroom dus doorheen vloeit) geleidt dan slecht. De sluiting lijkt dan dezelfde kenmerken te hebben als een zware asymmetrische belasting die nog wel binnen de grenzen van de bewaakapparatuur blijft. Er wordt dan niet gehandeld door de bewaking. Diffuse sluitingen kunnen slecht geleidende contactmakers met een fasedraad zijn zoals een omgevallen boom, maar ook een vlamboog of een zeer zwaar geval van kruipstroom over de hele verbinding kan worden gezien als een diffuse sluiting. Diffuse sluitingen veranderen vaak op den duur in harde sluitingen wanneer het vermogen niet snel genoeg wordt afgeschakeld.
dikke kont (‘big butt’) - Term onder pylon geeks voor extra brede broekstukken onder vakwerkmasten die daardoor uit de toon vallen met de rest van het mastlichaam. Britse koppelnetmasten hebben van nature een vrij breed onderstel, maar ook op het vasteland zien we wel ontwerpen die op het lelijke af breed op de poten staan.
directe inslag (direct lightning strike) - Inslag op een fasedraad, rechtstreeks, en daarbij eventuele aarddraden of de mastlichamen ontwijkend.
dissipatie (dissipation) - Ruimtelijk weglekken van energie naar vormen die niet nuttig aan te wenden zijn. Warmteverliezen in draden door ohmse weerstand of samengestelde weerstand (impedantie) zijn een vorm van dissipatie, maar ook elektromagnetische velden zijn een vorm van (ongewenste) energiedissipatie als ze onderweg in draden en circuits plaatshebben.
distributienet (distribution grid) - Elektriciteitsnet dat een rol vervult dat meest of zelfs uitsluitend bestaat uit het bieden van vermogen aan een eindgebruiker, of het opnemen van vermogen vanaf een producent. 400 V is een distributiespanning/net. Het tegenovergestelde is een transportnet.
diversificatie (diversification) - Het streven naar een elektriciteitsvoorziening die op meerdere manieren van opwekking en meerdere locaties berust om zo (politieke) kwetsbaarheid of afhankelijkheid van de leverantie van bepaalde grondstoffen tot een minimum te beperken.
DNV - → KEMA
DNV GL - → KEMA
dodenlijst, de (’the death row’) - Mopperige term onder pylon geeks voor de tracédelen in het Nederlandse 110- en 150 kV-net waar een Rijkssubsidie voor verkabeling voor beschikbaar is. In 2019 ging het om ongeveer 550 mastposities in ruim 80 verbindingen. 'Staat ie op de dodenlijst?' betekent dan 'loopt dit tracédeel kans om onder de grond te worden gestopt onder de Rijksverkabeling'.
Doel (town of Doel, BE) - Strategisch belangrijk punt in het Belgische elektriciteitsnet. In Doel staat een grote kerncentrale die meer dan drie GW levert. In 2014 was de centrale van Doel het doelwit van sabotage in reactor Doel-4, waarna deze geruime tijd buiten dienst is gesteld en daardoor in belangrijke mate aanleiding gaf tot de Belgische elektriciteitsschaarste van 2014.
Doetinchem – Wesel 380 - Project van Tennet dat tussen 2010 en 2017 liep en voorzag (voorziet) in een koppelverbinding tussen Doetinchem en het Duitse Wesel. De interconnectiecapaciteit is aan de Nederlandse zijde 2635 MVA (4 kA) maar aan de Duitse zijde is deze beperkt tot ruim 1500 MVA vanwege operationele beperkingen op Wesel.
donaumast - Mastmodel. Twee circuits worden gedragen in driehoekvormen met de punt naar boven. De naam is voor zover bij ons herleid op de rivier de Donau, waar in 1927 tussen de plaatsen Regensburg en Passau voor het eerst grootschalig gebruik werd gemaakt van deze configuratie samen met hangende isolatoren. In Nederland is de donauconfiguratie dominant in het elektriciteitsnet.
doodmaken (‘kill’) - Term die in de delfstoffenexploratie wordt gebruikt om een boorput af te sluiten (volstorten met beton en bovengronds amoveren), maar een term die ook wordt gebruikt als spreektaal voor het fysiek losknippen van een verbinding of circuit zodat wederingschakeling permanent onmogelijk wordt, waarna deze veilig kan worden gesloopt. De term reflecteert in dezen het tegenovergestelde van onder spanning staan, 'live' in Engelse termen.
door het donker - Eigenlijk 'door het donker' tussen aanhalingstekens, want het is een vakterm. Iets 'door het donker halen' betekent dat een ombouw, omschakeling of overname van belasting niet onder spanning mogelijk is, zodat de stroom er even af zal moeten. Is er geen alternatief, dan wordt de stroom daadwerkelijk onderbroken voor eindgebruikers. Het is vooral een term voor laag- en middenspanning (0,4, 10 en 20 kV).
doorhang (catenary) - → kettinglijn, zeeg
doorhangknelpunt - De zeeg of kettinglijn van de draden van een luchtlijn is niet constant. De temperatuur en leeftijd van de draad heeft ermee te maken, maar ook wat er onder de draad gebeurt en of de normen zijn veranderd. Hangt de draad om welke reden dan ook tijdelijk of permanent te dicht bij de grond, dan is er sprake van een doorhangknelpunt.
doorkruising (passage through) - Ook doortocht. Het oversteken van een andere landschapseenheid met een hoogspanningslijn. Het kan slaan op een tracé dat door een industriegebied of moeras of bos loopt, een polder doorkruist, maar het kan ook groter worden gezien. Zo kan de doorkruising van een heel gebergte ook worden beschreven, een lengte van al snel meer dan honderd kilometer.
