ABCDEFGHIIJJKLMNOPQRSTUVWXYZ0-9


 
Saranne
Voorganger van Tennet. Saranne was net als Tennet een quango en het bedrijf voerde tot eind jaren 90 het beheer over het koppelnet van 220- en 380 kV in Nederland.
 
schaarklem  (busbar disconnecter)
 
schakelstation  (switching station)
Type verdeelstation waarop niet getransformeerd wordt.
 
schakeltuin  (switching field, garden)
Veld met rails, vermogensschakelaars, spanningstransformators en scheidingsschakelaars die aangestuurd kunnen worden om hoogspanningslijnen en componenten op een trafostation aan of af te schakelen. De wirwar van buizen, klemmen en installaties die je op een trafostation ziet is de schakeltuin.
 
schakelveld  (switching field, garden)
Andere naam voor de schakeltuin, maar meeste is gebruik voor een (deel van een) los aansluitveld in plaats van voor de hele schakeltuin tegelijk. Strikt is het echter niet, in de praktijk zien we beide termen dwars door elkaar heen.
 
scheidingsschakelaar  (circuit disconnecter)
Schakelaar die een fysieke scheiding tussen twee componenten van een hoogspanningscircuit bewerkstelligt. Een scheidingsschakelaar gaat dus werkelijk zichtbaar open. Dit type schakelaar is doorgaans alleen als extra zekerheid bedoeld (voor als de vermogensschakelaar een verborgen defect zou vertonen) en hij is niet bedoeld om als vermogensschakelaar te kunnen dienen. Wanneer dat onverhoopt toch wel gebeurt zijn de gevolgen indrukwekkend.
 
scherfmuur  (transformer cell)
Halfopen betonnen hok waarin een transformator kan worden opgesteld. Een scherfmuur heeft primair de functie om de omgeving te beschermen wanneer de trafo het begeeft (explodeert), maar ook andersom wordt de trafo beschermd door andere onderdelen en/of verplaatsende voorwerpen die in de buurt komen. Extra bijgevolg van een scherfmuur is het afschermen van een deel van de geluidsproductie van de trafo.
 
schetsplaat  (gusset, gusset plate)
Ook knoopplaat genoemd. Metalen plaat met gaten die je veel aantreft in vakwerkmasten en waarmee twee of meer latten met elkaar verbonden worden. 
 
schoepenrad (impeller)
 
schommel  (balance bearing)
Onderdeel van de ophanging van geleiderkabels, tussen de brug en de kous en alleen aanwezig bij drie of meer geleiders per fasedraad.
 
schoormast  (guyed tower, guyed pylon)
Mastmodel. Zie de definitie. Schoormasten zijn in Nederland niet toegestaan.
 
schrikschildering  (aircraft warning paint)
 
Sediver
De wereldmarktleider in glaskap-isolators.
 
semi-overheidsinstelling  (semi-governmental body)
→ quango
 
SEP
Samenwerkende ElektriciteitsProducenten Nederland. De SEP was een van 1949 tot 2000 bestaand samenwerkingsverband tussen verschillende producenten en transporteurs van elektriciteit. In 2000 ging SEP op in Tennet. Zie ook de wikipediapagina.
 
signaaldraad  (optical fibre)
Draad van glasvezel binnenin sommige bliksemdraden. Ze worden gebruikt voor data-overdracht tussen de trafostations.
 
skineffect  (skin effect)
Eigenschap van elektriciteit. Met name bij hoge wisselfrequenties heeft elektriciteit een voorkeur voor de buitenkant van geleiders. Het skineffect is een hinderpost bij wisselstroomverbindingen.
 
slapende verbinding  (dormant link, dormant connection)
Nieuw aangelegde luchtlijn of grondkabel die om uiteenlopende redenen pas later in gebruik kan worden genomen dan zijn oplevering toestaat. In de tussentijd, een periode die varieert van enkele weken tot soms vele jaren, is een slapende verbinding meestal spanningsloos. Hoewel het soms voor kan komen dat de verbinding tijdelijk op (veel) lagere spanning voor een ander netvlak wordt gebruikt, of parallel is geschakeld met een andere verbinding om tijdelijk transportverliezen kleiner te maken.
 
sluiting  (short, shorting, short circuit)
Term voor een kortsluiting, een directe verbinding tussen twee fasedraden of een fasedraad en de grond. Er zijn harde sluitingen en diffuse sluitingen.
 
