Jargonboek
Vakterm? Zoek ‘m op in het lexicon van hoogspanningsjargon
T - Letter kan op veel manieren terugkomen, maar in de mastenbouw is het een afkorting voor Trekmast. Heeft de trekmast een lijnhoek (dat kan), dan wordt hoekmastjargon gebruikt als achtervoegsel. Zo kan er sprake zijn van een TA, TB en TC naargelang de lijnhoek toeneemt. In moderne tijden wordt dit nauwelijks nog gebruikt, een trekmast wordt tegenwoordig eerder gezien als een hoekmast zonder lijnhoek, en dan wordt deze een afspanmast genoemd.
T-mast (T-pylon) - Weinig gebruikte aanduiding voor een hamerkop of horizontale configuratie.
T-ophanging - Andere term voor hangende afspanning, voor zover bij ons bekend vooral bij Tennet in gebruik. Het is niet bekend of er een Engelse aanduiding voor is.
TACSR - Thermisch versterkte ACSR-geleider.
tak (branch) - → aftak
tak (dead-end) - Ander en minder gebruikt woord voor een uitloper of een steeklijn. Dubbelt soms met aftakking.
TAMS - Afkorting voor het systeem van de gebruikte masten, circuits en stations van Tennet. Dingen als KIJ - GTB (de stationsafkortingen) vallen onder het TAMS-systeem.
Tannenbaummast (vertical tower) - Duitse aanduiding voor een drievlaksmast met dennenboomvorm (NL) of een dubbelvlagmast (B).
tap (transformer tap) - Term voor de precieze afstelling/instelling van de secundaire zijde van een transformator. Bij sommige modellen kan de secundaire zijde enigszins worden aangepast. Dat kan continu of automatisch (autotrafo, regeltrafo) en bij zwaardere exemplaren kan het ook terwijl de machine in bedrijf is (hot-tap of on-load-tap). Bij kleinere trafo's gebeurt het handmatig bij inbedrijfname of grote aanpassingen. Men doet dit om bij wisselende belasting of een wisselende kabellengte in het net waarin de trafo wordt toegepast de secundaire spanning op de gewenste waarde te houden. Spanningsval en andere onnauwkeurigheden kunnen er deels mee worden opgelost. Tappen wordt gedaan door de secundaire zijde met een of meer wikkelingen te bekorten, dus als het ware eerder af te tappen. De secundaire spanning verandert dan.
tapse schuifverbinding (tapered sleeved joint) - Twee licht tapse (conische) buizen concentrisch over elkaar heen schuiven totdat ze vanzelf vastlopen. Manier on licht conische buizen op sterke wijze te verlengen. Wordt bij tapse buismasten vooral in angelsaksische landen gebruikt.
Technology Readyness Level (TRL) - Pseudo-index waarmee kan worden uitgedrukt of een bepaalde technologie nog experimenteel is, operationeel is, ergens daar tussenin zit, en bij bestaand toegepaste oplossingen, hoeveel daadwerkelijke operationele ervaring ermee is. Van belang voor risicomanagement en strategische keuzes.
teiltje - Uitdrukking onder hobbyisten en met name pylon geeks. Als een bepaalde constructie wordt aangeduid als een diep bordje of een teiltje, betekent dat afkeur, walging of afgrijzen over (meestal) railing, slecht vormgegeven reconstructies of mast/lijnbeelden die op negatieve manier uit de toon vallen met de rest van de verbinding. De uitdrukking is enigszins controversieel en is herleid op teiltje, emmertje of diep bord om in te braken.
tellen (counting) - Basisvaardigheid die vanaf de kleuterschool of kindergarten wordt onderwezen, maar die bij zeer grote getallen problemen geeft tussen Europa en Amerika. We komen dit tegen bij zeer grote elektrische vermogens, omdat de gebruikte aanduidingen niet langer gelijk zijn. In Europa is 1.000.000.000 een miljard, maar in Amerika kent men dit getal als een billion. Tellen we verder, dan verloopt het in Europa als miljard, biljoen, biljard, triljoen, triljard, quadriljoen, quadriljard. In Amerika is het million - billion, trillion, quadrillion, pentillion, hexillion. Bij zeer grote getallen, zoals elektrisch vermogen per jaar geproduceerd in een heel netblok, kan vanaf een miljard (of billion) vervelende rekenfouten geven en dat is dus scherp opletten.
