Jargonboek
Vakterm? Zoek ‘m op in het lexicon van hoogspanningsjargon
S - Afkortingsterm voor een steunmast, een mastpositie die draden steunt of draagt zonder lijnhoek en normaal gesproken ook zonder afspanning. Een steunmast heeft een standaardhoogte die S+0 wordt genoemd (en dus geen S=0). Is de mast verhoogd met bijvoorbeeld zes meter, dan wordt het een S+6. Verlagen kan ook, al komt dat minder voor.
sabotage - Weinig voorkomend, maar toch een kleine factor in netbeheer. Acties van anarchistische groepen gekant tegen kernenergie, van overmoedige tieners of van terroristen, meestal resulterend in kortsluitingen of het omvallen van masten. Om die reden zijn tuienmasten in Nederland verboden voor permanent gebruik en koppeltransformators worden steeds meer beschermd tegen aanvallen met drones of vuurwapens.
safety factor - Soms ook veiligheidsfactor genoemd, maar meestal als Engelstalige term gebruikt in de engineering. Rekenkundige verhouding, uitgedrukt in een percentage. Wanneer een component bijvoorbeeld is ontworpen om nominaal twintig ton gewicht te verdragen terwijl het ontwerp is getest tot vijfentwintig ton, is er een safety factor van 125%. Soms wordt het eerste 100%-gedeelte ook weggelaten, waardoor gewoon van 'een safety factor van 25%' wordt gesproken. De safety factor is geen onderdeel van eventuele overdimensie.
samengestelde staaf (compound member) - Staaf bestaande uit twee ruggelings aan elkaar vastgemaakte hoeklatten (met bouten of gelast) zodat een X-vormig profiel ontstaat. Wanneer deze zijn geschroefd houden de latten enige afstand tot elkaar door de platen die ze kruislings verbinden, zogeheten batten plates.
Saranne - Ten dele de voorganger van Tennet. Saranne was net als Tennet een quango en het bedrijf voerde tot eind jaren 90 het beheer over het koppelnet van 220- en 380 kV in Nederland.
schaarklem (busbar disconnector) - → pantograaf-railscheider
schakelen (switching) - → verschakelen
schakelstation (switch substation, grid switch) - Station waarop niet getransformeerd wordt en slechts verschakeling plaatsvindt.
schakeltuin (switching yard) - Veld met rails, vermogensschakelaars, spanningstransformators en scheidingsschakelaars die aangestuurd kunnen worden om verbindingen en componenten op een trafostation voor hoog- en tussenspanning aan of af te schakelen. Een schakeltuin ziet er vanaf een afstand vaak intimiderend en ingewikkeld uit, maar elke schakeltuin heeft een logische plattegrond.
schakelveld (switching yard) - Andere naam voor de schakeltuin, maar meestal in gebruik voor een (deel van een) los aansluitveld in plaats van voor de hele schakeltuin tegelijk. Strikt is het niet, in de praktijk zien we beide termen dwars door elkaar heen.
scheider (separator) - Schakelaar die een fysieke scheiding tussen twee componenten van een hoogspanningscircuit bewerkstelligt. Een scheidingsschakelaar gaat dus werkelijk zichtbaar open. Dit type schakelaar is doorgaans alleen als extra zekerheid bedoeld (voor als de vermogensschakelaar een verborgen defect zou vertonen) en hij is niet bedoeld om als vermogensschakelaar te kunnen dienen, behalve in noodgevallen. Daar kan wel schade bij optreden.
scheidingsschakelaar (separation switch) - Schakelaar die bedoeld is om een circuit of component fysiek te scheiden van het net door middel van een zichtbare opening. Een scheidingsschakelaar of scheider wordt doorgaans in serie met een vermogensschakelaar geplaatst als extra veiligheidsvoorziening. Een vermogen schakelen met een scheider kan alleen in noodgevallen, want het geeft schade.
scherfmuur (transformer cell) - Halfopen, U-vormig betonnen hok waarin een transformator kan worden opgesteld. Een scherfmuur heeft primair de functie om de omgeving te beschermen wanneer de trafo het begeeft of in brand vliegt, maar ook andersom wordt de trafo beschermd door andere onderdelen en/of verplaatsende voorwerpen die in de buurt komen. Extra bijgevolg van een scherfmuur is het afschermen van een deel van de geluidsproductie van de trafo, dat wordt erdoor omhoog gericht.
schetsplaat (gusset) - Ook knoopplaat genoemd. Metalen plaat met gaten die je veel aantreft in vakwerkmasten en waarmee twee of meer latten met elkaar verbonden worden.
schoonmaken (cleaning, washing) - In hoogspanningscontext meestal het wassen van isolatorkettingen en geleiders, om vervuiling te verwijderen en daarmee coronaverliezen of knettergeluiden te beperken.
