Jargonboek
Vakterm? Zoek ‘m op in het lexicon van hoogspanningsjargon
N-1 - → niet-normale toestand, enkelvoudige storingsreserve
N-1 redundantie (N-1 redundancy) - Redundantie in een verbinding, net of set componenten waarbij enkelvoudige storingsreserve aanwezig is. Bij een N-1 redundante verbinding hangen er twee circuits naast elkaar, die onder normale omstandigheden per stuk nooit meer dan 50% van hun nominale capaciteit voeren, uitgaand van identieke impedantie.
N-2 redundantie (N-2 redundancy) - Redundantie in een verbinding, net of set componenten waarbij meer storingsreserve aanwezig is. Bij een N-2 redundante verbinding hangen er drie circuits in de mast, die onder normale omstandigheden per stuk nooit meer dan 66% van hun nominale capaciteit voeren, uitgaand van identieke impedantie.
N-3 redundantie (N-3 redundancy) - Redundantie in een verbinding, net of set componenten waarbij meervoudige storingsreserve aanwezig is. Bij een N-3 redundante verbinding hangen er voer circuits in de verbinding, die onder normale omstandigheden per stuk nooit meer dan 75% van hun nominale capaciteit voeren, uitgaand van identieke impedantie.
N+1 - Omgekeerde benadering van N-1, maar slechts een kwestie van naamgeving. Als er N componenten nodig zijn en er eentje extra wordt aangelegd is er sprake van N-1 veilig netbedrijf, maar het aantal componenten is dan N+1. In de praktijk wordt N+1 niet gebruikt in het netbeheer omdat de standaardsituatie vaak al vanzelf N+1 is als grondtoestand.
N=0 - Storing vanwege uitputting van redundantie of storingsreserves. Alle alternatieve mogelijkheden en storingsreserves zijn gebruikt en het is niet genoeg. N=0 wordt meteen bereikt bij uitval van een enkelvoudige component, maar zodra de redundantie in een net omhoog gaat komt dit steeds minder voor.
N=1 - Niet-redundante verbinding, net of set componenten waarbij geen enkelvoudige storingsreserve aanwezig is. Bij een verbinding volgens N=1 hangt er maar één circuit in de verbinding die vanwege het ontbreken van enige storingsreserve tot 100% van zijn capaciteit mag worden belast. Om toch storingsreserve te creëren worden zulke verbindingen weinig aangelegd en als je ze al tegenkomt in een hoogspanningsnet zijn ze vaak aanwezig in vermaasde netten zodat er alsnog alternatieve routes zijn, maar dan over een ander tracé.
natuurlijke koeling (natural cooling) - Koelmethode voor transformators, berustend op vanzelf optredende processen zonder noodzaak tot extra componenten of forcering. Meestal verstaat men onder natuurlijke koeling gewoon dat men de olie in de trafo vanzelf convectie laat doorlopen langs de kern en dan weer omlaag door ribbel of vinnen, en door de machine gewoon in de buitenlucht op de tocht te zetten verwaait de warmte.
NEN EN 50341-1 - Norm waarin van alles beschreven staat dat betrekking heeft op hoe een correcte bovengrondse lijn wordt gebouwd. De norm schrijft onder andere voor hoe hoog de draden minimaal moeten hangen en hoe groot de marges in de constructie moeten zijn voor wind, ijs en temperatuurbelasting.
