Jargonboek
Vakterm? Zoek ‘m op in het lexicon van hoogspanningsjargon
K-factor - Volgens Tennet: Netconstante. De reactie van het systeem (productie en belasting) op een frequentieverandering, uitgedrukt in de formule K= delta P/delta F. De grootte van K is een
maat voor de grootte het totaal gekoppelde productie vermogen in het betreffende gebied. Met enig inlevingsvermogen op te vatten als de traagheid van het elektriciteitsnet.
K-verband (K triangulation) - Manier van torenbouw in een vakwerkmast. Een K-verband lijkt op een gangbaar kruisblokkenverband, maar nu telkens per blok met een vlakke bovenzijde zodat het verband van opzij telkens lijkt op gekantelde hoofdletters K.
kabel (cable) - 1) verkorte aanduiding voor een grondkabel. 2) in meervoud een eigenlijk maar kantjeboord juiste aanduiding voor de draden of de geleiders van een luchtlijn ('kabels'). Liever gebruiken we bij luchtlijnen draden, of in andere gevallen de fasen of de geleiders.
kabeltype (cable type, cable specification) - Set parameters die tezamen de eigenschappen van een grondkabel bepalen. Het betreft bijvoorbeeld de opbouw (eenfase of driefasen) het geleidermateriaal, het type isolatie, de zogeheten rating (spanning, stroomsterkte, maximaal toelaatbare temperatuur) en de fysieke afmetingen. In tegenstelling tot luchtlijndraden, die naast een technische naam vaak Engelstalige vogelnamen zoals Grackle of Bobolink als roepnaam hebben, geldt voor grondkabels dat ze meestal alleen een onuitsprekelijke technische naam hebben zoals YMeKrvaslqwd12/20kV-1x800mmAlrm + as 35. Ontcijfering vereist enige inhoudelijke kennis van zaken.
Kabelwiel (cable pulley) - Ook loopwiel genoemd. Aluminium wiel met een groef, enigszins gelijkend op een fietswiel zonder band eromheen. Deze worden gebruikt om geleiders in en uit de masten te lieren tijdens bouw- en sloopwerken. Een loopwiel lijkt kleiner dan hij is, per stuk wegen ze een kilo of dertig.
kabelzetting (strand setting) - Het enigszins uitzakken en in de vorm zakken van een hoogspanningsdraad na aanbrengen totdat de eindsituatie is bereikt, waarin de draad nog slechts een klein beetje of niet meer uitzet tijdens zijn decennialange levensduur.
kap (skirt, hood, cut) - 1) Beter gekend als glaskap. De glazen schotel die zich rondom een glaskapisolator bevindt en tot doel heeft de kruipafstand zo groot mogelijk te maken. 2) Nederlandse term voor een uitgesneden of weggezaagd deel uit een hoekijzer (L-profiel) wanneer een ander profiel kruist of wanneer er een boutverbinding met drie of meer hoekijzers tegelijk moet worden gemaakt. Ook wel een uitkap of uitkapping genoemd.
kap- en klepelisolator (cap-and-pin-insulator) - Beleefde term voor een d.m.v. kap en klepel geschakelde isolator, zoals glaskapisolators maar ook bepaalde types keramische schijfisolators.
kat (delta tower) - Mastmodel. In officiële documenten meestal een deltamast geheten. In zijn simpelste uitvoering een toren die in een gaffel splitst en waar een balktraverse in hangt. Daar worden dan drie draden aan gedragen, waarbij eentje in het midden door een omsloten gat loopt. De naam kat is al oud en komt in meerdere talen terug ('chat'), deze naam is te danken aan de gelijkenis aan een (driehoekige) vorm van een kattenkop met twee oren en een snor. Zowel kat als deltamast is in principe correct.
kattenoor (‘cat ear’) - In sommige toepassingen ook gekend als een nonnenkap. Recht opzij, schuin omhoog of soms vrijwel recht omhoog stekende uitkragingen op de bovenste traversen van sommige steun- en hoekmasten waarop de bliksemdraden vastzitten en die de bovenzijde van de hoogspanningsmast het uiterlijk van een kattenkop met twee oren of een soort kroon geven. Horizontale of zeer platte kattenoren worden soms ook een bliksembok genoemd. De overgang van het een op het ander is niet scherp en soms ietwat subjectief.