doorslagbestendige isolator (puncture proof insulator) - Meestal keramische isolator waarbij dankzij een gevulde vorm in plaats van een holte onderin bij overslag geen doorslag door de isolator ontstaat. Een vonk zal altijd over de buitenkant springen.
doortocht (passage, right-of-way) - Term voor hoe een hoogspanningsverbinding een andere landschapseenheid doorkruist. Een moeizame doortocht geeft bijvoorbeeld aan dat de ruimte beperkt was, dat er lastige keuzes waren of dat er heel wat gedoe was om uiteindelijk de eenheid te passeren. Het kan ook slaan op hoe visueel geslaagd een doortocht is.
doortransport (subgrid flows) - Ongewenste belasting van een hoogspanningsverbinding door onbedoeld extra transport van elektrisch vermogen dat eigenlijk in het bovenliggend netvlak dient te blijven. Dortransport laat zich het beste vergelijken met sluipverkeer over een klein weggetje waarmee een langere of betere weg over een zwaardere weg wordt vermeden. Een hoogspanningsverbinding wordt door doortransport zwaarder belast zodat er minder capaciteit overblijft voor zijn eigenlijke taak in het netvlak waarin hij zich bevindt. Doortransport ontstaat alleen wanneer de sluipweg een lage weerstand (impedantie) heeft zodat het voor vermogen aantrekkelijker is om deze route te volgen in plaats van de beoogde route door het bovenliggend netvlak. Doortransport wordt door de netbeheerders zoveel als mogelijk of soms zoveel als gewenst voorkomen door netopeningen of het opdelen van een deelnet in load pockets.
draad (wire, cable, conductor) - Metalen draad of kabel (geslagen of gevlochten) die zonder isolatie of door lucht geïsoleerd bovengronds wordt opgehangen en waar een elektrische stroom doorheen kan lopen. Er zijn ook draden die een rol als bliksemafleider hebben en die normaal geen stroom voeren.
draadaanvaring - → draadslachtoffer
draadbreuk (snapped wire) - Falen van een geleider door fysieke breuk. Draadbreuk kan optreden door een harde sluiting en vonkerosie, een diffuse sluiting of mechanisch contact met een vreemd voorwerp (draadaanvaring), maar ook door materiaalmoeheid of in zeldzame gevallen door een fabricagefout. Overbelasting door ijzel kan ook een oorzaak zijn. Draadbreuk zonder draadaanvaring of kortsluiting is zeer zeldzaam.
draadslachtoffer (bird casualties by wire collision) - Term voor vogels die in aanvlieging komen met bliksem- of fasedraden. Bij een bliksemdraad is de fysieke klap de oorzaak van verwonden of overlijden, bij een fasedraad is dat meestal ook zo, maar bij zeer hoge spanningen kan daar ook het elektrisch effect (zelfcapaciteit) een bijkomend probleem zijn. Draadslachtoffers vallen vooral bij oude verbindingen met dunne draden en een hoog mastontwerp. Markeringsballen, vogelweringsspiralen en vogelflappen kunnen in sommige gevallen het aantal draadslachtoffers doen verminderen.
draadstel (circuit) - Belgische aanduiding voor drie fasedraden die samen een volwaardige eenheid vormen waarmee elektrisch vermogen kan worden overgebracht. De naam is enigszins misleidend omdat een 'stel' twee draden suggereert terwijl het er drie zijn. Op deze site houden we daardoor de term circuit aan.
draagbeugel (suspension clamp) - → hangklem
draagbok (C-mount) - C-vormig onderdeel dat bovenop het topstuk of de kattenoren van een vakwerkmast wordt gemonteerd en waarin de bliksemdraad hangend wordt gedragen. Niet te verwarren met een bliksembok.
draagmast (row pylon) - Mastfunctie. Ook steunmast genoemd, beide termen kunnen door elkaar gebruikt worden, hoewel steunmast vandaag populairder is dan draagmast. Mast waarbij de draden rechtdoor lopen en waar geen afspanning is. Een steunmast bevindt zich altijd in een rij met de mast ervoor en de mast erachter.
driefasennet (polyphase system, three-phase system) - Wisselstroomnet dat met drie fasedraden wordt bedreven. De overgrote meerderheid van de wereldwijde hoogspannings- en middenspanningsnetten zijn driefasennetten. Zie de St(r)oomcursus voor achtergronden.
drievlaksmast (vertical tower) - Mastmodel. De draden worden in dit mastmodel verticaal boven elkaar zijwaarts gedragen aan beide torenzijden. Wanneer de onderste armen steeds langer worden en de mast de vorm van een kerstboom krijgt, wordt ook wel van een dennenboommast gesproken.
droogspanningsmast - Jolige aanduiding voor een lastent om een stel eindsluiters waar men bij de montage geen wind of regen bij kan gebruiken. Soms worden deze eindsluiters in een mast gemonteerd (een eindmast) zodat een tijdelijke wind- en regenvrije omgeving nodig is.
dropper - Geadopteerde Engelse term voor een verticaal omlaag lopende draad die vanaf een hooggelegen rail of fasedraad contact maakt met een opstijgpunt, schakelaar of andersoortig veld.
druipschade (drip) - Term voor schade of hinder veroorzaakt door druppels die vanaf de hoogspanningskabels op het laagste punt naar beneden vallen, al dan niet met vervuiling. Dit speelde vroeger vooral bij kleine verbindingen die dichtbij de grond hangen. Tegenwoordig is dit nauwelijks meer een item, maar het kan in sommige gevallen en bij gevoelige gewassen nog steeds hinder geven.
druk (compression) - Kracht op een staaf, fundament of een component, uitgedrukt in de eenheid Newton.