NEN-normen (NEN-normatives) - NEderlandse Normenset. Set normen en regels waaraan hoogspanningsinstallaties in Nederland moeten voldoen. Zo is in de NEN-50341-1 onder andere vastgelegd hoeveel vrije ruimte er rondom geleiders en onder de draden moet zijn, hoe sterk isolators moeten zijn en waaraan bliksembeveiliging moet voldoen. De NEN-normen zijn belangrijk, maar hebben deels een slechte naam onder mastengekken: deze normen zijn ook verantwoordelijk voor dingen als stompe traversetoppen, latchway, railings, ophoging van te laag bevonden masten en verhoogde afspanophanging, allemaal dingen die het uiterlijk van een hoogspanningslijn beïnvloeden. Ook internationaal zijn ze belangrijk, zo is er de NEN-IEC 60038 waarin netvlakken worden gedefinieerd.
net (grid) - Samenbouwsel van elektrische verbindingen, componenten en aansluitingen dat tot doel heeft om producenten en consumenten van elektrisch vermogen te verbinden.
netbalans (grid balance) - Het evenwicht tussen het vermogen en de belasting op het net, simpeler gezegd de invoeding en de afname. Dit moet te allen tijde min of meer met elkaar in evenwicht zijn en de onbalans mag niet te groot worden.
netbeheerder (grid operator) - Instantie, rechtspersoon of vennootschap dat verantwoordelijk is voor het beheer van een elektriciteitsnet. Een netbeheerder kan een commercieel bedrijf zijn wanneer het een laag- of middenspanningsnet betreft. De Nederlandse en Belgische hoogspanningsnetten worden beheerd door netbeheerders die de juridische status van een quango hebben en gedeeltelijk (Elia) of geheel (Tennet) onderdeel van de staat zijn. Moderne hoogspanningsnetbeheerders hebben doorgaans een monopolie bij wet en ze zijn neutraal.
netcode (grid code) - Set gedragsregels waar leveranciers, netbeheerders en afnemers zich aan dienen te houden. Het betreft hier onder andere regels m.b.t. de maximaal toegestane belasting die mag wegvallen bij een enkelvoudige storing (100 MW-criterium) en regels omtrent de spanningskwaliteit. De controlerende instanties zijn DTe en de ACM.
netconfiguratie (grid configuration) - Aanduiding voor de opbouw en structuur van een grootschalig net. Netconfiguraties zijn bijvoorbeeld een sternet, een ringnet of een getrapt ringnet. Plaatselijke netconfiguraties voor een paar verbindingen of circuits tegelijk zijn inlussingen, aftakken, ringvorm of steeklijn/uitloper. Eilandbedrijf is een apart geval, maar in principe ook een netconfiguratie of situatie.
netcongestie (congestion) -
Ook gewoon congestie genoemd. De situatie waarbij meer vraag naar capaciteit is (zowel vraag als aanbod) dan het net fysiek leveren kan. Het gevolg is dat aangeslotenen hun productie of verbruik moeten matigen, of dat bepaalde klanten niet kunnen worden aangesloten tot het netwerk is verzwaard met grotere transformators en verbindingen met een hogere capaciteit. Het omgaan met congestieproblemen wordt congestiemanagement genoemd. In Nederland is de wettelijke situatie dat bij congestie op volgorde wordt gewerkt: wie het eerst was met een vraag om capaciteit krijgt ook het eerste ruimte wanneer een verzwaring meer capaciteit beschikbaar maakt.
nethistorie (power history) - De hobby, professie of activiteit die de geschiedenis van het elektriciteitsnet en in het bijzonder het hoogspanningsnet bestudeert. Nethistorie is een brede discipline die zich uitstrekt tot oud kaartmateriaal, tracéreconstructie, mastontwerpen en management, transportcapaciteiten, gebruik en gebeurtenissen van het net. Nethistorie voorziet tevens in het verklaren van wat we heden ten dage in de velden zien door goed te kijken naar het verleden. Het kan gezien worden als waarschijnlijk de meest uitgebreide tak binnen het hoogspanningsnet als hobby/professiegebied.