TenneT - Ook bekend als TenneT TSO, of gewoon Tennet (al dan niet met twee hoofdletters). Tennet is de netbeheerder van het Nederlandse hoogspanningsnet. Tennet is eigendom van de Nederlandse Staat (monopolist bij wet) en is min of meer tot stand gekomen in 1998. In de tien jaar die erop volgden kwamen alle hoogspanningsverbindingen en stations van 110 kV en hoger in bezit van Tennet (op enkele ingewikkelde exemplaren via cross-border lease na) en Tennet heeft een profiel als neutraal netbeheerder. Zie de website van Tennet voor meer informatie of kijk hier op de pagina over staatseigendom en netneutraliteit. De herkomst van de naam (het woord) Tennet is niet volledig afgetimmerd bekend, maar navraag leert dat het een samentrekking is van tension (spanning) en net (netwerk) waarmee het woord in feite een variatie is op een hoogspanningsnetwerk.
tertiaire apparatuur (tertiary installations) - Apparatuur op hoogspanningsstations die niet tot primaire of secundaire apparatuur behoort. Denk aan telecomapparatuur, glasvezels, bewaakcomputers of ook noodstroom voor het hele terrein. In zekere zin zijn ook hekken, bewaakcamera's en terreinverlichting tertiaire apparatuur.
terugslag (back flashover) - Overslag vanuit een mast naar een fasedraad. Ongebruikelijke richting, maar komt voor bij blikseminslagen en met name bij lijnen met lagere spanningen. De streng isolators is voor een bliksem nauwelijks een hindernis zodat vanuit de traversen van de mast een vonk richting de fasedraden kan optreden.
test (testing) - Verschillende toepassingen. Het beproeven van een nieuw opgeleverde component in het veld of in gecontroleerde omstandigheden, het uitproberen van andere parameters die binnen of buiten de rating van een component vallen, of ook een andere vorm van beheer uitproberen.
test-to-failure - Hetzelfde als destructief testen, maar nu met een meer gebruikte engineeringterm.
thermische uitzetting (thermal expansion) - In een draad: het langer worden en dus dieper gaan doorhangen van een draad wanneer deze warmer wordt door het weer of door elektrische weerstand indien in gebruik.
tier (brace) - Ander woord voor een bretel, een boogvormige doorverbinding van de draad wanneer deze is afgespannen onder of bovenop een traverse.
tijdelijke mast (ad-hoc tower, temporary tower) - → noodmast
tijdelijke verbinding (temporary line) - Niet-permanente hoogspanningslijn. Conform de NEN-50341-1 gedefinieerd als een strategisch geplande verbinding voor de duur van maximaal één jaar. In de praktijk zijn die grenzen soms wat minder hard. In tegenstelling tot permanente verbindingen mogen tijdelijke lijnen en noodlijnen in Nederland en België wel over tuidraden beschikken.
toestel (device) - Algemene term voor een apparaat, waar ook bijvoorbeeld meetspullen onder kunnen vallen.
tolerantie (tolerances) - Term voor de marges waarbinnen een component, constructie of meting valide en operationeel kan zijn. Voor hoogspanning is bijvoorbeeld het spanningsinterval een tolerantie. We zijn in het 380 kV-net dat componenten en isolators conform IEC-bepalingen overweg dienen te kunnen met alles tussen 363 en 420 kV. In de praktijk betekent het dat zo'n component bestand moet zijn tegen minimaal de bovengrens van het tolerantie-interval.