DTe - Oude naam van de Energiekamer.
dubbelcircuit - Verbinding met twee circuits, meestal (maar niet altijd) redundant.
dubbele ophanging (duplicate set) - Dubbele, parallelle ketting hangende isolators, recht omlaag.
dubbelmasten - Weinig gebruikte term voor de grote portalen van Geertruidenberg-Eindhoven. Meestal wordt deze verbinding door pylon geeks de Kleerkastenlijn genoemd.
duo-tonmast - Door Tennet geïntroduceerde aanduiding voor combinatiemasten zoals gebruikt in het duo-tonproject in Helmond. Op duo-tonmasten worden twee 380 kV-circuits in de tonvorm gedragen boven twee 150 kV-circuits in vlakke configuratie.
dwarsregeltransformator (phase shifter) - Ook wel fasehoekverdraaier genoemd. Vermogenstransformator waarmee de precieze vectorhoek tussen stroom en spanning iets kan worden aangepast. Het gevolg is dat de impedantie of lijnweerstand van de verbinding die het vermogen aanlevert omhoog gaat, zodat de verbinding minder aantrekkelijk wordt en vermogensstromingen beperkt kunnen worden. Zo kan overbelasting worden voorkomen of kunnen loop flows worden beperkt. Dwarsregeltransformators transformeren meestal niet: de primaire en secundaire spanning zijn dan gelijk. Toch zijn er ook voorbeelden waarbij een klassieke transformatorfunctie wel is gecombineerd met een rol als dwarsregelaar, maar dat is zeldzaam.
dynamic line rating - Operationeel gereedschap voor bovengrondse lijnen. Bij het belasten van een bovengrondse lijn wordt dan niet uitgaan van het statisch maximum uit het tabellenboekje waartoe het circuit in staat is, maar er worden ook omgevingsomstandigheden meegenomen zoals de weersomstandigheden of invloed van het landschap op hoe hard de wind waait. Dat heeft gevolgen voor de temperatuur die de geleiders bereiken en daarmee het theoretisch maximum aan stroomsterkte. Op die manier kan soms veilig een hogere transportcapaciteit worden gegeven in de winter, zeker als het waait.
dynamisch overbelasten (dynamic overloading) - Doelbewust overbelasten van een luchtlijn door dynamic line rating (zie hierboven). Dynamisch overbelasten is te vergelijken met het tweaken van de kloksnelheid van een computerprocessor door rekening te houden met verwachtte weersomstandigheden. Bij een koude wind in de winter geldt dan een hogere transportcapaciteit dan in de zomer tijdens hitte. Soms kan zelfs live monitoring van de geleidertemperatuur worden meegenomen.
dynamische last (dynamic load) - Statische last met daarbij opgeteld variabele invloeden van wind, elektrische velden en trillingen.
E - Letter kan op veel manieren terugkomen, maar in de mastenbouw is het een afkorting voor Eindmast. Heeft de eindmast een lijnhoek (dat kan), dan wordt hoekmastjargon gebruikt als achtervoegsel. Zo kan er sprake zijn van een EA, EB en EC naargelang de lijnhoek toeneemt.
EAN - Afkorting van Europees AansluitingsNummer. Uniek nummer bestaande uit 18 cijfers die iedere aansluiting op het net heeft. Ook hoogspanningsaansluitingen, klein of groot, hebben allemaal een EAN-code.
EB -
- Eindmast met lijnhoek tussen 160º en 140º.
- Afkorting voor eigenbedrijf, meestal in de vorm van (het) eigenbedrijf als een netto factor in een totaal product. Eigenbedrijfsverbruik in bijvoorbeeld een kolencentrale is de fractie van de geproduceerde elektriciteit die binnen de centrale zelf nodig is om deze te draaien.
EDON - Energie Distributiebedrijf Noord- en Oost Nederland. Commercieel bedrijf dat tussen 1993 en 1999 bestond en in die tijd het beheer voerde over het elektriciteitsnet in het noorden en oosten van Nederland. EDON was een fusie tussen EGD, IJC en MEGA, en ging later op in Essent.
Eemshaven - Noord-Gronings industriegebied dat door de overheid is aangewezen als een van de drie plekken in Nederland waar grootschalig productievermogen aan de kust mag staan. Strategisch van groot belang in verband met grootschalig centraal vermogen en het aan land komen van windvermogen en twee HVDC-verbindingen met Noorwegen en Denemarken. Het is een gebied dat zich snel ontwikkelt en waar in de komende tijd meer groei van stations en vermogen wordt verwacht.
eengeleidermast (single phase tower) - Mastmodel. Een ééngeleidermast draagt één fasedraad, zodat ze telkens met drie tegelijk nodig zijn. Deze worden vooral gebruikt in zeer zware verbindingen in het buitenland als hoekmasten (populair in Sovjetgebieden) en als afspanmasten bij grote crossings in berg- en fjordengebieden.
eenheid (block, unit) - In deze context een productie-eenheid van een centrale, meestal gebruikt bij thermische centrales. Een eenheid heeft doorgaans zijn eigen aansluiting op het hoogspanningsnet.
eenmalig aansluittarief (connection tariff) - De kosten die een derde partij in rekening gebracht krijgt voor het realiseren van een fysieke aansluiting op het hoogspanningsnet.
eets (‘visual pollution’) - Term onder landschaps-en luchtfotografen voor hoogspanningslijnen die in de compositie hangen, doorgaans ongewenst zijn en weggeëtst of tegenwoordig weggefotoshopt worden.
EHS - Extra-hoogspanningsnet. Verouderde term voor wat meestal het koppelnet wordt genoemd, verbindingen en stations bedreven op een spanning van minimaal 220 kV.