SNUP  (Traces of Never Realized Plans)
Afkorting van Sporen van Nooit Uitgevoerde Plannen. Term uit het jargon van infrahobbyisme voor objecten of nutsvoorzieningen die niet volledig uitgenut worden. Het betreft dan objecten waaraan  te zien is dat ze zijn ontworpen en gebouwd om meer aan te kunnen, zwaarder belast te worden of beter te worden uitgenut dan op het moment van observatie het geval is. Soms zal dit gedurende de levensduur van het object zelfs helemaal nooit gebeuren en zal het object permanent een SNUP blijven houden. In de hoogspanningswereld zien we SNUP relatief vaak, in de vorm van een lagere bedrijfsspanning dan de ontwerpspanning. Ook onbenutte traversen, onechte combinatiemasten en grote onbenutte aansluitvelden op trafostations (soms inclusief lege trafocellen) zijn duidelijke SNUPs.
 
SoDa-mast  ('tower just-there for no reason')
Term voor een losse eenzame hoogspanningsmast in het landschap zonder geleiders en zonder andere masten (of zelfs maar zonder schijnbaar mastvak waarvan deze ooit deel uitmaakte). De mast kan een relictmast of zelfs een verplaatst exemplaar zijn, maar altijd wekt deze de indruk van 'wat doet die daar nou'. De logica is meestal zoek. De term DoDa-mast is herleid op het Duitse so da, waar het wordt gebruikt bij met name viaducten die zijn aangelegd over een nieuwe snelweg, maar die nooit taluds hebben gekregen en 'voor niks' in het landschap staan ('so da' betekent in deze context iets in de trant van 'gewoon aanwezig zonder schijnbare reden'). Een SoDa-mast is daarmee iets anders dan een mast met SNUP (zie hierboven). 
 
spanmast  (anchor, anchor pylon)
Zie afspanmast. In het Engels anchor of anchor pylon.
 
spanning  (tension, voltage)
Het voltage dat op een verbinding wordt gevoerd (netspanning).
 
spanningscascade  (grid level hierarchy)
Het plaatselijke getrapte systeem in het elektriciteitsnet, als in de boven elkaar liggende spanningsniveaus en netvlakken.
Het noorden van Nederland heeft de spanningscascade 220-110-20/10/6-0,4 kV, deels gelijk aan het Duitse systeem. De rest van Nederland hanteert 380-150-50/25/23/20-10-0,4 kV, een beetje wisselend naar gebied. België heeft een minder eenduidig beeld, maar op hoogspanningsgebied is de cascade 380-220-150-70.Een cascade wordt bij voorkeur zo gekozen dat het maximaal gebruiksgemak, kosteneffeciëntie en elektrische efficiëntie biedt, maar in de praktijk is een cascade eigenlijk altijd het gevolg van historische ontwikkelingen. Het elimineren van een overbodig geraakte stap is vaak zo'n grote operatie dat het tientallen jaren duurt en stukje bij beetje doorgevoerd moet worden.
Twee grote cascadesystemen op de wereld zijn 500-132-66-33-10 (wordt veel gebruikt in angelsaksische landen) en 380-220-110-20-10 (het van oorsprong Duitse systeem).
 
spanningsdip  (hickup, tension hickup)
Niet te verwarren met spanningsval. Kortdurende verlaging van de netspanning, zonder dat de stroom volledig uitvalt. Een spanningsdip heeft vrij weinig invloed op verlichting en oudere elektromotoren, maar alles waar elektronica in zit kan er slecht tegen. Om spanningsdippen zoveel mogelijk te vermijden zijn netbeheerders gebonden aan bepaalde richtlijnen en voorschriften die ertoe dienen de zogeheten spanningskwaliteit zo constant mogelijk te houden. De aard en diepte van spanningsdippen (en de effecten ervan) kan men beschrijven met de Spijkerskromme (zie aldaar).
 
spanningskwaliteit  (power quality)
De mate van constantheid van de netspanning. De spanningskwaliteit betreft het kleinschalige en kortdurende gehobbel van de netspanning door bijvoorbeeld het aanschakelen van grote belastingen (geeft een dipje), schakelhandelingen en vervuiling door allerlei elektronische netvoedingen die een stoorsignaal op het net geven. Grootschalig gedrag zoals lichte stijgingen en dalingen veroorzaakt door de dagelijkse gang vallen hier meestal buiten.

spanningsval  (voltage drop)

Het langzaam afnemen van de spanning (voltage) in een verbinding vanwege weerstand onderweg. Spanningsval is een van de belangrijke mechanismen achter de geografische richting die loadflow aanneemt in een vermaasd net.

spanningsvastheid  (surge robustness, hickup robustness)

De mate waarin apparatuur of aansluitingen bestand zijn tegen piekspanningen of spanningsdippen zonder direct uit te vallen of in de problemen te geraken.
 
splitsingsmast  (fork pylon)
Hoogspanningsmast waarop twee of meer circuits uit elkaar wijken of bij elkaar komen zonder elektrisch verbonden te raken.
 
splitsingswet  (Dutch Law on separating Production from Transmission)
WON
 
speciale mast  (special pylon, special tower)
(ook: speciaal mastontwerp) Hoogspanningsmast die afwijkt van de normale ontwerpen binnen een bepaalde verbinding. Zie ook de pagina over speciale masten.
 