Ton Mast (‘Ton Mast cartoon’) - Cartoon op deze site waarin eigenaardigheden van de hoogspanningswereld en onszelf als pylon geeks op de hak worden genomen. De cartoon gebruikt meestal een jongenspersoon met de naam Ton Mast (niet toevallig ook een mastmodel) die het betweterige aan pylon geeks representeert, zodat het lekker ongemakkelijk kan zijn voor de hoogspanningswereld alsook voor onszelf.
tonmast (barrel configuration, barrel tower) - Mastmodel waarbij zes draden verticaal boven elkaar zijn opgehangen als tweemaal drie (weerszijden van de toren) en waarbij de middelste draad aan een langere traverse verder naar buiten hangt dan de onderste en de bovenste. De gehele configuratie krijgt daardoor de vorm van een zeshoek of een ton. Deze configuratie is elektrisch de beste manier om draden op te hangen wanneer zij niet oneindig ver bij elkaar vandaan zijn. Praktisch is er wel een bezwaar, de langere middentraverse heeft zeker bij hoekmasten een groter torsiemoment zodat een tonmast net wat sterker van constructie moet zijn dan een vergelijkbare drievlaksmast of dennenboommast.
topkapje (pinnacle top plate) - Metalen U-vormige plaat die het uiterst bovenste onderdeel vormt van een mastconstructie met een topkapje. In feite een plaat als alle anderen, maar een mast heeft er maar eentje van en het onderdeel heeft net zoals de middenstip van een voetbalveld cult en op pylon geeks een soort aantrekkingskracht voor meer dan alleen bliksem.
topstuk (pinnacle) - Ook wel eens 'petje' genoemd, onbekend welke engineer daarmee kwam. Structureeltechnisch niet essentieel onderdeel van een hoogspanningsmast wanneer deze geen bliksemdraad draagt, maar esthetisch van belang en bovendien de voorkeursplek voor blikseminslag, zodat alsnog van enig nut kan worden gesproken.
toren (tower) - De centrale kolom in een mastconstructie. Zie de informatiepagina over dit deel.
torenhartlijn (division line) - Denkbeeldige scheidingslijn die door het midden van de toren loopt en de hoogspanningsmast scheidt in twee kanten. De torenhartlijn wordt voornamelijk gebruikt in het mastbeeld, om aan te geven of een mast symmetrisch dan wel asymmetrisch van opbouw is, en om traverselengten aan af te meten.
torsieknik (torsional buckling) - Het vervormen en bezwijken van een hoeklat door hem om zijn lengteas op torsie te belasten.
torsieverband (plan bracing) - → platform
tracé (trajactory, route) - Route die een bestaande of beraamde hoogspanningslijn of kabel volgt.
tracéreconstructie (trajectory reconstruction or rerouting) - 1) Onderdeel van nethistorie waarbij een nauwkeurige reconstructie wordt opgesteld van het tracé van een verdwenen hoogspanningslijn. Dit wordt gedaan met behulp van historische netkaarten en oude topografische kaarten. 2) Het verplaatsen van een bestaand hoogspanningstracé door de luchtlijn of grondkabels een bocht te laten maken via een nieuwe route, door gedeeltelijke verkabeling, door verluchtlijning of door een combinatie van allemaal.
tracéverligging (trajectory rerouting) - Reconstructie van een deel van een bestaande hoogspanningsverbinding via een andere weg. Dit wordt meestal gedaan vanwege stadsuitbreiding, aanleg van een industrieterrein of opwaardering van de verbinding waardoor deze op een ander punt moet worden aangekoppeld.
trafo (transformer) - Afkorting voor een vermogenstransformator in Nederland.
trafobrom (mains hum) - Zware, indringende toon van 100 Hz (in Europa) die hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door materiaalvervorming in het blikpakket van de transformator (magnetostrictie).
transfo (transformer) - Afkorting voor een vermogenstransformator in Nederland.
transformator (transformer, power transformer) - Statische machine (in essentie geen bewegende onderdelen) die op te vatten is als een fors opgeschaalde versie van de 'adapter' zoals iedereen hem kent. Transformators worden gebruikt om elektriciteit van spanning en stroomsterkte te doen veranderen, maar ze werken alleen bij wisselspanning. Zie de pagina over vermogenstrafo's voor veel meer informatie, verschillende soorten en informatie over de werking, dat past onmogelijk in een jargonboek.