EHV - Extra High Voltage. Term uit de EN 60071, maar meestal losjes gehanteerd. Van toepassing op 300 kV tot 800 kV of.
eiffelen (’to eiffel’) - Soort werkvloerterm voor het in maatwerk aanpassen van individuele vakwerkmasten. Bijvoorbeeld als er een aftak moet worden gemaakt, als de mast moet worden verhoogd vanwege aanleg van een weg of als de mast moet worden verzwaard omdat er zwaardere draden in moeten worden hangen. 'Beetje eiffelen is toegestaan.'
Eigenbedrijf (EB) - Meestal in de vorm van een intern benodigde fractie van het eigen product of de eigen dienst. Eigenbedrijfsverbruik in bijvoorbeeld een kolencentrale is de fractie van de geproduceerde elektriciteit die binnen de centrale zelf nodig is om deze te draaien.
eilandbedrijf (electric isle, islanding, separation) - Elektrisch netwerk met eigen productie en eigen belasting, dat zonder koppeling met een hoger bovenliggend net functioneert. Min of meer zoals een eiland dat zou doen wanneer er geen kabel naartoe ligt. In de vroege geschiedenis van elektriciteit als energievorm functioneerden stadscentrales allemaal eilandbedrijf. Met de ontwikkeling van koppelnetten verdween dat. Eilandbedrijf is kwetsbaar voor storingen: wanneer de lokale invoeding wegvalt of wanneer de belasting en productie uit evenwicht raken met elkaar ontstaan er problemen. Voor stabiliteit van een elektriciteitsnet geldt 'size does matter', hoe groter een eiland is en hoe meer productie en belasting er is, hoe makkelijker het eiland onder controle is te houden. In Nederland en België komen geen gebieden meer voor met eilandbedrijf, maar bij calamiteiten kunnen ziekenhuizen en datacenters vaak wel enige tijd in hun eigen opwek voorzien en zodanig als een eiland functioneren. Ook kritieke klantaansluitingen zoals raffinaderijen hebben een voorziening om bij stroomuitval over te stappen op eilandbedrijf. Dat eilandbedrijf houdt het slechts vol tot de brandstof op is en het dient eigenlijk alleen om genoeg tijd te rekken om kritieke processen gecontroleerd te kunnen stilleggen.
eindmast (termination tower) - Mastfunctie. Afspanmast gecombineerd met een opstijgpunt of aansluitend op een stijgjuk.
eindsluiter (cable termination) - Overgang van een ongeïsoleerde draad van een luchtlijn naar een geïsoleerde kabel voor in de grond.
elasticiteitsmodulus (Young modulus) - Het langer worden van een draad door trekspanning.
elektriciteit (electricity) - In de context van hoogspanning en/of deze site: het doorlopend en gecontroleerd verplaatsen van energie over grote(re) afstanden door middel van elektronen in een stroomkring. Het doel hiervan is vermogen overdragen waarmee arbeid kan worden verricht.
elektriciteitsnet (power grid, mains grid, utility) - Volgens Tennet: een netwerk van bovengrondse verbindingen, ondergrondse kabels, transformatoren en schakel- en verdeelstations en verdere hulpmiddelen waarover elektriciteit wordt getransporteerd.
elektriciteitsoverschot (surplus of electrical power) - In het algemeen een overschot aan productievermogen binnen een deelnet, waardoor technische exportproblemen ontstaan en de marktprijs van elektriciteit binnen dit deelnet kan zakken tot onder de kostprijs van de productie ervan. Een klein overschot bevordert handel, maar een groot overschot zorgt ervoor dat een gebied een permanente export van elektriciteit zal moeten hebben om te voorkomen dat producenten op halve kracht moeten draaien of zelfs gen business case meer hebben. Wanneer het overschot zo groot is dat zelfs de maximale veilige capaciteit van de afgaande verbindingen naar een hoger netvlak of een ander gedeelte van het deelnet wordt overschreden, dan ontstaat zogeheten congestie. We zien dit op hoogspanningsgebied bij nieuwe elektriciteitscentrales die allemaal op een kluitje zitten en allemaal dezelfde afgaande hoogspanningslijnen willen gebruiken, en bij middenspanning vooral op plekken waar veel decentraal, oncontroleerbaar vermogen wordt ingebracht.
elektriciteitsschaarste (shortage of electrical power) - In het algemeen een tekort aan productievermogen binnen een deelnet, waardoor het deelnet structureel afhankelijk is van import en de prijs van elektriciteit in het deelnet wordt opgejaagd. Een klein tekort kan handel bevorderen, maar een groot tekort maakt het deelnet kwetsbaar voor storingen. In uiterste gevallen is het tekort binnen het deelnet zo groot dat zelfs maximale import niet meer toereikend is. Er moeten dan schaarstemaatregelen genomen worden, zoals vebruiksbeperking of afschakeling van gebruikers via aangezegde of noodzakelijke load shedding. Een elektriciteitstekort is vooral een technisch probleem en acuter van aard dan een overschot.
Elektriciteitswet 1998 - → WON
elektrisch veld (electrical field) - Statisch of dynamisch ruimtelijk spanningsveld dat berust op elektromagnetisme en dat onder andere ook in de nabijheid van hoogspanningscomponenten te vinden is. Elektrische velden komen samen met magnetische velden voor, beiden zijn onderdeel van dezelfde kracht (elektromagnetisme). Elektrische velden hebben net als magneetvelden een slechte naam, maar ze zijn een essentieel onderdeel in de werking van het net. Zonder elektromagnetische velden zouden transformators niet werken en kan geen elektriciteit worden opgewekt met generators. Ook elektromotoren zouden niet werken.
elektromagnetisch veld (electromagnetic field) - Uitwerking van een van de vier fundamentele natuurkrachten, het elektromagnetisme, bestaand uit een elektrisch veld en een magnetisch veld.
elgrademper (elgra damper) - Trillingsdemper bestaand uit een staaf met hangende gewichten die om de hangende as op en neer kunnen bewegen. Wordt weinig gebruikt, Stockbridge-dempers en breteldempers zijn vrijwel overal de norm.
