ABCDEFGHIIJJKLMNOPQRSTUVWXYZ0-9


 
NEN-normen  (NEN-normatives)
Set normen en regels waaraan hoogspanningsinstallaties in Nederland moeten voldoen. Zo is in de NEN-50341-1 onder andere vastgelegd hoeveel vrije ruimte er rondom geleiders en onder de draden moet zijn, hoe sterk isolators moeten zijn en waaraan bliksembeveiliging moet voldoen. De NEN-normen zijn belangrijk, maar hebben deels een slechte naam onder mastengekken: deze normen zijn ook verantwoordelijk voor dingen als stompe traversetoppen, latchway, railings, ophoging van te laag bevonden masten en verhoogde afspanophanging, allemaal dingen die het uiterlijk van een hoogspanningslijn beïnvloeden. Ook internationaal zijn ze belangrijk, zo is er de NEN-IEC 60038 waarin netvlakken worden gedefinieerd.
 
net  (grid)
Samenbouwsel van elektrische verbindingen, componenten en aansluitingen.
 
netbalans  (grid balance)
Het evenwicht tussen het vermogen en de belasting op het net, simpeler gezegd de invoeding en de afname. Dit moet te allen tijde min of meer met elkaar in evenwicht zijn en de onbalans mag niet te groot worden.
 
netbeheerder  (grid operator)
Instantie, rechtspersoon of vennootschap dat verantwoordelijk is voor het beheer van een elektriciteitsnet. Een netbeheerder kan een commercieel bedrijf zijn wanneer het een laag- of middenspanningsnet betreft. De Nederlandse en Belgische hoogspanningsnetten worden beheerd door netbeheerders die de juridische status van een quango hebben en gedeeltelijk (Elia) of geheel (Tennet) onderdeel van de staat zijn.
 
netcode  (grid code)
Set gedragsregels waar leveranciers, netbeheerders en afnemers zich aan dienen te houden. Het betreft hier onder andere regels m.b.t. de maximaal toegestane belasting die mag wegvallen bij een enkelvoudige storing (100 MW-criterium).
 
netcongestie (congestion)
De situatie waarbij meer vraag naar capaciteit is (zowel vraag als aanbod) dan het net fysiek leveren kan. Het gevolg is dat aangeslotenen hun productie of verbruik moeten matigen, of dat bepaalde klanten niet kunnen worden aangesloten tot het netwerk is verzwaard met grotere transformators en verbindingen met een hogere capaciteit. Het omgaan met congestieproblemen wordt congestiemanagement genoemd. In Nederland is de wettelijke situatie dat bij congestie op volgorde wordt gewerkt: wie het eerst was met een vraag om capaciteit krijgt ook het eerste ruimte wanneer een verzwaring meer capaciteit beschikbaar maakt.
 
nethistorie  (power history)
De hobby, professie of activiteit die de geschiedenis van het hoogspanningsnet bestudeert. Nethistorie is een brede discipline die zich uitstrekt tot oud kaartmateriaal, tracéreconstructie, mastontwerpen en management, transportcapaciteiten, gebruik en gebeurtenissen van het net. Nethistorie voorziet tevens in het verklaren van wat we heden ten dage in de velden zien door goed te kijken naar het verleden. Het kan gezien worden als waarschijnlijk de meest uitgebreide tak binnen het hoogspanningsnet als hobby/professiegebied.
 
netinpassingspunt  (grid connection)
Plek of locatie binnen een net of deelnet waar een nieuwe aansluiting kan worden gerealiseerd, zowel invoedend als afnemend. Met name van belang voor zware klanten (centrales, windparken, fabrieken of spoorwegvoedingen). 
 