schoormast (guyed tower) - Mastmodel, afwijkend van de meeste andere mastmodellen doordat een schoormast voor overeind staan kritiek afhankelijk is van tuikabels, schoorlijnen of andere vormen van trekverankering. Schoormasten zijn in Nederland niet toegestaan voor permanent gebruik.
schoorportaal (guyed H-frame) - Mastmodel. Soort van middenweg tussen een H-frame (een schoormast) en een portaal zonder schoren (die er overigens ook als een H uit kan zien). Bij een schoorportaal zitten de tuidraden alleen binnenin de constructie en wordt de constructie niet overeind gehouden door tuidraden die met grondankers buiten de mast vastzitten. De overgang tussen de ene of de andere is enigszins arbitrair, want er zijn talloze ontwerpen.
schouw (visual check) - Periodiek terugkerende klus bij hoogspanningsverbindingen om te zien of er geen problemen dreigen met bijvoorbeeld groeiende bomen, slijtende componenten of ander malheur. Een schouw kan vanuit een helikopter, vanaf de grond en tegenwoordig ook met drones gebeuren. Schouwing kan ook bij grondkabels, om te zien of daar bovenop geen gekke dingen gebeuren. Een schouw kan ook ingelast worden wanneer een circuit is getript of als er een andere reden is om het hele circuit na te lopen om bedrijfszekerheid te herstellen.
schuifverbinding (sleeved joint) - Twee buizen verbinden door een inwendige of uitwendige koker die overlap heeft met beide te verbinden buizen.
schuitje (‘little boat’) - Spreektaal voor een hangklem met uitgebogen uiteinden, vanwege de vorm van een bootje.
secundaire apparatuur (secondary installations) - Apparatuur op hoogspanningsstations die gebruikt worden om primaire apparatuur aan te sturen, maar waar zelf niet de hoogspanning (voltage) op staat. Denk aan relais, deadtank-schakelaars, de signaaldraden van spanningstrafo's en aan bewaakapparatuur.
Sediver - Huidige wereldmarktleider in fabricage van glaskap-isolators.
semi-overheidsbedrijf (quango) - → quango
SEP - Samenwerkende ElektriciteitsProducenten Nederland. De SEP was een van 1949 tot 2000 bestaand samenwerkingsverband tussen verschillende producenten en transporteurs van elektriciteit. In 2000 ging SEP op in Tennet.
separatie (system split) - Zie system split.
SEU - Scheduled Energy Unavailability. In het Nederlands VNB genoemd, Voorzien Niet-Beschikbaar.
showstopper - Vooral gebruikt als term in haalbaarheidsstudies of eerste verkenningen, voor alternatieven of onderdelen van alternatieven die een no-go opleveren. Bijvoorbeeld omdat ze reeds op voorhand bij een eenvoudige inventarisatie kunnen worden uitgesloten omdat ze te duur, te onpraktisch, te onveilig of om een andere reden onhaalbaar zijn.
signaaldraad (optical fibre) - Draad van glasvezel binnenin sommige bliksemdraden. Zie ook OPGW.
SIL - Surge Impedance Load.
skineffect (skin effect) - Eigenschap van elektriciteit bij wisselstroom. Met name bij hoge wisselfrequenties heeft elektriciteit een voorkeur om in de buitenkant van geleiders te willen blijven en matig tot niet door te dringen in de kern van de geleider, zodat de effectief benutbare doorsnede voor stromende elektronen kleiner blijft dan een zaagsnede doet vermoeden. Het skineffect is een hinderpost bij wisselstroomverbindingen, maar er zitten ook voordelen aan. Zo kan een holle geleider zoals een rail op een station zeer effectief zijn en ook een massieve geleider kan binnenin van een ander, sterker materiaal worden voorzien terwijl dat minder geleidt. Zo kan een staaldraad binnenin een aluminiumgeleider de draad sterker maken zonder dat bij wisselstroom de weerstand veel toeneemt.
slaglengte (length of lay) - Maat voor hoe strak een geslagen draad (spiraalvormig gewikkeld) is samengesteld. Hoe korter de slaglengte, hoe kleiner de spoed van de spiraal.
slapende verbinding (dormant link) - Nieuw aangelegde luchtlijn of grondkabel die om uiteenlopende redenen pas later in gebruik kan worden genomen dan zijn oplevering in theorie toestaat. In de tussentijd, een periode die varieert van enkele weken tot soms vele jaren, is een slapende verbinding meestal spanningsloos. Soms komt het voor dat de verbinding tijdelijk op (veel) lagere spanning voor een ander netvlak wordt gebruikt, of parallel is geschakeld met een andere verbinding om tijdelijk transportverliezen kleiner te maken.
sleuf (trench) - → open ontgraving
slingermal (spun concrete mold) - Mal om een slinger- of centrifugaalbetonnen paal mee te vervaardigen.
slingerverband (single or double warren) - Driehoeksverband in een torenwand die uitsluitend bestaat uit heen en weer zigzaggende latten zonder knikverkorters. Zie ook de pagina over torenopbouw.