Elia - De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet van België. Het bedrijf is deels in handen van de overheid en deels in handen van private investeerders. Men voert het beheer over het Belgische hoogspanningsnet van 30 kV en hoger. Zie ook de website van Elia.
EMERGENCY - Noodtoestand. Het woord in hoofdletters gespeld betekent bij Tennet een bedrijfstoestand of status. In het geval van het elektriciteitsnet gaat het om een calamiteit die alle marktwerking herroept en die de netbeheerder dwingt om noodprotocollen te activeren.
emmertje (‘bucket’) - → teiltje
empirische bevinding (empiric experience) - Waarde, kennis, parameter of bevinding die niet door berekeningen kan worden verkregen, maar slechts bekend en gedefinieerd is geraakt door ervaringen uit de praktijk. Meestal kunnen empirische bevindingen later alsnog worden geformuleerd, gekwantificeerd of in berekeningen worden gegoten, maar niet altijd. Een voorbeeld van een empirische bevinding is het 'gevecht' tegen lijndansen, waarbij berekeningen met enig regelmaat wat anders vertelden dan wat de praktijk uitwees zodat we inmiddels door schade en schande weten dat lijndansen een erg lastig probleem is.
EN 60071 - Internationale norm met definities van netspanningen, spanningsniveaus, naamgeving en grenzen.
energie (energy) - Eigenschap van het universum. Om entropie toe te laten nemen wordt arbeid verricht. In de context van een elektriciteitsnet is energie eenvoudiger te begrijpen, het is elektrisch vermogen dat getransporteerd wordt in het netwerk.
Energiekamer - (Ook: DTe) De Nederlandse toezichthouder op het elektriciteitsnet. DTe houdt bijvoorbeeld in de gaten of Tennet werkelijk de netneutraliteit handhaaft. De taak van DTe overlapt enigszins met de ACM, de Autoriteit Consument en Markt.
energietransitie (’the energy transition’) - Oorspronkelijk van het Duitse woord energiewende afgeleidde term waarmee de omwenteling van fossiele energie naar hernieuwbare energie wordt aangeduid.
energiewende (’the energy transition’) - → energietransitie
Energinet - Ook Energinet.dk. De beheerder van het Deense hoogspanningsnet en tevens het grootschalig gasnet.
energized working - Engelse term voor werken onder spanning, het werken aan hoogspanningscircuits die op dat moment in dienst blijven. Ook voor lijnwerkers is dit een vak apart met zeer strenge veiligheidsmaatregelen en eigen gereedschappen (soms helikopters), Faradaypakken en protocollen. Vanwege redundantie in het net is energized working in Nederland niet gangbaar, maar in landen waar enkelcircuitlijnen meer voorkomen is het een algemenere gang van zaken. Frankrijk (RTE) past het nu en dan toe.
enkelcircuit (single circuit) - Enkelvoudige verbinding met één circuit, zonder redundantie.
enkelvoudige geleider (single conductor) - Geleider bestaand uit een metalen staaf of enkelvoudige draad.
enkelvoudige ophanging (single set) - Eén hangende isolatorketting, recht omlaag.
enkelvoudige storing (single component failure) - Falen van één component, verbinding of productie-eenheid. Meestal kunnen enkelvoudige storingen zonder gevolgen blijven door enkelvoudige storingsreserve, redundantie in het net en automatische omleiding van vermogen. Enkelvoudige storingen zijn doorgaans het gevolg van mechanisch falen, een harde sluiting of een schakelfout. De tegenhanger van een enkelvoudige storing is een meervoudige storing of complexe storing.
ENTSO-E - European Network of Transport System Operators of Electricity. Overkoepelend verband van ruim dertig onafhankelijke Europese hoogspanningsnetbeheerders met als doel onderling afspraken te maken over optimaal gebruik van het net en storings- en toekomstbestendigheid. Ook Tennet en Elia zijn ingezetenen.
eolische trilling (eolian vibration) - Lijntrillen door inwerking van de wind.
faalvolgorde (sequence of failure) - Bij samengestelde constructies zoals een hoogspanningslijn: de volgorde waarin falen 'mag' optreden om de schade zo beperkt mogelijk te houden en de reparatietijden te bekorten. Bij een hoogspanningslijn moeten normaal gesproken de draden het eerst breken, dan de isolators, dan de traversen, dan het mastlichaam en als laatste pas het fundament.
facehugger - → mastverrommeling
FACTS - Flexible Alternating Current Transmission System.
falen (to fail) - Onbedoelde fatale beëindiging van het functioneren van een component, circuit of fysiek object zoals een fasedraad, een hele hoogspanningsmast of zelfs een heel lijnvak ten gevolge van een interne of externe oorzaak. Korter gezegd: het bezwijken van een onderdeel of mast waardoor het hoogspanningscircuit of zelfs de hele verbinding verstoord raakt. Falen laat zich niet zomaar oplossen door herinschakelen, hoewel redundant aangelegde systemen er wel minder gevoelig voor zijn.
fase (phase) - 1) verkorte term voor fasedraad. 2) sinusvormig repetent gedrag van stroom en spanning waarin een draad zich bevindt wanneer deze op wisselstroom wordt bedreven.
fasedraad (phase, phase wire, live) - Geleider waar een wisselstroom in is aangelegd.