netinpassingspunt (grid connection) - Plek of locatie binnen een net of deelnet waar een nieuwe aansluiting kan worden gerealiseerd, zowel invoedend als afnemend. Met name van belang voor zware klanten (centrales, windparken, fabrieken of spoorwegvoedingen). Er zijn regels en goede gebruiken voor, die betrekking hebben op de gevraagde capaciteit. Zo dient 100 kVa te worden gerealiseerd op het laagspanningsnet als een nieuwe kabel vanuit het dichtstbijzijnde LS/MS invoedingspunt, maar 1 MVA wordt als inlussing in het MS-net gerealiseerd. En 5 MW bij voorkeur als nieuwe verbinding vanaf het dichtstbijzijnde MS-station dat dit vermogen kan koppelen. Voor hoogspanning is het maatwerk en hangt het af van wat voorhanden is in een bepaald gebied. Soms kan worden gekozen voor 110 kV in plaats van het voorgeschreven 20 kV, als er bijvoorbeeld in de wijde omtrek geen sterke middenspanning aanwezig is. In dat geval wordt een netinpassingspunt gecreëerd.
netkaart (grid map) - Kaart waarop de globale ligging van hoogspanningsverbindingen en hoogspanningsstations wordt weergegeven. Dat kan semirealistisch zijn maar ook op een meer schematische manier gebeuren, dan heet het een netschema. Soms wordt ook het aantal circuits getoond. Netkaarten kunnen afbeeldingen zijn, maar ook GIS-bestanden met entiteiten zodat de netkaart eerder de vorm van een databestand heeft. HoogspanningsNet biedt op de site een uitgebreid scala aan netkaarten van verschillende tijdperken en aanbieders en daarnaast maken we ze ook zelf.
netkaartweer (‘grid map weather’) - → graftakkeweer
netopening - Fysieke scheiding door een geopende schakelaar tussen twee verbonden, maar dus losgenomen netten van dezelfde netspanning.
netopening (grid opening) - Opening tussen twee deelnetten, meestal in de vorm van een verbinding die met opzet niet wordt gebruikt bij normaalbedrijf. Netopeningen zijn nodig om de omvang van deelnetten te beperken zodat er geen problemen ontstaan met (te) grote stromen, met doortransport of met de stabiliteit van het net. Tegelijk is de fysieke aanwezigheid en bruikbaarheid van de verbinding zelf wel gewenst om bij onderhoud, storingen en calamiteiten, of bij het veranderen van de nettopologie en het verplaatsen van de plek van de netopening, alsnog snel in dienst te kunnen nemen.
netschema (grid diagram) - Schematische weergave van een (deel van een) elektriciteitsnet met daarop aangegeven de belangrijkste circuits, stations, componenten en interconnecties. Bij meer gedetailleerde schema's zijn ook componentcapaciteiten, aardingen en rails weergegeven. Stationsschema's bevatten doorgaans meer informatie dan deelnetschema's. Het lezen ervan kan specialistisch zijn, anderzijds kan men ze ook zelf vervaardigen. Op deze site hebben we naast netkaarten ook netschema's van het Nederlandse en Belgische hoogspanningsnet.
netscheuring (system split) - Zie system split.
netsituatie (situation, grid situation) - Losse term voor de eigenschappen van een net of deelnet, of een kleiner onderdeel van een net. In grotere context kan een netsituatie een sternet, een ringnet of een getrapt ringnet zijn. Netsituaties op kleine schaal zijn bijvoorbeeld enkelcircuit, dubbelcircuit, harde of schakelbare aftak, inlussing en meelifter.
netspanning (grid operating voltage) - Nominale elektrische spanning (volt) waarop een net of deelnet is ontworpen en wordt bedreven.
netstabiliteit (grid stability) - Term kan meerdere dingen betekenen. In het algemeen wordt ermee bedoeld of het net tegen een stootje kan (ONB gaan van productie, belasting of een verbinding) en of de kwaliteit van de spanning in orde is (niet teveel harmonischen, blindstroom in orde). De stabiliteit van een verbinding is iets anders en dit speelt vooral bij lange verbindingen van 300 kilometer of meer. Veel lange verbindingen die met wisselstroom worden bedreven maken een netwerk iets minder stabiel. Zie daarvoor lijnstabiliteit.