slipklem (controlled pressure suspension clamp) - Draagklem waarin de draad is gefixeerd met bevestigingsspiralen of U-beugels zodat deze niet in de klem kan glijden. Wordt standaard gebruikt bij halfverankering.
sliplengte (slipping length) - Oorspronkelijk Engelse term voor de lengte waarin twee concentrische opeenvolgende delen van een buismast elkaar overlappen wanneer ze op elkaar worden gestapeld. Ideaal gesproken is dit minstens anderhalf maal de doorsnede van de kokervorm, gemeten aan de buitenzijde.
slow front overvoltage - Geen Nederlandse term voor in de literatuur. Overspanningspulsen veroorzaakt door ver weg gelegen schakelhandelingen of blikseminslag ver weg ergens in het netwerk. Een slow-front overvoltage heeft een opslingerperiode van typisch 250 microseconden en een uitdovingstijd van 2,5 milliseconden, maar het kan ook nog wat trager zijn.
sluiting (short circuit) - Kortere aanduiding voor een korsluiting.
SMIT SGB - Fabrikant van vermogenstransformatoren in Nijmegen. SMIT maakt onder andere koppeltransformators voor Tennet en ook voor buitenlandse klanten. SMIT geldt als een kwaliteitsleverancier, maar ook als een fabrikant die zijn eigen proces met opzet achter gesloten deuren houdt. Er zijn bijvoorbeeld geen rondleidingen of open dagen.
smoorspoel (choce coil, induction coil) - Spoel, meestal zonder kern (lucht als kern) die hoogfrequente signalen of heftige pulsen blokkeert, maar wisselstroom en zeker gelijkstroom zonder noemenswaardige hinder doorlaat. Gecombineerd met een spark gap kan een smoorspoel worden gebruikt om impulsen zoals van blikseminslag te blokkeren of in elk geval te verminderen.
SNG - Significante NetGebruiker. Volgens Tennet: elektriciteitsproducenten vanaf type B > 5 MW, transmissiegekoppelde verbruikers, beheerders van gesloten distributiesystemen en beheerders van HVDC systemen.
SNUP - Afkorting van Sporen van Nooit Uitgevoerde Plannen. Geen Engels equivalent voorhanden. Term uit het jargon van infrahobbyisme (oorspronkelijk weg- en railinfra) voor objecten of nutsvoorzieningen die niet of onvolledig uitgenut worden. Soms zal dit gedurende de levensduur van het object zelfs helemaal nooit gebeuren en zal het object permanent een SNUP blijven houden. In de hoogspanningswereld zien we SNUP relatief vaak in de vorm van een lagere bedrijfsspanning dan de ontwerpspanning. Ook onbenutte traversen, onechte combinatiemasten en grote onbenutte aansluitvelden op trafostations (soms inclusief lege trafocellen) zijn SNUPs.
SoDa-mast - Term voor een losse eenzame hoogspanningsmast in het landschap zonder geleiders en zonder andere masten (of zelfs maar zonder schijnbaar mastvak waarvan deze ooit deel uitmaakte). De mast kan een relictmast of zelfs een verplaatst exemplaar zijn, maar altijd wekt deze de indruk van 'wat doet die daar nou'. De logica is meestal zoek. De term SoDa-mast is herleid op het Duitse so da, waar het wordt gebruikt voor bruggen en viaducten (So Da brücke) die zijn aangelegd over een nieuwe snelweg, maar die nooit taluds hebben gekregen en voor niks in het landschap staan.
softenonmast (‘softenon tower’) - Onbeleefde term en identiek aan de term polio-armpjes. Spreektaalterm die door sommige pylon geeks gebruikt wordt om masten mee aan te duiden met (te) korte of opzettelijk ingekorte armen, een te korte toren of andere delen die ondergedimensioneerd zijn.
spanlengte (span length) - Afstand tussen de hartlijn (zwaartelijn) van twee steunmasten zonder lijnhoek ten opzichte van elkaar. In de praktijk verschilt de spanlengte bij een knik in de verbinding naargelang of er een binnen- of buitenbocht wordt gemaakt.
spanmast (anchor) - → afspanmast
Spanning (kracht) (stress forces) - Niet te verwarren met elektrische spanning. Kracht op een onderdeel, component of constructie, uitgedrukt in de eenheid Newton.
spanning (voltage) - Elektrische spanning uitgedrukt in volt, in dit geval meestal de bedrijfsspanning van een component (in kilovolt), de netspanning van een deelnet, of de houdspanning van een isolator.