fasevolgorde (phase sequence) - Schijnbare rotatierichting dwars op de ruimtelijke doorsnede van het circuit. Ligt een grondkabel bijvoorbeeld in driehoeksconfiguratie, dan is de fasevolgorde linksom als de schijnbare rotatierichting tegen de klok in draait. Adder onder het gras: de fasevolgorde is gevoelig voor spiegeling. Wie de kabeldoorsnede vanaf de andere kant bekijkt ziet de rechtse rotatierichting.
fast-front overvoltage - Geen Nederlandse term voor in de literatuur. Overspanningspulsen veroorzaakt door directe bliksemislag in een fasedraad in de nabije omgeving van het observatiepunt. Een fast-front overvoltage heeft een opslingerperiode van typisch 1,2 microseconden en een uitdovingstijd van 50 microseconden.
fata morganamast (nonreal pylon) - → spookmast
FCR - Frequency Containment Reserve. Roterend (draaiend) noodvermogen dat direct voorhanden is wanneer er een onbalans ontstaat op het ENTSO-E netblok. Dit is binnen tien of vijftien seconden voorhanden en staat verspreid door heel het netwerk, iedere netbeheerder neemt een gedeelte naar ratio voor zijn rekening. In heel het ENTSO-E net staat ruim 3 GW FCR-vermogen (getal 2024).
federaal ontwikkelingsplan (FDP) - Volgens Elia: het Federaal Ontwikkelingsplan is een officieel document dat bindend is voor Elia en wordt gevalideerd door de minister van Energie. Het plan definieert het investeringsprogramma waartoe de netbeheerder zich verbindt om aan de noden te voldoen. Er wordt rekening gehouden met de nood om over voldoende reservecapaciteit te beschikken en metprojecten van algemeen belang die door de instellingen van de Europese Unie op het gebied van de trans-Europese netwerken zijn vastgesteld.
FEU - Forced Energy Unavailability. In het Nederlands ONB, Onvoorzien Niet-Beschikbaar.
flat - Circuitconfiguratie voor grondkabels, wanneer de drie fasedraden naast elkaar zijn gelegd in de vorm van drie éénfasekabels. Ook wel de platte of vlakke vorm genoemd. De tegenhanger is de driehoekige configuratie, trefoil.
flens (flange) - Nette naam voor de twee benen of haaks op elkaar staande richels van een L- of hoekprofiel.
flensverbinding (buismast) (tube flange) - Opgelaste ringvormige plaat met boutgaten, al dan niet met extra driehoekige verstijvers, waarmee twee buizen in het lang aan elkaar kunnen worden verbonden als de andere buis er ook eentje heeft. Anders kan een flens ook worden gebruikt om een buis op ankerbouten vanuit een fundament te schroeven.
flutter - Van oorsprong Engelstalige term voor lijntrillen. Wordt ook in het Nederlands als zodanig gebruikt.
flying angle - → running angle
FOR - Forced Outage Rate. Verhoudingsgetal tussen de MTTR (mean time to repair) en het aantal uur in een jaar (8760).
Franklin rod - Angelsaksische term voor een bliksemafleider, maar meestal een ander type dan de opwaartse spijl of staaf van twee meter die in Europa veel wordt gebruikt. Een Franklin rod heeft meestal een bolvormig onderdeel vlak onder een scherpe punt, of het is een samenstel van een aantal staven die in alle drie richtingen haaks op elkaar staan.
frequentie (frequency, grid frequency) - Afkorting van de netfrequentie in Hertz, het aantal malen per seconde waarin de fasen elkaar afwisselen. In Europa en de meeste andere delen van de wereld is dit 50 Hertz, maar in Angelsaksische landen en plekken zoals Amerika wordt meest 60 Hz gebruikt.
frequentie-omvormer (frequency converter) - Installatie waarmee de netfrequentie van een wisselstroomnet kan worden veranderd in een veelvoud of deler van de invoedingsspanning. Wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het Duitse Bahnstromnetz (50/16,7 Hz). Zulke omvormers kunnen uit een roterende machine bestaan of uit vermogenselektronica (static).
frequentierelais (frequency relay) - Installatie waarmee vermogen automatisch kan worden afgeschakeld wanneer de netfrequentie teveel afwijkt van de rest van het gesynchroniseerde net.
Frietenlijn, de - Bijnaam van een voormalige interconnectie tussen Waterlandkerkje (Nederland) en Maldegem (België). De verbinding was een enkelcircuitlijn met buis-deltamasten die als noodkoppeling diende om Zeeuws Vlaanderen van vermogen te kunnen voorzien als de Scheldekruising een probleem had. De verbinding heeft bestaan tussen 1975 en 2021.
Frietenlijn, de - Voormalige interconnectie tussen het Zeeuws Vlaamse 150 kV-net en het Belgische netwerk, ooit aangelegd als noodmogelijkheid voor invoeding vanuit België omdat respectievelijk de 50 kV- en 150 kV-kabels onder de Westerschelde geplaagd werden door problemen. De Frietenlijn heeft bestaan tussen eind jaren 70 en 2013. Uiteindelijk vanwege grootschalige veranderingen in het Vlaamse net in onbruik geraakt en afgebroken in 2021.
FRIGEM - Friesche Gas en Elektriciteits Maatschappij. Netbeheerder die voor zijn opgaan in EDON het beheer over het Friese elektriciteitsnet tot 110 kV voerde.