transformatorcel (transformer cell) - Opstellocatie voor vermogenstrafo's. Meestal is een trafocel een U-vormig schuurtje van scherfmuren, maar het kan ook een aan vier kanten gesloten hok of zelfs een overdekt gebouwtje zijn. Het woord wordt ook gebruikt als telwoord bij bouwplannen: bij drie trafocellen bedoelt men dat het station ontworpen wordt om drie trafo's te huisvesten, ongeacht of ze nu in een eigen cel worden gezet of dat ze gewoon in openluchtopstelling zonder scherfmuren komen te staan. Het voornaamste doel is het omhoog richten van geluid, maar ook bescherming van de omgeving tegen de trafo (of omgekeerd) bij camamiteiten.
transformatorstation (transformer station, substation) - Schakeltuin met transformators waar normaal gesproken minimaal één spanning kan worden ingedeeld in tussen- of hoogspanning. In afgekorte vorm wordt er gesproken van een trafostation (Nederland) of een transfostation (België). De meeste hoogspanningsstations zijn transformatorstations, maar als er alleen wordt verschakeld spreken we van een schakelstation. Voor middenspanningen wordt een trafostation meestal als een netstation gekend.
transformeren (transform) - Het verhogen of verlagen van elektrische wisselspanning en de stroomsterkte door middel van een transformator. Bij transformeren van elektriciteit is bij benadering (wat kleine inefficiëntieverliezen daargelaten) de wet van behoud van energie van toepassing: wordt de spanning verlaagd, dan verhoogt de stroomsterkte evenredig.
transiënt (transient) - Algemene aanduiding voor dingen als opslingeringen, piekspanningen of harmonisch gedrag waarbij twee spanningspieken (te zien als golven) samenvallen op dezelfde fysieke plek (een fase van een heel deelnet). De term transiënt betekent letterlijk 'tijdelijk' of 'van voorbijgaande aard', desondanks kunnen zulke verschijnselen zorgen voor onstabiliteit in een vermaasd complex net, ze kunnen componenten beschadigen, of ze kunnen beveiligingen aanspreken waardoor storingen ontstaan.
transmissievermogen (transportation capacity) - Ander woord voor transportcapaciteit, meestal bedoeld als nuttig vermogen (MW) bij HVDC-verbindingen die geen last hebben van blindstroom of andere AC-typische impedanties.
Transport System Operator (TSO) - Engelse term voor een netbeheerder wanneer deze zelf geen vermogen opwekt en alleen transport (meestal neutraal) faciliteert. De term TSO wordt ook in het Nederlands veel gebruikt.
transportcapaciteit (transmission capacity) - De hoeveelheid elektrisch vermogen die over een circuit kan worden getransporteerd. De transportcapaciteit wordt uitgedrukt in MVA (mega-volt-ampère) en het is normaal gesproken een vaste maximumwaarde, tenzij er van dynamic line rating gebruik wordt gemaakt.
transportnet (transmission grid) - Het geheel aan transformators, hoogspanningsverbindingen en vermogensschakelaars dat samen het grootschalig transport van elektriciteit mogelijk maakt. Vroeger werden alleen de 380- en 220 kV-netten aangeduid als transportnet. Tegenwoordig krijgt ook het net tussen 150- en 50 kV steeds meer een transportfunctie, voornamelijk door een toenemend inhangen van decentrale productiecapaciteit, terwijl het hoogste niveau juist steeds vaker het koppelnet wordt genoemd. Kenmerk van het transportnet is dat het twee kanten op kan werken: het is in principe niet gebouwd op een geografische voorkeursrichting.
transportnet (transportation grid) - Elektriciteitsnet dat een rol vervult dat meest of zelfs uitsluitend bestaat uit het transporteren van vermogen tussen stations, en minder tot niet uit het aansluiten van eindgebruikers en eindproducenten. De hoogspanningsnetten zijn transportnetten die alle kanten op kunnen werken en ook middenspanning, voorheen meest een distributienet (het tegenovergestelde), ontwikkelt zich tegenwoordig steeds meer tot een transportnet.
transportverlies (grid losses) - Zie ook netverlies. Het verlies van elektrische energie in een hoogspanningsnet of in het net in zijn algemeenheid door weerstand, niet-perfect rendement van componenten en lekstroom, maar niet door eigengebruik van de netbeheerder. Tennet formuleert dit als het verschil tussen de elektrische energie die het net wordt opgestuurd en wat ervan wordt afgenomen.