spanningscascade (grid level hierarchy) - Het plaatselijke getrapte systeem in het elektriciteitsnet als in de boven elkaar liggende spanningsniveaus en netvlakken, bijvoorbeeld 380-110-20-10-0,4 kV. Een cascade is meestal historisch gegroeid en kan van land tot land (maar ook binnen een land) verschillen. Soms is een cascade niet of niet meer efficiënt, maar het elimineren van een overbodig geraakte stap is vaak zo'n grote operatie dat het tientallen jaren duurt en soms gewoon niet te doen is, waardoor spanningscascades historische verworvenheden zijn. Drie vaak gebruikte cascades op de wereld zijn 500-132-66-33-10 (veel gebruikt in angelsaksische landen en noordelijk Scandinavië), 380-220-110-20-10 (een van oorsprong Duits systeem) en 345-230-115-66-33-11 (in Amerika gangbaar).
spanningsdip (‘voltage hickup’) - Niet te verwarren met spanningsval. Kortdurende verlaging van de netspanning zonder dat de stroom volledig uitvalt. In feite een zeer korte brown-out. Een spanningsdip heeft vrij weinig invloed op verlichting en oudere elektromotoren, maar alles waar elektronica in zit kan er slecht tegen. Om spanningsdippen zoveel mogelijk te vermijden zijn netbeheerders gebonden aan bepaalde richtlijnen en voorschriften die ertoe dienen de zogeheten spanningskwaliteit zo constant mogelijk te houden. De aard en diepte van spanningsdippen (en de effecten ervan) kan men beschrijven met de Spijkerskromme.
spanningskwaliteit (power quality) - De mate van constantheid van de netspanning en het binnen de perken blijven van harmonische vervuiling, voor- en na-ijlen van stroom, evenwichtig gedrag op alle drie fasen en het beperkt blijven van hinder door TF-signalen. De spanningskwaliteit betreft het kleinschalige en kortdurende gehobbel van de netspanning door bijvoorbeeld het aanschakelen van grote belastingen (geeft een dipje), schakelhandelingen en vervuiling door allerlei elektronische netvoedingen die een stoorsignaal op het net geven. Grootschalig gedrag zoals lichte stijgingen en dalingen veroorzaakt door de dagelijkse gang vallen hier meestal buiten. De ACM houdt toezicht op de spanningskwaliteit en zal netbeheerders op de vingers kunnen tikken wanneer aan bepaalde criteria niet wordt voldaan.
spanningstransformator (voltage transformer) - Meestal aanduiding voor een éénfasetransformator waar geen vermogen uit wordt gehaald, maar alleen een signaal dat vervolgens meet- en bewaakapparatuur in wordt geleid. Omdat de overzetverhouding van de spanningstrafo nauwkeurig bekend is, is de spanning aan de secundaire zijde (doorgaans zo laag als echte laagspanning) een directe maat voor de spanning op een rail of een fase. Sporadisch kan een spanningstrafo ook worden gebruikt om een paar kilowatt vermogen te transformeren, zodat het in afgelegen gebieden mogelijk is om rechtstreeks op een fase een klein beetje apparatuur aan te sluiten voor bijvoorbeeld antennes. Dit wordt soms in Duitsland gedaan.
spanningsval (voltage drop) - Niet te verwarren met spanningsdippen. Spanningsval is het langzaam afnemen van de spanning (voltage) in een verbinding vanwege weerstand onderweg, waarbij de energie wordt omgezet in warmte. Spanningsval is een van de belangrijke mechanismen achter de geografische richting die loadflow aanneemt in een vermaasd net, maar te veel spanningsval duidt op een te hoog netverlies.
spanningsvastheid (‘hickup robustness’) - De mate waarin apparatuur of aansluitingen bestand zijn tegen piekspanningen of spanningsdippen zonder direct uit te vallen of in de problemen te geraken.
spanveldschema (span scheme) - Zijweergave van een of meerdere mastvakken of een hele verbinding waarbij mastposities zijn weergegeven als verticale staafjes (hoogte in verhouding) en de bovenste en onderste draden als schematische kettinglijnen, en de grond als een golvende onderlijn. Het laagste punt in de kettinglijn kan zo tegen de grond worden uitgezet en boven de masten kan met symbolen worden weergegeven of er sprake is van enkelvoudige, dubbele of afgespannen ophanging.
spanwartel (turnbuckle) - Onderdeel dat korter of langer kan worden gemaakt door aan het middendeel te draaien. Een spanklem heeft daartoe twee uiteinden met een links- en rechtsdraaiende schroefdraad. Het onderdeel lijkt sterk op de topstang zoals in de hefinrichting van een trekker te vinden is.
spark gap - Ook vonkopening genoemd. Ruimte tussen twee metalen oppervlaktes (meestal vlamboogpennen) waar zich een korte afstand lucht tussen bevindt. Wanneer het potentiaalverschil en daarmee het spanningsverschil tussen beide pennen zo groot wordt dat de lucht niet genoeg isolatie meer biedt, zal er een vonk springen tussen beide pennen. Deze heft het spanningsverschil op, waarna de vonk dooft en de hete lucht wegwaait zodat ook de isolatie tussen beide pennen zelfherstellend is. Een spark gap is een passieve component en daardoor een goedkope en betrouwbare overspanningsbeveiliging, al is het nadeel dat er een open vonk ontstaat die een ontstekingsbron kan vormen en die een knal, licht en radiostoring geeft. Subtiel is het op hoogspanningsniveau niet.
spie (key, wedge) - Ook een kiel genoemd. Scherp driehoekvormig wigvormig voorwerp gelijkend op een bijl die in een spleet kan worden geslagen als afstandshouder.