G-waarde (thermal conductivity) - Getal dat de thermische geleidbaarheid van de grond aangeeft. Ofwel, hoe goed grond (zand) in staat is om warmte weg te geleiden van een grondkabel. Bij grondverbetering wordt het originele bodemmateriaal vervangen door zand met een hogere G-waarde.
gaffel (fork) - → vork
gaffelmast (fork tower) - Mastmodel. Een gaffelmast lijkt op een deltamast, maar mist de balktraverse. Het ontwerp wordt veel minder gebruikt dan een deltamast. In Denemarken zijn er een aantal lijnen met grote gaffelmasten in gebruik.
galvanisch (galvanic) - Galvanisch contact, galvanisch verbonden of een galvanisch geheel betekent het direct en geleidend aan elkaar bevestigen van meerdere onderdelen of het sluiten van schakelaars die dit ook bewerkstelligen. Een galvanisch verbonden component neemt automatisch hetzelfde potentiaal aan als de rest van het geleidend materiaal waarmee het is verbonden. In de elektriciteitswereld is een galvanisch verbinding dus een bevestiging van twee of meer componenten, circuits of zelfs hele deelnetten die dezelfde spanning hebben. Een vermogensschakelaar sluit een galvanisch contact, maar een transformator die vermogen overdraagt tussen netvlakken van twee verschillende spanningen verbindt deze twee netten dus niet galvanisch. De term is vernoemd naar Luigi Galvani, een Italiaans wetenschapper (1737-1798).
galvaniseren (galvanize) - Niet te verwarren met galvanisch verbinden. Het aanbrengen van (meestal) een laag zink op een ijzeren onderdeel door elektriciteit aan te leggen op een vloeistofbad en de ondergedompelde component, of door de component gewoon in een bad roodgloeiende zink te dompelen (thermisch galvaniseren). De laag zink vormt een opofferingsmetaal en beschermt het ijzer tegen corrosie. Wordt veel toegepast in stalen vakwerkconstructies in de openlucht, al dan niet samen met een laag verf.
gasturbine (gas turbine) - Machines waarmee een aanzienlijk deel van de elektriciteit wereldwijd en in Nederland en België mee wordt opgewekt. Een gasturbine is een motor die brandbaar gas (aardgas, syngas, biogas) in een turbine verbrandt en een roterende beweging ontwikkelt waarmee een generator kan worden aangedreven. Relatief kleine, korte exemplaren waarbij de straal hete gassen met grote snelheid achteruit de turbine wordt gestoten zodat de machine zelf vooruit wil bewegen zijn beter bekend als een turbojet, ofwel een straalmotor. Ze hebben een theoretisch maximumrendement van 36% en met name glastuinders (WKK) en piekshavers gebruiken dit soort machines. Meestal worden ze als straalmotor gebruikt om een vliegtuig mee aan te drijven (turbofan). Er zijn ook (veel) grotere en zwaardere machines die bedoeld zijn voor landgebruik en die stationair op hun plek blijven. Deze machines leveren minder stuwkracht, maar vooral rotatiekracht op een centrale as (turboshaft). Het zijn kolossale machines met de omvang van een heel huizenblok en die een topvermogen van 400 megawatt kunnen ontwikkelen. Het rendement kan bijna verdubbeld worden door achter de gasturbine een stoomturbine te plaatsen die restwarmte uitnut. Een gecombineerde gas- en stoomturbine wordt ook wel een STEG-eenheid genoemd.
GDS - Gesloten Distributiesysteem. Meestal een klantnet in privaat beheer, waar geen publieke andere klanten op zijn aangesloten. Het gaat dan om bijvoorbeeld eigennetten van chemische complexen, raffinaderijen of windparken die alleen produceren, maar soms kan het ook gaan om een groot ziekenhuis of een energiecoöperatie die op eilandbedrijf wil draaien. Voor het beheren en bedrijven van een eigennet is een ontheffing van de ACM (Autoriteit Consument en Markt) nodig.
gedraaid dubbeloog (angled double tongue) - Verbindingsplaat bestaand uit twee platte platen met een rond gat, die in een rechte hoek op elkaar zijn gezet in de lengterichting.
Geertruidenberg - Voor pylon geeks de grootste hotspot van Nederland en de vierkante kilometer met de grootste mastendichtheid van het land. Technisch ook belangrijk als een strategisch schakelstation.
geforceerde koeling (forced cooling) - Koeling voor meestal transformators door middel van een andere methode dan natuurlijke convectie of dissipatie (net woord voor 'op de wind zetten'). Geforceerde koeling kan het verpompen van olie zijn, het waaieren van lucht over radiateurs of koelblokken, en beide tegelijk. De precieze methode noemt men het koelregime.
geïntroduceerde term (introduced term) - Jargonterm die voorziet in een bepaalde aanduiding waar voordien geen passende benaming voor was in CIGRE-documentatie of andere bronnen. Vaak zijn het termen die in de community of in het werkveld zelf zijn ontstaan. Pylon geeks (het hobbygebied) zijn hier traditioneel vrij sterk in, denk aan verdrietachtiging, lijncontinuïteit, mastverrommeling of een facehugger. Ook binnen de netkaartcartografie zijn er vanzelf verschenen jargontermen te vinden, zoals een circuitkruising, een spookmast, een knijpzone of een lijnconvergentie.
geleider (conductor) - Draad waar elektrische energie doorheen kan.
geleiderafstand (conductor spacing) - afstand tussen twee of meer geleiders waarbij technisch gegarandeerd wordt dat er geen overslag kan plaatsvinden. Er zijn normen en richtlijnen voor de minimale geleiderafstanden in verschillende omstandigheden (ook weersomstandigheden) en daarin kan ook lijndansen en zwaai worden meegenomen.
gelijkstroom (direct current, DC) - Vaak als DC afgekort. Manier van elektrisch energietransport die gezien kan worden als het tegenovergestelde van wisselstroom. Bij gelijkstroom is zijn er twee draden (een plus- en mindraad of een gezamenlijke massa) waarvan de positieve draad een continu potentiaal voert ten opzichte van de andere draad of de massa. Gelijkstroom wordt in de hoogspanningswereld ook gebruikt, daar wordt het HVDC genoemd (High Voltage Direct Current). Het heeft toepassing vindt in lange zeekabels, back2back-converters, megaverbindingen van meer dan 3 GW capaciteit over lange afstand en ook in kathodische bescherming, maar nog niet in vermaasde netstructuren.