KCD - Tegenwoordig: Investeringsplan. KCD staat voor Kwaliteits- en CapaciteitsDocument, op te vatten als de voorganger van het huidige tweejaarlijkse investeringsplan. Lijvig document dat door Tennet en ook door een aantal regionale netbeheerders periodiek werd uitgegeven en waarin de huidige staat, knelpunten, toekomstplannen en aanpassingen aan het net worden beschreven. KCD's, actueel en verouderd, bevatten zeer veel getallen en andere nuttige inzichten zodat pylon geeks er dol op zijn. Op deze site is een ruim archief aanwezig van huidige en verouderde investeringsplannen en KCD's.
KCD - Kwaliteits- en CapaciteitsDocument, de voorganger van de huidige periodieke investeringsplannen van de netbeheerders. Van dit soort documenten hebben we een uitgebreid archief op deze site.
KCP - → KCD, Investeringsplan
KEMA - Bedrijf met een ingewikkelde geschiedenis met in de laatste decennia een paar naamsveranderingen, overnames en uiteindelijk bijna een herstel van de situatie. KEMA was vroeger vooral bekend van het keuren van elektrische apparaten voor de markt ('KEMA-keur') en van kortsluitproeven in een vermaard laboratorium, maar dat tegenwoordig is KEMA ook actief als een ingenieursbedrijf dat door netbeheerders wordt ingehuurd om hoogspanningsconstructies te ontwerpen en door te berekenen. KEMA zetelt op Mariëndaal en aan de Rijn in Arnhem.
keramische isolator (ceramic insulator, post insulator) - Type isolator, meestal staande uitgevoerd, maar er zijn ook hangende exemplaren. In die laatste toepassing zijn ze sinds de jaren 60 verdrongen door glaskapisolators en later kunststof isolators.
keraunic level - Engels wetenschappelijke term voor hoevaak het ergens onweert. Van belang voor bliksembescherming en eventuele verstoringen van hoogspanningslijnen. Keraunos is de oude Griekse god van het hemelvuur.
kettinggetal (catenary parameter) - Ook: kettingnummer, kettingwaarde. Getal dat aangeeft hoe strak een hoogspanningsgeleider is opgehangen zodat de zeeg berekend kan worden.
kettinglijn (catenary) - De vorm die hangende hoogspanningskabels beschrijven. Meestal wordt gedacht dat de kabels een zuiver cirkelsegment of een parabool maken, maar in werkelijkheid wijkt de vorm licht af van een cirkelboog of parabool. Dat lijkt een futiliteit, maar de zeeg wordt op het laagste punt gemeten en met name bij crossings of grote afstanden wijkt de kettingboog merkbaar af van een cirkelboog en ook van een parabool.
kettingparameter (catenary sag constant) - Getal (wiskunde) dat een maat geeft voor de kettinglijn. Van belang voor zeegberekening.
Kiessling et al. - Voluit: Overhead Powerlines - design, planning, construction door Dr. Prof. Friedrich Kiessling et al. Lijvig boekwerk van 759 pagina's dat bouw, planning en ontwerp van bovengrondse hoogspanningslijnen behandelt en dat geldt als een van de beste naslagwerken voor iedereen die daarmee te maken heeft, waaronder ook deze website en dit jargonboek. ISBN 3-540-00297-9, Springer, 2003.
kikkerklem (come-along clamp) - Gereedschap waarmee een kabel (geen geleider, maar een gidslijn) kan worden afgespannen. Hoe groter de trekkracht, hoe vaster de klem wordt, maar als de trekkracht verdwijnt is de klem meteen weer los te maken. Inklemming van geleiders in een kikkerklem kan leiden tot schade aan de mantel of breuk van een carbonvezelkern. De naam is te danken aan een hefboom die buiten de klem uitsteekt in de vorm van de achterpoot van een kikker.
kilovolt - 1000 volt, afkorting 1 kV. Grootheid die gebruikt wordt om hoge voltages (tussen 1000 en 1.000.000 volt) mee af te korten.
kilowatt - 1000 Watt, afgekort 1 kW. Vergrotingsfactor van de Watt, die zelf te klein is om de aanzienlijke elektrische energie in elektriciteitsnetten mee aan te geven. Kilowatts zijn vaak ook nog te klein, in de praktijk treffen we veel mega- en gigawatts aan (MW of GW), een factor miljoen of zelfs miljard (Europees miljard, geen billion).