Spie (Spie (company)) - Bedrijf. Constructeur met hoogspanningskennis en een van de contractnemers in de Nederlandse hoogspanningssector, voor de aanleg en het verbouwen van hoogspanningslijnen en stations. Spie is verantwoordelijk voor enkele grote hoogspanningslijnen, zoals Oudeschip - Vierverlaten 380.
Spijkerskromme (Spijkers curve) - Ook de Spijkerscurve of het Spijkersdiagram genoemd. Diagram waarmee kan worden bepaald wat de aard en het gedrag is van een spanningsdip (kort en heftig, iets langer en minder diep, et cetera) en of dat binnen of buiten discrete grenzen en normeringen valt. Als een apparaat of aangesloten verbruiker zodanig is geconstrueerd dat zijn gevoeligheid voor spanningsdippen hoger uitkomt dan de Spijkerscurve van het net waarop deze is aangesloten, dan is de verbruiker potentieel extra vatbaar voor allerlei problemen door spanningsdippen. De Spijkerskromme is vernoemd naar ingenieur Spijkers (in 1987 werkzaam bij DSM) die deze curve beschreef om tot een oplossing te komen waarmee chemische installaties beter bestand zouden zijn tegen spanningsdippen.
spijl (rod) - → bliksempiek
split - Zie system split.
splitpen (security clip) - Borgpennetje waarmee wordt voorkomen dat een klepelpin kan loskomen of dat een moer losloopt.
splitsingsmast (three-way) - Soort mastfunctie. Hoogspanningsmast waarop twee of meer circuits uit elkaar wijken in verschillende geografische richtingen of bij elkaar komen zonder elektrisch verbonden te raken.
Splitsingswet, de (Law for separating production from transmission) - Wet waarin het splitsen van productie en transport werd geregeld, waarmee onafhankelijk netbeheer mogelijk werd. De wet (of beter, dit juridisch kader) uit 1998 staat ook wel bekend als de WON of de Nieuwe Elektriciteitswet 1998. In 2004 was het juridisch voltooid. De meeste West-Europese landen hebben eenzelfde soort constructie.
spoel (coil) - Meestal een spiraalvormige wikkeling van een geleider, al dan niet met een materiaal in de kern. Een spoel of wikkel heeft inductorwerking doordat er een magnetisch veld ontstaat als er een stroom door de spoel wordt geleid. Dat magneetveld beïnvloedt op zijn beurt de lopende stroom weer en het netto resultaat is dat een spoel zich verzet tegen iedere verandering van de stroomsterkte die erdoorheen loopt. Deze eigenschap is van groot nut in bijvoorbeeld transformators, maar ook in smoorspoelen om piekstromen te blokkeren.
spontane zelfverkabeling (spontaneous undergrounding) - Spottende term onder pylon geeks voor het omwaaien, afbreken of op een andere manier ongepland op de grond terechtkomen van de draden van een luchtlijn.
spookmast (‘nonreal tower’) - Term onder netkaartcartografen voor een mast die niet werkelijk bestaat, maar wel op de kaart staat. Misvatting van een schaduw kan voorkomen, maar veroudering van de netkaart kan ook een reden zijn, zodat bijvoorbeeld een aantal mastposities zijn verplaatst vanwege een reconstructie die nog niet op de kaart staat. Het tegenovergestelde komt soms ook voor, een mast die wel bestaat en niet op de netkaart staat.
spookverbinding (‘ghost link’) - Net als spookmast. Spontaan verschenen term voor een niet bestaande verbinding die op netkaarten toch wordt aangegeven. Het kan zijn dat de verbinding inmiddels is gesloopt, maar het kan ook voorkomen dat hij nooit is gebouwd of dat een ander object (skilift, draadantenne) voor een verbinding is aangezien.
staaf (bar, L-beam, element) - Algemene aanduiding voor (meestal) een individuele hoeklat in een mastlichaam.
staaf (member) - In dit geval, een individuele staaf onderdeel van een grotere vakwerkwand, zoals de toren of een traversebodem / trekschorenverband. Elke staaf is een lid of een member waaraan individueel of samengesteld kan worden gerekend.
staal-almelec - → AACSR
staande kortsluiting (standing short circuit) - Meestal uitgesproken als 'staand' of 'staande sluiting'. Het (korte) ogenblik tussen het ontstaan van een harde sluiting en het automatisch afschakelen ervan. In de tussentijd 'staat' de kortsluiting, waarmee een spanningsdip in het getroffen deelnet ontstaat en er enorme krachten ontstaan tussen de geleiders en componenten waarover de steeds verder toenemende kortsluitstroom loopt. De tijd waarin een kortsluiting staat moet zo kort mogelijk worden gehouden om de schade te beperken. In moderne hoogspanningsnetten is dit slechts een fractie van een seconde, maximaal 0,040 seconden is gebruikelijk.