netstation (node, local transformer) - Geen goede vertaling voor. Typisch Nederlandse aanduiding voor een transformatorhuisje of een schakelhuisje voor laag/middenspanning.
netstrateeg (grid strategist) - Iemand die zich voor zijn beroep bezighoudt met netstrategie. Staatsnetbeheerders en ook commerciële netbeheerders hebben mensen in dienst die in de gaten houden op welke manier het net moet worden aangepast om bij de tijd te blijven of om werkzaamheden mogelijk te maken zonder uitval.
netstrategie (grid strategy) - Het vakgebied dat de gunstigste benutting, ligging, belasting en bedrijfszekerheid van het net beschrijft met het oog op storingsbestendigheid vandaag en in de toekomst. Netstrategie houdt zich dus niet bezig met operationele bedrijfsvoering.
nettopologie (grid topology) - Geografisch-elektrische eigenschappen van een net of deelnet. Hoe gedraagt het net zich in de ruimte en tijd? Waarlangs lopen de grootste stromen? Waar bevinden zich zwakke punten en waar is het netwerk verbonden? Wat is de impedantie van een verbinding, kunnen er opslingeringen ontstaan? Dit soort aspecten zijn van belang in het beheer en gebruik van het net en ze vormen een basis onder softwarepakketten waarmee het net beheerd en berekend wordt.
netverliezen (grid losses) - De hoeveelheid elektrische energie die verloren gaat tijdens transport ervan. Netverlies is gedefinieerd als het verschil aan vermogen dat op het net wordt ingebracht en wordt afgenomen en de oorzaak is hoofdzakelijk weerstand van verbindingen en componenten. Netverliezen moeten zo klein mogelijk worden gehouden.
netvlak (grid level) - In principe de tweedimensionale weergave van een trap in de spanningscascade. Een netvlak is een spanningsinterval met een nominale waarde en een marge naar beide kanten, waarop een deelnet of een heel koppelnet functioneren kan. Zo'n net is dan een geografisch vermaasd net waarin meerdere stations op gelijke voet onderling verbonden zijn met telkens enkele andere gelijkaardige stations. Op zulke stations heeft de koppeling plaats met een hoger of lager netvlak. Netvlakken zijn hiërarchisch opgebouwd. In de NEN-IEC 60038 zijn de grenzen voor de intervallen van gedefinieerde netvlakken vastgelegd.
netwerk (network, grid) - Samenstelsel van verbindingen, stations, productie en aansluitingen dat samen een elektriciteitsnet wordt genoemd.
niet-normale toestand (anomalous situation) - Term die de netbeheerder hanteert om aan te geven dat er op het net iets aan de hand is dat duidelijk niet normaal is, en die om handeling vraagt zoals afroep van noodvermogen, herroeping van de marktwerking of load shedding. Minder ernstig kan ook, zoals wanneer in een deelnet of voor een los station de enkelvoudige storingsreserve niet is gewaarborgd door bijvoorbeeld gepland onderhoud (VNB). De niet-normale toestand is daarmee vergelijkbaar met rijden op je reservewiel: het werkt, het is fijn dat ie er is, maar je hebt geen tweede backup zodat het is te hopen dat het reservewiel het houdt zolang het ongemak nog duurt. In zulke gevallen wordt ook wel van de N-1 toestand gesproken. Liefst keert de netbeheerder zo snel mogelijk terug naar de normale situatie.
niet-verleenbare VNB - Net woord voor een onderhoudsknelpunt. Wanneer een verbinding of circuit niet kan worden gemist in het net vanwege bijvoorbeeld onderhoud elders, een niet-normale toestand (N-1 in gevaar) of vanwege marktomstandigheden zoals een uitgevallen centrale of teveel windproductie elders, dan kan deze niet worden afgeschakeld voor onderhoud. In zo'n geval moet het onderhoud uit worden gesteld. Dit heet een niet-verleenbare voorzien-niet-beschikbaar, uitgesproken als nietverleenbaar-VNB.