kissing conductors - Geen duidelijk Nederlands equivalent. Wordt gebruikt als twee fasedraden die niet tot hetzelfde circuit behoren elkaar naderen of raken. Soms geeft dat een cross-county tweefasensluiting, maar als de beide draden zich in een redundant bedreven, parallel benutte verbinding bevinden en het is toevallig dezelfde fase, dan hoeft er in principe weinig te gebeuren. Wel is het een teken van een buitengewone gebeurtenis met extreem weer of een ontwerpfout in dans-ellipsen.
klant (customer) - Aansluiting van een commercieel, privaat of particulier rechtspersoon (meestal gewoon een bedrijf, fabriek of quasi-overheidsinstelling zoals een gemaal) direct op het elektriciteitsnet, waarbij de aansluiting van de klant en zijn station privaatbezit zijn, of in ieder geval niet van de netbeheerder zijn. Sommige klantaansluitingen kunnen ook productie aanleveren (afhankelijk van hoe de processen die dag draaien en of er storingen zijn), maar wanneer er alleen maar productie plaatsvindt zoals bij centrales en windparken wordt de aansluiting aangeduid als invoeding. Een station van een klant wordt niet verrassend een klantstation genoemd.
klantaansluiting (customer) - Term voor de fysieke aansluiting op het hoogspanningsnet van een derde partij. In principe is ook een producent een klant, maar meestal wordt de term gebruikt voor een afnemer.
klantstation (customer station) - Midden- of hoogspanningsstation in bezit van een derde partij.
klappen (to short out) - Spreektaal, meestal wordt gekozen voor de vakterm trippen.
klappen (to trip) - Enigszins lomp synoniem voor trippen na een kortsluiting. Klappen of uitklappen wordt uitsluitend nu en dan als spreektaal gebruikt.
kleerkasten - Bijnaam onder pylon geeks voor de brede hoogspanningsmasten van de 380 kV-verbinding Geertruidenberg-Eindhoven (de kleerkastenlijn).
klemblok (cable clamp) - Aluminium blok waarin een geleider kan worden aangeklemd zonder deze te onderbreken. Worden gebruikt in afspanmasten, aan de onderzijde kan de geleider dan met minder mechanische spanning in een bretel worden geleid.
klepelkoppeling (ball coupling) - Isolators die als schakelbare elementen met een klepelvormige pin in een uitsparing in de kap van de volgende isolator vallen. Dit is de meest gangbare methode om glaskapisolators te schakelen.
klepelpin (cap-and-pin) - Onderdeel waarmee een glaskap-isolator aan de klok of het slot van een volgend exemplaar wordt geschakeld.
klimbout (step bolt) - Uitsteeksels die aan de randstaven van het mastlichaam gemonteerd kunnen worden en die gebruikt worden om in de mast te klimmen.
klimhaak (step bolt) - Klimbout met een gebogen uiteinde.
klimplaat (echelon) - Opgeschroefde of soms opgelaste haak, beugel of uitstekende plaat waar men aan kan pakken of op kan staan om een randstaaf te beklimmen.
klimwering (anti-climbing guard) - Prikkeldraad, tanden of een ontbrekend stuk ladder waarmee inklimmen wordt ontmoedigd. Dit verschilt sterk per land. In België zijn tanden gangbaar, in Engeland zijn alle mastvoeten van prikkeldraad en uithouders voorzien en in Nederland is er gewoon geen enkele maatregel getroffen, zodat er iets geldt als 'gewoon niet doen, mag niet'.
klinknagel (rivet) - Metalen pin die gloeiendheet in een gat wordt gestoken en daarna aan een of beide zijden plat wordt geslagen terwijl deze afkoelt. Populair in de 19e eeuw toen lassen nog erg ingewikkeld was en bouten erg duur waren. Inmiddels worden klinknagels al heel lang niet meer toegepast, maar in zeer oude mastconstructies met prefab delen kan je ze nog aantreffen.
klok (cap, slot) - Bovenkant van een glaskap-isolator waarin een klepelpin kan worden gehaakt.
klokgetal (phase sequence) - Methode waarmee de drie geleiders van een midden- en hoogspanningscircuit in hun ruimtelijke configuratie aan de mast of traverse getoond worden (en ook bij enkelfasige grondkabels), of waarmee de uitgangen en fasehoekverdraaiing van een transformator geduid worden. Klokgetallen liggen altijd éénderde uit elkaar, zo kan je 4 - 8 - 12 treffen, 2 - 6 - 10, of in theorie ook 1 - 5 - 9, maar nooit dingen als 1 - 3 - 6 - 9.