standstill-principe - Belgisch equivalent van het Uitruilbeginsel.
static inverter - Installatie die door middel van vermogenselektronica elektriciteit van frequentie verandert of gelijkricht/wisselricht. Er zijn geen bewegende delen, vandaar de term statisch of stilstaand. Het heeft dus niks met statische elektriciteit te maken.
station (substation) - Meestal aan te duiden als hoogspanningsstation of trafostation. Plek waar één of meer hoogspanningslijnen zijn aangesloten op elkaar, op transformators of op een schakelveld bij een centrale.
station (substation) - Meestal aan te duiden als hoogspanningsstation of trafostation. Plek waar één of meer hoogspanningslijnen zijn aangesloten op elkaar, op transformators of op een schakelveld bij een centrale. Stations kunnen een schakelfunctie, convertorfunctie, transformatorfunctie of een klantfunctie hebben. In die laatste categorie betreft het vaak stations van aangesloten centrales of zware verbruikers.
stationsafkorting (station abbrevation) - Ook wel eens stationscode genoemd. Ieder trafo-, schakel- en onderstation in het Nederlandse en Deense hoogspanningsnet heeft zijn eigen afkorting om hem in het net en op circuitomschrijvingen te kunnen herkennen. De afkorting bestaat normaal gesproken uit drie letters die ieder de eerste letter van iedere lettergreep van de plaatsnaam waar het station staat vormen. Dodewaard wordt op die manier DDW en Lelystad LLS. Dit is echter niet altijd zo. Wanneer de plaatsnaam of afkorting al in gebruik is, of wanneer de plaatsnaam minder dan drie lettergrepen telt, kan er worden afgeweken van deze regel (Ede is bijvoorbeeld EDE omdat er niets anders van te maken is).
stationsafkorting (station abbrevation) - Twee-, drie- of soms vierletterige afkorting voor hoogspanningsstations, in ieder geval in gebruik in Nederland, Duitsland en Denemarken. Waar het kan wordt gekozen voor de eerste klinker van elke lettergreep tot een maximum van drie, afgesloten met de laatste letter van de naam. Station Regendorp zou dan RGP kunnen worden. Deze stelregel wordt echter losjes gebruikt zodat ook RGD mogelijk is. Er wordt doorgaans wel gekeken of een afkorting niet teveel lijkt op andere, reeds bestaande stations. Bij zeer korte namen worden ook wel klinkers opgenomen, zoals ENS (meer valt er immers niet van te maken). Tweeletterige afkortingen (Goor, GR) of vierletterige exemplaren (Hengelo Oele, HGLO) komen ook voor. De stationsafkortingen zijn samen met de circuitkleur tevens bepalend voor de circuitnamen op bebording van de verbindingen.
statische last (static load) - Niet-elektrische term. Kale krachten inwerkend op een constructie waarbij geen rekening wordt gehouden met wind, elektrische velden of trillingen.
StatNett - De beheerder van het Noorse hoogspanningsnet.
steek (insulator unit height) - Typisch Nederlandse term. Verticale lengte van een glaskap-isolator, van de klok tot de klepelpin. Omdat de isolators in elkaar haken is een geschakelde ketting korter dan de som van de losse isolators. De steek houdt hier rekening mee en deze waarde is van belang voor bijvoorbeeld de gegarandeerde ruimte onder de geleiders en toepassing van de NEN-normen.
steekaarder (rod-earthing switch) - Aarding door middel van een omhoog te klappen metalen staaf die een eindsluiter fysiek overbrugt. Een steekaarder is meestal fel opgeschilderd in roodwit (oud) of geelgroen (nieuw) en vanaf grote afstand is reeds duidelijk of hij omhoog staat of niet.
steeklijn (branch, dead-end) - Ook wel een uitloper genoemd. Enkelvoudige of redundante hoogspanningsverbinding die de enige verbinding vormt met een of meer stations. Een steeklijn op de netkaart ziet eruit als een tak of een uitloper die geen onderdeel is van een ringvorm en die los het landschap in steekt. De term steeklijn is van oorsprong Vlaams, maar ook in Nederland is het de meest gebruikte aanduiding.
steeltje (transformer connected as an antenna) - Ook: antenne. Als in: transformator op een steeltje. Term voor een trafo die rechtstreeks op een circuit is aangesloten zonder schakelmogelijkheden en vaak ook op enige afstand daarvan. Soms is wel een scheider of heel soms zelfs een vermogensschakelaar opgenomen, maar omschakelen kan nooit. Schakelt men het circuit uit, dan staat de transformator meteen in zijn hemd. Trafo's op steeltjes zijn vrij gebruikelijk als step-up machines bij centralecomplexen, maar in het publieke hoogspanningsnet zien we ze hoofdzakelijk alleen als klantaansluitingen of provisoria.