traverse (arm, crossbar) - Deel van een hoogspanningsmast. Zijwaarts uitstekende constructie waaraan een of meer fasedraden zijn opgehangen. Een traverse die naar binnen toe ligt wordt een balktraverse of een binnentraverse genoemd.
traversebodem (‘floor of the arm’) - Onderzijde van een traverse. De traversebodem kan drukkrachten opnemen en er bevindt zich vakwerk in waarmee wordt voorkomen dat de hele traverse naar opzij uitknikken kan.
traverserand (arm truss) - Doorgaans trapeziumvormig vlak van L- of U-vormige latten die de buitenkant van de traversebodem vormen.
trefoil - Circuitconfiguratie voor grondkabels, wanneer de drie fasedraden in een driehoekige bundel zijn samengebonden, al dan niet in één bundelkabel. Ook wel de driehoekvorm genoemd. De tegenhanger is de platte configuratie, flat.
treinmomentje (’train sidecatch’) - Cultgebruik bij het fotograferen van hoogspanningslijnen. Als er een treinspoor in de buurt is wordt er doorgaans ook een foto gemaakt met een passerende trein erop, gewoon omdat het kan. Het treinmomentje is net zoals veel andere cultgebruiken vanzelf ontstaan.
trek (tension) - Trekkracht op een staaf, isolator of draad, uitgedrukt in de eenheid Newton.
trekkous (Chinese finger) - → Chinese vinger
Trekmast (anchor) - Afspanmast zonder lijnhoek. Heeft de trekmast een lijnhoek (dat kan), dan wordt hoekmastjargon gebruikt als achtervoegsel. Zo kan er sprake zijn van een TA, TB en TC naargelang de lijnhoek toeneemt. In moderne tijden wordt dit nauwelijks nog gebruikt, een trekmast wordt tegenwoordig eerder gezien als een hoekmast en dus met HA, HB en HC aangeduid.
trekschoor (tension diagonal) - Hoeklat die aan de bovenzijde van een traverse te vinden is en die schuin omhoog loopt naar de zijkant van de toren. Trekschoren geven een traverse zijn sterkte qua draagkracht.
trillingsdemper (vibration damper) - Meestal een Stockbridge-demper (zie aldaar), maar soms ook een extra lus geleider die als een bretel onder het aangrijpingspunt van een isolatorketting doorloopt en op het oog zinloos lijkt. Doel is om lijntrillen (flutter) te verminderen.
trip (to switch off) - Enkelvoud voor trippen, nu als werkwoord gebruikt. Een trip (heeft een trip, is een trip gemaakt) is een term voor het uitschakelen van een component nadat een definitiegrenswaarde voor een parameter is overschreden. Een aardlek kan trippen, een heel circuit kan trippen, maar bijvoorbeeld een computer tript niet.
tripcommando (trip command) - Automatische of handmatige opdracht om een vermogensschakelaar te openen en een component, circuit of hele verbinding geforceerd en ongepland spanningsloos te zetten. Een trip resulteert in een ONB voor de bedrijfsvoerder, een Onvoorzien Niet-Beschikbaar.
trippen (tripping, to trip) - In de hoogspanningssector een term voor het afslaan of uitschakelen van een vermogensschakelaar, beveiliging of een heel circuit na een storing, kortsluiting sluiting of andersoortig probleem, maar ook voor het onverwacht offline gaan van een productie-eenheid. De term trip zelf slaat meestal op de component op zichzelf of op het zogeheten tripcommando dat door beveiligingssystemen kan worden afgegeven. Bij het afschakelen van hele circuits tegelijk door een circuitfout wordt soms ook klappen of uitklappen gebruikt.