Spie
a) Het grootste bedrijf in het Nederlandse taalgebied dat bovengrondse hoogspanningstechniek beheerst.
b) Ook wel borgpen genoemd. Inslagpen in de klok van een glaskap-isolator waarmee de klepelpin van de isolator erboven wordt geborgd.
 
Spijkerskromme  (Spijkers curve)
Ook de Spijkerscurve of het Spijkersdiagram genoemd. Diagram waarmee kan worden bepaald wat de aard en het gedrag is van een spanningsdip (kort en heftig, iets langer en minder diep, et cetera). Als een apparaat of aangesloten verbruiker zodanig is geconstrueerd dat zijn gevoeligheid voor spanningsdippen hoger uitkomt dan de Spijkerscurve van het net waarop deze is aangesloten, dan is de verbruiker potentieel extra vatbaar voor allerlei problemen door spanningsdippen. De Spijkerskromme is vernoemd naar ingenieur E. Spijkers (in 1987 werkzaam bij DSM) die deze curve beschreef om tot een oplossing te komen waarmee chemische installaties beter bestand zouden zijn tegen spanningsdippen.
 
spijl  (lightning rod)
Beter bekend als bliksempiek. Grote, hoge verticale pin (buis, stobie, staaf) die bij tientallen tegelijk op trafostations de lucht in priemen en waar een vlijmscherpe punt op zit. Spijlen worden als bliksemafleiders gebruikt.
 
spookmast  (ghost tower, ghost pylon)
Spontaan verschenen term voor een niet bestaande mastpositie die op netkaarten toch wordt aangegeven. Treedt met name op in bochtige verbindingen en sterk verstedelijkte gebieden.
 
spookverbinding  (ghost link)
Net als spookmast. Spontaan verschenen term voor een niet bestaande verbinding die op netkaarten toch wordt aangegeven. Het kan zijn dat de verbinding inmiddels is gesloopt, maar het kan ook voorkomen dat hij nooit is gebouwd of dat een ander object (skilift, draadantenne) voor een verbinding is aangezien.

staande kortsluiting  (standing short)

Meestal uitgesproken als staand of staande sluiting. Het (korte) ogenblik tussen het ontstaan van een harde sluiting en het automatisch afschakelen ervan. In de tussentijd 'staat' de kortsluiting, waarmee een spanningsdip in het getroffen deelnet ontstaat en er enorme krachten ontstaan tussen de geleiders en componenten waarover de steeds verder toenemende kortsluitstroom loopt. De tijd waarin een kortsluiting staat moet zo kort mogelijk worden gehouden om de schade te beperken. In moderne hoogspanningsnetten is dit slechts een fractie van een seconde.
 
stand-still-principe  (stand-still principle)
Belgisch equivalent van het Uitruilbeginsel.
 
station  (station, high-voltage station)
Meestal aan te duiden als hoogspanningsstation of trafostation. Plek waar één of meer hoogspanningslijnen zijn aangesloten op elkaar, op transformators of op een schakelveld bij een centrale.
 
stationsafkorting  (station abbreviation)
Ook wel eens stationscode genoemd. Ieder trafo-, schakel- en onderstation in het Nederlandse en Deense hoogspanningsnet heeft zijn eigen afkorting om hem in het net en op circuitomschrijvingen te kunnen herkennen. De afkorting bestaat normaal gesproken uit drie letters die ieder de eerste letter van iedere lettergreep van de plaatsnaam waar het station staat vormen. Dodewaard wordt op die manier DDW en Lelystad LLS. Dit is echter niet altijd zo.
Wanneer de plaatsnaam of afkorting al in gebruik is, of wanneer de plaatsnaam minder dan drie lettergrepen telt, kan er worden afgeweken van deze regel (Ede is bijvoorbeeld EDE omdat er niets anders van te maken is).
 
steek  (insulator unit height)
Typisch Nederlandse term. Verticale lengte van een glaskap-isolator, van de klok tot de klepelpin. Omdat de isolators in elkaar haken is een geschakelde ketting korter dan de som van de losse isolators. De steek houdt hier rekening mee en deze waarde is van belang voor bijvoorbeeld de gegarandeerde ruimte onder de geleiders en toepassing van de NEN-normen.
 
steekaarder  (rod earthing switch)
Aarding door middel van een omhoog te klappen metalen staaf die een eindsluiter fysiek overbrugt. Een steekaarder is meestal fel opgeschilderd in roodwit (oud) of geelgroen (nieuw) en vanaf grote afstand is reeds duidelijk of hij omhoog staat of niet.

steeklijn  (branch)

Ook wel uitloper genoemd. Enkelvoudige of redundante hoogspanningsverbinding die een aftak vanuit een andere verbinding vormt. Daarmee is een steeklijn iets anders dan een inlussing.
 