knetteren (fuzzing, sizzling) - Geluid dat door hoogspanningsverbindingen gemaakt wordt en dat met name met vochtig of mistig weer te horen is bij zwaardere verbindingen. Het geluid wordt veroorzaakt door kruipstromen, maar ook door magnetostrictie en corona-effecten. Over deze geluiden hebben we de knetterpagina.
kneusje (‘whimpie’) - Term onder pylon geeks om een opvallend verlaagde mastpositie mee aan te duiden (S-4 of nog lager). Vanwege zijn lage hoogte wekt een dergelijke mastpositie een beetje een klunzige, sneue indruk tussen zijn langere soortgenoten. Verlaagde masten worden zelden solitair gebruikt, dan zien we ze eigenlijk uitsluitend wanneer er gebukt moet worden onder een andere verbinding door, maar in een heel mastvak komen we ze wel eens tegen bij vliegvelden of andere plekken met hoogterestricties.
kniksteun - → knikverkorter
knikverkorter (redundant member) - Korte staafjes in de torenwanden die de randstaaf versterken door de potentiële knikafstand te verkleinen.
knip (cut-in) - Ook inknip. Manier van onderbreking van bestaande circuits. Een knip is een plek waar een bestaand circuit is onderbroken om een later gebouwde inlussing of een nieuw ingeknipt station aan te sluiten. Geknipte verbindingen verraden vaak nog door hun niet gewijzigde mastnummers dat de situatie vroeger anders was.
knoopplaat (gusset, truss gusset) - Ook schetsplaat genoemd. Metalen plaat met gaten voor bouten waarmee twee of meer latten of staven van een vakwerkconstructie aan elkaar verbonden worden.
knooppunt (node) - Plek in een vakwerkmast waar drie of meer staven samenkomen. Meestal wordt hier een knoopplaat of schetsplaat gebruikt.
knuppelisolator (rod insulator) - Verouderde term (alleen nog in het CIGRE-handboek) voor een langwerpige keramische isolator met stijve opbouw die geschikt is voor staand dragen van een draad of rail.
koelregime (cooling method) - In het geval van elektriciteit: meestal de manier waarop een transformator wordt gekoeld. Passieve methodes zoals ONAN (oil natural air natural) betekenen dat de machine gewoon op de wind staat en door convectie zijn warmte kwijt kan. Actieve methodes zijn er ook, waarbij de olie of zelfs de lucht geforceerd door koelblokken wordt gepompt en geblazen (OFAN, ONAF, OFAF). Sommige trafo's kunnen met meerdere koelregimes werken, waarbij afhankelijk van de vraag de forcering aan springt.
kokermast (tubular pylon) - Ander woord voor een buismast.
Konti-Skan - Oude (1965) maar nog steeds belangrijke HVDC-hoogspanningsverbinding tussen Jutland en Zweden.
kookpiek (early evening demand maximum) - (De) kookpiek is het moment met de hoogste elektriciteitsvraag van het etmaal in koude(re) klimaten. Deze valt tussen 1700 en 2000 uur. De hoogste exemplaren tref je in de winter op dagen met een koude oostenwind en bewolking zodat het sneller en dieper donker raakt in de vooravond. De piek dankt zijn naam aan de elektrische fornuizen die we aanzetten om het avondeten op te koken.
koperen plaat (‘copper plate’) - Opvatting in netmodellen, wanneer een land of gebied wordt gezien als één enkel net zonder interne transportbeperkingen, waardoor het binnen het gebied (de koperen plaat) niet uitmaakt waar een producent of verbruiker zit. Een 'koperen plaat' kent dus alleen transport aan de randen (import en export) en een interne markt van vraag en aanbod. Ook het gebied buiten aan de randen van een netblok kan soms als koperen plaat worden gemodelleerd, zodat bijvoorbeeld import en export mogelijk is in het model tot aan het technische maximum van de interconnectors, zonder rekening te hoeven houden met beperkingen die in de praktijk ook aan de andere kant van de grens van toepassing kunnen zijn.
kopermenie (copper primer) - Verf die in sommige landsdelen op hoogspanningsmasten zit in plaats van de meer gebruikelijke zinkmenie. Kopermenie is met name in Friesland en Utrecht gebruikt en kenmerkt zich door een lichtgroene kleurzweem.