TRL - → Technology Readyness Level
trommelwagen (cable tensioner) - Ook wel remtrommels genoemd. Machine waarmee geleiders in bovengrondse verbindingen kunnen worden getrokken en op de juiste trekspanning kunnen worden gebracht.
tuidraad (guy, guy wire) - Kabel waarmee een mastconstructie overeind kan worden gehouden of waarmee binnenin de constructie een permanente trekkracht kan worden aangebracht (darrieus tower). Tuidraden kunnen niet op druk worden belast, wel kunnen ze in tegenoverliggende richting zorgen voor trekkracht in beide richtingen zodat drukkracht op een van beiden nooit voorkomt.
tuienmast (guyed tower) - Mastconstructie die kritiek afhankelijk is van tuikabels om overeind te blijven staan. Meestal zijn dit tuikabels die zich buiten het mastlichaam bevinden. Tuienmasten zijn meestal H-frames, Guyed V's en in zeldzame gevallen Guyed Y's. De tegenhanger is een vrijstaande mast.
tunneling (piercing) - Wanneer een potentiaalverschil groter wordt dan de maximale isolatiewaarde van een materiaal, vindt doorslag plaats. Bij vaste materialen is zo'n doorslag een intern kanaal waarin het materiaal smelt en verdampt. Dit levert blijvende schade op en soms ontploft een isolator.
turnkey - Opgeleverd klaar voor gebruik, alsof de contactsleutel alleen maar hoeft te worden omgedraaid. Term die meestal wordt gebruikt voor kostenramingen en begrotingen bij aanleg van verbindingen en stations. Wat kost het tot aan het moment van inbedrijfname, of in spreektaal, tot ie er staat en de spanning erop kan.
tussenfase-afstandhouder (phase spacer) - Meestal een kunststof isolator of bij lage spanningen een plastic staafje. Dient om de afstand tussen fasedraden geforceerd op een minimumniveau te houden. Van belang bij lijndansen of andere invloeden van de wind die geleiders kunnen laten botsen, maar weinig toegepast omdat ze nogal opvallen in het lijnbeeld.
tussenfaseruimte (clearance) - Minimaal vereiste vrije ruimte tussen twee of drie fasedraden ten opzichte van elkaar. Dit is wat anders dan de vrije ruimte tot de grond, die in het Engels ook clearance heet.
tussenspanning (‘in-between high and middle voltage’) - Aanduiding die vooral voor het Nederlandse 50 kV-net gebruikt wordt, vanwege de eigenschappen ervan die dit net eigenlijk tussen hoogspanning en middenspanning in plaatsen. Het 50 kV-net is ooit als transportnet ontworpen en doet inmiddels dienst als zowel transportnet (typische voor hoogspanning) en distributienet (typisch voor middenspanning). Er is geen gangbare Engelstalige term voor.
tweevlaksmast (two-level tower) - Mastmodel met twee verdiepingen, waar doorgaans vier circuits in worden gedragen.
typisch vermogen (typical capacity) - Normaal geachte capaciteits- en transportwaarden, in de praktijk een Interval met een enigszins vage boven- en ondergrens, voor een component of verbinding bedreven op een zekere netspanning. Bijvoorbeeld bij 150 kV is een typisch transportvermogen 100 tot 500 MVA. Ook opwekking en zware verbruikers hebben te maken met de typische vermogens voor de netspanning waarop ze aangesloten zitten. Een producent die 1000 MW op het net wil invoeden kan niet op 150 kV worden aangesloten. Andersom is een klant van 10 MVA ook vrijwel nooit direct op het 150 kV-net aangesloten. De NEN-normen regelen in Nederland de boven- en ondergenzen voor aansluiting op geprefereerde netvlakken. Daar wordt in de praktijk wel eens van afgeweken als de beoogde netspanning geografisch niet voorhanden is. Bij 30 MVA zonder aanwezigheid van een tussenspanningsnet (en dus geen goedkope of überhaupt geen opties op de gewenste spanning) kan men dan alsnog een stap hoger zoeken en kiezen voor lichte 110.
typische reparatietijd (typical time-to-resume-service) - Richttijden voor reparaties aan assets na onvoorziene uitval (storing) en daarmee hoe lang de asset niet kan worden gebruikt. Voor verschillende objecten verschillen de reparatietijden aanzienlijk. Zo zijn bovengrondse lijnen veel sneller gerepareerd dan grondkabels en ook is de reparatie een technisch eenvoudiger klus. De reparatietijd is een overweging die van belang is in de netstrategie en bij zware verbindingen kan het zelfs de keuze voor een kabel of een lijn beïnvloeden.