STEG-eenheid  (Combined Cycle Turbine, Combined Cycle Turboshaft Gas Turbine)
SToom En Gasturbine. Combinatie van een stoomturbine en een gasturbine die direct achter elkaar gekoppeld zijn. In een gasturbine wordt aardgas, syngas of biogas verbrand om mechanisch vermogen te ontwikkelen op de as van de turbine. Maar de restwarmte van de verbranding gaat ongebruikt verloren. Wanneer er direct achter de gasturbine ook een stoomturbine wordt geplaatst kan men een belangrijk deel van de restwarmte nuttig gebruiken om het rendement van de machinecombinatie aanzienlijk te verhogen. Van 30 tot 35% (gasturbine) stijgt het rendement dan tot tussen 60 en 70%. Vrijwel alle moderne gascentrales zijn tegenwoordig als STEG-eenheden uitgevoerd. Bij zeer grote STEG-eenheden is een vermogen tot zo'n 500 MW mogelijk.
 
step-up trafo  (step-up transformer)
Ook: opspantrafo. Transformator die in principe bedoeld is om maar één richting op te kunnen werken, namelijk het optransformeren van spanning. Step-up trafo's zijn vrijwel uitsluitend te vinden in grootschalige productie-eenheden zoals centrales, stuwdammen en sommige converterstations.
Het tegenovergesteld (de step-down trafo) wordt in de praktijk niet zo genoemd omdat een step-down trafo doorgaans ook als step-up kan worden gebruikt, maar een step-up niet noodzakelijkerwijs andersom.
 
sterpuntsaarder  (neutral point earthing switch)
Aarding (losneembaar) van het sterpunt van een driefasennet.

steunmast  (row pylon)

Ook wel draagmast genoemd. Hoogspanningsmast die de kabels draagt wanneer er geen bocht gemaakt wordt. Zie deze pagina.
 
Stevinproject  (Project Stevin)
Project van Elia dat voorziet in uitbreiding van het 380 kV-net tussen Zomergem en Zeebrugge. Zie ook deze pagina op de site van Elia.
 
stiep  (mounting block)
Betonnen plaat met vier blokken die boven de grond uitsteken en zo de fundatie van een hoogspanningsmast vormt.
 
stierenhoorns  (ground wire bearings)
Weinig gebruikte aanduiding voor kattenoren.
 
stierenkoppen  ('bull heads')
Binnen de sector gebruikte bijnaam voor driecircuit-deltamasten van het type zoals in het westen van het land en tussen de Flevocentrale en Harderwijk en Hattem gebruikt worden in het 150 kV-net.
 
Stockbridge-demper  (Stockbridge dampener)
Ook trillingsdemper genoemd. Klein voorwerp dat in sommige fasedraden hangt om lijntrillen te beperken. Zie ook hier.
 
stoomturbine  (steam turbine)
Turbine die stoomdruk gebruikt om een roterende beweging te ontwikkelen. Stoomturbines vormen (met uitzondering van gasgestookte centrales) in iedere thermische centrale de brug tussen hitte en beweging. Door hitte te genereren, nucleair of door chemische verbranding, wordt water gekookt tot stoom. Deze stoom onder hoge druk brengt een turbine in beweging. De roterende beweging drijft vervolgens een generator aan. Stoomturbines kunnen zo groot gemaakt als nodig is en er zijn zware eenheden in kolencentrales en kerncentrales die meer dan 500 MW kunnen genereren.
Wanneer een stoomturbine wordt gecombineerd met een gasturbine ontstaat een STEG-eenheid, waarin de verbrandingsenergie van gas wordt gecombineerd met de warmte en druk van stoom. STEG-eenheden zijn met name in Nederland erg populair en ze halen rendementen tussen 60 en 70%.
 
storing  (outage, no service, malfuncton, blackout, down)
Onderbreking van de stroomlevering.
 
straat(je)  (short row)
Soms gebruikte aanduiding voor een korte verbinding (of een deel daarvan) welke is opgetrokken met een klein mastontwerp, of een klein gedeelte binnen een bestaande verbinding waarvan het mastontwerp afwijkt.
 

ABCDEFGHIIJJKLMNOPQRSTUVWXY0-9