gelijkstroom(zee)kabel - Spreektaal voor een HVDC-(zee)kabel.
geluid (audible noise) - In dit geval geknetter, gebrom, gezoem of gesis veroorzaakt door hoogspanningscomponenten. Beperking van deze geluiden is niet altijd mogelijk, maar als er hinder ontstaat kunnen wel maatregelen worden genomen, zoals bromgeluid van een trafo omhoog richten in plaats van opzij.
gemottenbald (moth balling) - Term voor een productie-eenheid, asset of verbinding die op een zeker moment verlaten is, maar die bewust nog niet wordt geamoveerd met het oog op de mogelijkheid van hernieuwd gebruik in de toekomst.
generator (alternator, generator) - Machine waarin een roterende beweging wordt ingebracht en waarin die energie wordt omgezet in elektrische energie, over het algemeen in de vorm van wisselstroom. Het omgekeerde is een elektromotor. Soms kan een generator ook als een motor worden gebruikt, bijvoorbeeld in pompmeren.
geometrie (tower top geometry) - Meestal mastgeometrie. Ruimtelijke vorm waarin de circuits gedragen worden. Dit kan gelijk zijn aan de circuitvorm, maar hoeft niet altijd.
geopende schakelaar (open breaker, open switch) - Een geopende schakelaar staat uitgeschakeld en opent een elektrisch circuit, zodat er geen vermogen kan lopen.
Geperste olie (refill oil) - Ook bekend als bijgeperste olie. Olieaanvulling in GPLK-kabels wanneer een klein beetje olie lekt. Bijpersen van olie is bij een volledig intacte kabel niet nodig.
geslagen geleider (stranded conductor) - Geleider samengesteld uit meerdere dunne draden die zijn samengeslagen (oude term uit touwmakersindustrie) tot een combinatiedraad, meestal in een spiraalvorm.
gesloten (closed switch) - Een gesloten schakelaar laat stroom passeren. De schakelaar is dan ingeschakeld. Het tegenovergestelde is een geopende schakelaar, die laat geen stroom passeren.
gesloten schakelaar (closed breaker, closed switch) - Een gesloten schakelaar staat ingeschakeld en sluit een elektrisch circuit, zodat er vermogen kan lopen.
gestuurd boren (Horizontal Directional Drilling, HDD) - Techniek van oorsprong afkomstig uit de olie-industrie waarmee een horizontale boring kan worden gemaakt die ondergronds van richting kan veranderen en zo een kronkelig pad kan volgen. Deze techniek is toenemend populair om grondkabels mee te leggen in drukke of ingewikkelde omgevingen omdat gewoon onder stadswijken en rivieren door kan worden geboord zonder sleuf.
gesynchroniseerd net (synchronized grid) - Elektriciteitsnet waarbinnen alle elektriciteitsproducenten op hetzelfde moment dezelfde fasen belasten zodat alle productie synchroon loopt en het hele net op dezelfde frequentie loopt. Zie de st(r)oomcursus voor een bredere uitleg.
gewicht (weight, mass, tare) - Meestal uitgedrukt in kilo of ton. Kracht die een massa ondervindt in het aardse zwaartekrachtsveld, waarbij andere krachten zoals wind niet zijn meegenomen.
GIS - Gas Insulated Station, of Gas Insulated Switch(gear). Hoogspanningsapparatuur die niet geïsoleerd is door middel van atmosferische lucht, maar door een ander gas met sterkere isolerende eigenschappen. Meestal wordt hier zwavelhexafluoride voor gebruikt.
GIS - 1) afkorting van Geo-Information Science. Vakgebied dat informatica met geografie combineert. In de elektriciteitssector heeft het toepassingen in loadflow, opweklocaties en in de toekomst in smart grids, en we geburuiken het bij HoogspanningsNet ook voor netkaarten. 2) afkorting van Gas Insulated Station dan wel Gas Insulated Switchgear. Hoogspanningscomponenten kunnen worden geïsoleerd door lucht (AIS), maar door lucht te vervangen door een gas dat nog veel beter isoleert kan men de componenten dichter bij elkaar zetten zodat een compactere stationsopbouw mogelijk wordt. Meestal gebruikt men daar zwavelhexafluorïde voor (onbrandbaar en niet giftig), maar dit gas is een sterk broeikasgas en daardoor is het niet omstreden. Alternatieven zijn er echter amper op dit moment. GIS-apparatuur is duurder dan luchtgeïsoleerde apparatuur maar op plekken waar weinig ruimte is kan het een uitkomst zijn.
glaskapisolator (toughened glass insulator) - Het meest gebruikte type isolator op de wereld. Een subvariant van de cap-and-pin insulator, waarbij de paraplu van transparant glas is in plaats van keramiek zoals bij oudere types.
glaze - → ijzel
Gotland HVDC - Ook wel de Gotlandlink genoemd. De eerste HVDC-hoogspanningsverbinding ter wereld die expliciet voor commercieel vermogenstransport was bedoeld, in gebruik gesteld in 1954. De hoogspanningskabel verbindt het Zweedse eiland Gotland met het vasteland en hij had oorspronkelijk een spanning van 100 kV bij 20 MVA capaciteit. Inmiddels is de originele kabel door twee veel zwaardere exemplaren vervangen en ook de converters zijn gemoderniseerd, zodat van de erfenis alleen nog het Uno Lamm museum resteert. In de hoogspanningswereld geldt de Gotlandlink (en ingenieur Uno Lamm zelf) als de eerste pionier van HVDC als bruikbare hoogspanningstechniek.