koperverliezen (copper losses) - Verlies van vermogen in koperwikkelingen van transformators (de energie wordt omgezet in warmte).
koppelnet (toplevel grid) - Term om het 220- en 380 kV-net te onderscheiden van het 150- en 110 kV-net. Een andere term hiervoor is het hoofdtransportnet.
koppelnet (toplevel net, top grid) - Een koppelnet is een elektriciteitsnet bestaande uit een vermaasd stelsel van verbindingen en gelijkwaardige stations dat meerdere netten van lagere orde (met doorgaans een lagere spanning) verbindt en daarmee op een paar strategische punten deze netten via een hoger netvlak verbindt. Vanuit een onderliggend netvlak is een koppelnet de verbinding met de rest van de wereld, maar een koppelnet kan op zijn beurt ook weer een deelnet zijn van een nog hoger koppelnet dat daar weer boven ligt. Zie ook spanningscascade, of neem een kijkje in de St(r)oomcursus.
koppelveld (coupling bay) - Veld op een hoogspanningsstation waarmee twee rails kunnen worden gekoppeld of verbonden. Er zijn dwars- en langskoppelvelden, en normaal gesproken staan koppelvelden geopend (niet gekoppeld).
kortsluiting (short circuit) - Elektrisch contact tussen twee of meer fasen, of tussen een of meer fasen en de aarde, zonder door de belasting te lopen. Kortsluiting is vrijwel altijd ongewenst, behalve in zeer specifieke gevallen zoals bij speciale transformators die gebruikt worden bij smelt van aluminium of schroot.
koudgezet profiel (bent profile) - Profiel, doorgaans een L-profiel en soms een U-profiel, dat gemaakt is door een stalen plaat op kamertemperatuur in een hoek te knikken over de lengteas. Een koudgezet profiel heeft een ietwat ronde rug, maar meestal scherpe flensranden. Wordt minder gebruikt dan heetgewalste profielen.
kous (sock) - Soort ommanteling die om de geleiders van een fasedraad getrokken kan worden (hij kan er van buitenaf omheen gevlochten worden) en waarin de fasedraad beschermd vast hangt in een schommel of draagbeugel.
kruipafstand (leaking) - De afstand die lekspanning over de buitenkant van de isolators moet afleggen om het mastlichaam te bereiken. Deze afstand moet zo lang mogelijk gemaakt worden om transportverliezen en hinderlijk geknetter te minimaliseren. Rillen aan de onderzijde van glaskapisolators en coronaringen zijn twee manieren om kruipstromen te beperken.
kruipstroom (leakage) - Ook lekstroom. Het weglekken van stroom over de buitenkant van de isolators. Kruipstroom dient minimaal gehouden te worden.
kruipweg (creepage path) - Afstand in strekkende centimeters die lekstroom over de buitenzijde van een isolator moet afleggen om deze te passeren.
kruisblokkenverband (lozenge triangulation) - Torenverband dat is gebouwd met kruisblokken die per vier tegelijk in een vierkant de vorm van vier tetraëders opspannen. Kruisverbanden hebben een horizontale lat in het midden van het kruis en beschikken bij grotere masten over knikverkorters. Dit is de meest gangbare constructiewijze in Nederland.
kruising (crossing) - Oversteek van een hoogspanningslijn met een infrastructureel object of met een waterlichaam. Er worden twee aanduidingen gehanteerd die uitwisselbaar zijn, kruising en crossing. Meestal spreken we van een kruising als er met twee verhoogde masten een infrastructureel object of een waterlichaam wordt overspannen, terwijl crossing eerder wordt gebruikt wordt bij spectaculaire, zeer grote kruisingen of wanneer er meer dan twee verhoogde masten achter elkaar nodig zijn om een breed waterlichaam over te steken.
kruisplatform (torsion platform) - Ook een torsieverband genoemd. Horizontaal vlak of verband in een vakwerkconstructie die voorkomt dat een toren kan wokkelen of inklappen. In hoge ranke masten worden meerdere zulke torsieverbanden boven elkaar toegepast.
kunststof isolator (composite insulator) - Type isolator gemaakt van een stijve staaf glasvezels en een siliconenmantel. Kunststof isolators wegen veel minder dan glaskappen, maar ze moeten wel op maat worden gemaakt en aangeleverd.
kV - Afkorting van kilovolt.
kW - Afkorting van kilowatt.