STEG (CCGT) - SToom En Gasturbine. Combinatie van een stoomturbine en een gasturbine. In een gasturbine wordt aardgas, syngas of biogas verbrand om mechanisch vermogen te ontwikkelen op de as van de turbine. Wanneer er direct achter de gasturbine ook een stoomturbine wordt geplaatst kan men een belangrijk deel van de restwarmte nuttig gebruiken om het rendement van de machinecombinatie te verhogen. Bij zeer grote STEG-eenheden is een vermogen tot zo'n 500 MW mogelijk. STEG-eenheden zijn verantwoordelijk voor het grootste deel van de thermische elektriciteitsopwek in Nederland. In België is dat nucleair.
stelmal (template) - Houten en metalen stelsel van bekistingsplaten en bevestigingsklemmen waarmee poeren of gegoten betonnen onderdelen op de juiste afstand van elkaar kunnen worden gemaakt en kunnen uitharden.
step-up transformer - Ook: opspantrafo. Transformator die in principe bedoeld is om maar één richting op te kunnen werken, namelijk het optransformeren van spanning. Step-up trafo's zijn vrijwel uitsluitend te vinden in grootschalige productie-eenheden zoals centrales, stuwdammen en sommige converterstations. Het tegenovergestelde (de step-down trafo) wordt in de praktijk niet zo genoemd omdat een step-down trafo meestal ook als step-up kan worden gebruikt. Uitsluitend step-up is daardoor typisch iets voor productie-eenheden.
sternet (radial net) - Niet te verwarren met een sterschakeling of een sterpunt. Netstrategische opmaak of plattegrond van een net. Een sternet werkt met straalvormige uitlopers vanuit een centraal station. In een sternet kan geen probleem ontstaan met doortransport, maar als er een storing ontstaat valt een hele tak uit zonder eenvoudige kans op herstel via een omweg.
sterpuntsaarder (neutral point earthing) - Aarding (losneembaar) van het sterpunt van een driefasennet.
steunisolator (post insulator) - Isolator die een draad staand ondersteunt, dus dragend in plaats van hangend. Meest in gebruik bij middenspanning en op trafostations.
steunisolator (standing insulator) - Isolator bedoeld om staand dienst te doen, deze draagt de fasedraad bovenop.
steunmast (row pylon) - Ook draagmast genoemd. Hoogspanningsmast die de draden draagt (meestal hangend, soms staand) wanneer er geen bocht gemaakt wordt. Op een steunmast wordt nooit rechtstreeks afgespannen, wel kunnen halfverankering, V-ophanging en tetraëderbevestiging voorkomen. Hangende afspanning kan wel worden toegepast.
stiep (pedestal) - Betonnen fundatieblokken die boven de grond uitsteken en waarin zware bouten zijn ingegoten. Onder de grond bevindt zich een plaat of fundatie, er bovenop kan een stalen mast worden opgeschroefd.
stierenhoorns (bull horns) - Weinig gebruikte aanduiding voor kattenoren of een nonnenkap.
stierenkoppen (‘bull heads’) - Binnen de sector soms gebruikte bijnaam voor driecircuit-deltamasten van het type zoals in het westen van het land en tussen de Flevocentrale en Harderwijk en Hattem gebruikt worden in het 150 kV-net.
stift - Het blank metalen deel dat vanuit een eindsluiter de lucht in steekt en waarop een ongeïsoleerde draad kan worden vastgemaakt met een klem of persmof.
stobiepaal (stobie pole) - Mast van beton, ingegoten tussen stalen hoekprofielen aan de hoeken van de buitenzijde. Stobiepalen (vernoemd naar de ingenieur) zijn niet algemeen en ze lijken nog het meest op een bijzonder uitgerekte stelconplaat.
Stockbridge-demper (Stockbridge damper) - Ook trillingsdemper genoemd. Klein voorwerp dat op een hondenbot lijkt en dat in sommige fase- en bliksemdraden wordt aangebracht om lijntrillen te verminderen. Stockbridge-dempers zijn vernoemd naar de bedenker en ze zijn altijd een beetje asymmetrisch, al valt dat niet op vanaf de grond.
stompe traversetop (blunt arm) - Traverse die niet in een spitse punt eindigt tussen de bodemplaat en de trekschoor, maar waar op het uiteinde een afknotting zit met een klein driehoekje. Stompe toppen zijn toenemend populair in zware vakwerkmasten in de laatste decennia, maar ook langer geleden werden ze al toegepast. De reden om een stompe top aan te brengen in een mastenfamilie of mastontwerp kan technisch zijn of door normen worden ingegeven, en vaak is het beide tegelijk. Een stompe top is beter bestand tegen torsiekrachten wanneer er oneven belasting is (typisch voor hoek- en afspanmasten bij de montagefase) maar ook elimineert het de noodzaak tot railing of preekstoelen op de traversetop omdat de monteur tot in de top netjes een handgeleiding heeft.