NLink - Tennet-dochter die de regie voert over de ontwikkeling van nieuwe HVDC-verbindingen.
nominaal vermogen (nameplate capacity, rated power) - Ook nominale transportcapaciteit, nominaal transportvermogen, nominale capaciteit, of voor productie, geïnstalleerd vermogen genoemd. Iedere eenheid, asset of verbinding is ontworpen op het kunnen transporteren van een zekere hoeveelheid elektrisch vermogen (uitgedrukt in MVA) en om en nabij dit vermogen is de lijn, component of eenheid het meest efficiënt. Het nominaal vermogen is niet altijd gelijk aan het maximale vermogen, en ook is soms het nominaal vermogen geen constante. De buitentemperatuur kan bijvoorbeeld de draadtemperatuur beïnvloeden waardoor een circuit uitgevoerd als luchtlijn meer vermogen mag transporteren bij koud weer, en een trafo kan vaak meer vermogen aan als het koelregime pittiger is.
nonnenkap (‘nun’s head dress’) - Vakterm voor een bepaalde vorm van kattenoren wanneer zij zich op de boventraversen bevinden, zoals het geval is bij koppelnetmasten in het Nederlandse 220- en 380 kV-netvlak. Zie ook de pagina over topconstructies. Het is spreektaal en er is derhalve geen goed Engelstalig equivalent voorhanden dat correct is.
noodlijn (emergency line, temporary line) - Tijdelijke verbinding, conform de NEN-50341-1 gedefinieerd als een strategisch ongeplande verbinding voor de duur van maximaal één jaar. In de praktijk zijn die grenzen soms wat minder hard.
noodstroom (emergency load) - Ook: stapvormige overbelasting. In feite de vrije ruimte tussen de dagelijkse trend en de momentane waarde op een zeker ogenblik, en de maximale waarde voor de stroomsterkte, begrensd door (meestal) de thermische limiet van een kabel of draad.
noodvermogen (incident reserve) - Vermogen (productiecapaciteit) dat in noodgevallen op afroep binnen 15 minuten beschikbaar moet zijn. Noodvermogen dient vooral om de invoeding van een bepaald gebied veilig te stellen wanneer een gebied of deelnet zo zwaar afhankelijk raakt van import dat de N-1 veilige maximale importcapaciteit in zicht komt. In dat geval kan er noodvermogen worden aangevraagd vlakbij de plek met de meeste belasting zodat er ter plekke meer vermogen beschikbaar komt van binnenuit het deelnet zelf. Dit is wel afhankelijk van of er geïnstalleerd noodvermogen of afroepbare extra capaciteit fysiek voorhanden is. Als er niets is dat stroom kan produceren is er ook geen noodvermogen binnen het deelnet waar het voor geldt.
normale toestand (normal mode of operation) - De toestand die op het elektriciteitsnet geldt wanneer de niet-normale toestand niet geldt. Tijdens de normale toestand dient een neutraal netbeheerder zich te houden aan het grondbeginsel van netneutraliteit. Het net bevindt zich in een normale toestand wanneer het stabiel is en er voorspelbare dingen gebeuren, zodat een enkelvoudige storing (falen van een individuele component) doorgaans zonder problemen opgevangen kan worden. Op een normaal net geldt marktwerking en is geen sprake van afroep van noodvermogen.
NorNed-kabel - HVDC-verbinding tussen Feda (StatNett) en de Eemshaven (Nederland). De verbinding is in bedrijf gegaan in 2007 en kan 700 MVA vermogen transporteren.
NPE - Nationaal Programma Energiesysteem.
Aldus het ministerie EZK (lett.): het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) beschrijft hoe Nederland op alle schaalniveaus een (toekomstig) energiesysteem maakt dat past bij een
klimaatneutrale samenleving en bij een energievoorziening die betaalbaar en betrouwbaar is.
nulalternatief (‘status quo’) - → alternatief