stoomturbine (steam turbine) - Turbine die stoomdruk gebruikt om een roterende beweging te ontwikkelen. Stoomturbines vormen (met uitzondering van gasgestookte centrales) in iedere thermische centrale de brug tussen hitte en beweging. Door hitte te genereren, nucleair of door chemische verbranding, wordt water gekookt tot stoom. Deze stoom onder hoge druk brengt een turbine in beweging. De roterende beweging drijft vervolgens een generator aan. Stoomturbines kunnen zo groot gemaakt als nodig is en er zijn zware eenheden in kolencentrales en kerncentrales die meer dan 1000 MW kunnen genereren.
storing (outage, no service, malfuncton, blackout, down) - Onderbreking van de stroomlevering.
Straaltoren (communication tower) - Ook communicatietoren. Hoge toren op oudere grote trafostations die tot doel heeft om communicatie met andere trafostations mogelijk te maken. Tot halfweg jaren 80 gebeurde dit met radiosignalen via straalverbindingen, maar sinds die tijd gebeurt dit steeds vaker via glasvezelverbindingen in de bliksemdraden van de hoogspanningslijnen zelf. Communicatietorens worden tegenwoordig niet meer gebouwd en de aanwezigheid ervan kan een indicatie zijn voor de leeftijd van een trafostation.
straatje (‘short row’) - Nu en dan gebruikte aanduiding voor een korte rechtstand, meestal bij kleine mastontwerpen.
stroomtransformator (current transformer) - Meestal aanduiding voor een éénfasetransformator waar geen vermogen uit wordt gehaald, maar alleen een signaal dat vervolgens meet- en bewaakapparatuur in wordt geleid. Een stroomtrafo geeft een signaal dat een rechtstreekse relatie heeft tot de stroomsterkte op een rail of een fase, zodat meetapparatuur zicht houdt op wat er aan vermogen loopt zonder in rechtstreeks contact te hoeven staan met het vermogen zelf.
stuikdruk (bearing stress) - Weerstand van een bout tegen afschuiving.
subconductor - Verwarrende Engelse term voor een losse geleider in een bundelgeleider. Meestal wordt dus een draad (gewikkelde of geslagen kabel) bedoeld die met een of meerdere identieke draden tot een bundelgeleider wordt gemaakt en die met bundelafstandhouders bij elkaar wordt gebonden, om zo één fase of één pool te vormen. Verwarrend is dat ook losse geleiders (als in: massieve draden) kunnen worden samengevlochten of geslagen tot een gebundelde geleider die we normaal (een) kabel noemen.
supergeleiding (superconduction) - Elektriciteitsgeleiding zonder weerstand. Belofte voor toekomstige elektrische componenten, maar de temperaturen en ingewikkelde keramische materialen waarmee dit lukt zijn buitengewoon lastig te hanteren in betrouwbare netcomponenten zodat supergeleiding tot nu toe een kleine nichemarkt is gebleven. Er is geen kijk op grootschalige toepassing en al helemaal niet in luchtlijnen.
survival speed - Engelse term voor de uiterste windsnelheid waarbij een constructie dient te blijven staan. Meestal is de survivalspeed de windsnelheid waarbij ook de veiligheidsfactor is uitgenut, zodat het enige wat bezwijken voorkomt een eventuele extra, maar niet inberekende overdimensie is.
SVK - Svenska Kraftnätt. De beheerder van het Zweedse hoogspanningsnet.
symmetrisch torenverband (syjmmetric bracing) - Toren van een vakwerkmast waarbij alle vier zijden identiek zijn en hun aangrijpingspunten van kruis- of slingerverbanden op dezelfde plek hebben.
system split - In het Nederlands een netscheuring of separatie genoemd, maar die term wordt weinig gebruikt. Gevaarlijke gebeurtenis die kan optreden in grote koppelnetten, hoofdzakelijk in het Europese 380/400 kV koppelnet. Wanneer een station of verbinding uitvalt worden de omliggende verbindingen zwaarder belast. Valt er nog een uit, dan worden de overblijvers nog zwaarder belast. Dit kan leiden tot een cascade van uitklappende verbindingen die opzij begint te groeien tussen een gebied met grootschalig vraag en grootschalig overproductie. Deze scheuring in het net zal zijwaarts naar twee kanten groeien tot de kustlijn of een landgrens van het gesynchroniseerde blok is bereikt. In een halve minuut kan dit leiden tot het uiteenvallen van het netblok in twee of meer subgebieden zonder koppeling, waarvan een overproductie heeft en de andere onderproductie. In het laatste gebied treedt dan uitval op. Dergelijke storingen zijn zeldzaam maar berucht omdat ze miljoenen mensen en hele landen op zwart kunnen zetten en alles terug in werking krijgen kan wel een dag duren.