netkaart  (gridmap)
Kaart waarop de globale ligging van hoogspanningsverbindingen en hoogspanningsstations wordt weergegeven. Dat kan semirealistisch zijn maar ook op een meer schematische manier gebeuren. Soms wordt ook het aantal circuits getoond. Netkaarten kunnen afbeeldingen zijn, maar ook GIS-bestanden met entiteiten zodat de netkaart eerder de vorm van een databestand heeft. HoogspanningsNet biedt op de site een uitgebreid scala aan netkaarten van verschillende tijdperken en aanbieders en daarnaast maken we ze ook zelf.
 
netneutraliteit  (grid neutrality)
Een van de belangrijkste principes op het hedendaagse hoogspanningsnet, zie ook de Stroomcursus deel 6.
Netneutraliteit is een juridisch beginsel dat van netbeheerders van staatshoogspanningsnetten vereist dat zij op hun net niemand voortrekken of benadelen, ongeacht de grootte of macht van de betrokken partij.
Producenten en afnemers die op het net zijn ingelust hebben allemaal hetzelfde belang en er mag er door de netbeheerder geen een worden voorgetrokken om enig andere reden dan het vermijden van calamiteiten (zoals tijdens het N-1 criterium en de Niet-normale toestand). Netneutraliteit is vastgelegd in de Nieuwe Elektriciteitswet. Hoewel het een in principe verdedigbaar beginsel is, ontstaan er af en toe ook rare situaties door. Een bekend voorbeeld onder ingewijden is de situatie in de Eemshaven, waar aan het einde van de jaren 00 zoveel kolenvermogen werd beraamd te worden aangesloten, dat een nieuwer en maatschappelijk wenselijk windpark niet meer op het net kon worden aangesloten vanwege een tekort aan transportcapaciteit. Zie voor meer informatie deel 6 van de St(r)oomcursus.
 
netopening  (opening, grid opening)
Afgeschakelde verbinding die indien ingeschakeld twee deelnetten met elkaar verbindt. Netopeningen staan normaal gesproken open, zodat er geen elektriciteit loopt. Ze zijn nodig om doortransport te beperken, cascadestoringen te beperken en tegelijk (indien gesloten) ook omwegen mogelijk te maken bij onderhoud, storingen of een andere abnormale vraag naar vermogen of transportcapaciteit. Netopeningen maken het net daarmee beter bedienbaar en robuuster.
In Nederland zijn netopeningen op vaste plekken in het net aanwezig. In België zijn ze dynamisch en verplaatsbaar.
 
netschema  (grid scheme, schematic gridmap)
Kaart die lijkt op een netkaart waarop het elektriciteitsnet schematisch wordt getoond. Typisch voor netschema's is dat de transformators worden getoond en soms ook de transportcapaciteiten vermelf staasn. Daarmee zijn de verbindingen tussen netten met een verschillende netspanning, de deelnetten en netopeningen snel zichtbaar.
 
netspanning  (operating voltage)
Elektrische spanning (volt) die op een bepaalde hoogspanningslijn of een deel van het hoogspanningsnet gevoerd wordt.
 
netstrateeg  (grid strategist)
Iemand die zich voor zijn beroep bezighoudt met netstrategie. Staatsnetbeheerders en ook commerciële netbeheerders hebben mensen in dienst die in de gaten houden op welke manier het net moet worden aangepast om bij de tijd te blijven of om werkzaamheden mogelijk te maken zonder uitval.
 
netstrategie  (grid strategy)
Het vakgebied dat de gunstigste benutting (loadflow), ligging, belasting en bedrijfszekerheid van het net beschrijft.
Netstrategie houdt zich bezig met optimale benutting van het net en met hoe de gevolgen van storingen of onderhoud kunnen worden geminimaliseerd. Een van de zichtbare gevolgen van netstrategie is met name in Nederland zeer goed te zien bij lijnkruisingen. Men ziet daar dat de verbinding met de hoogste spanning hoegenaamd altijd over de verbinding met een lagere spanning heen wordt getild. Dat wordt gedaan omdat bij onderhoud aan de bovenste verbinding ook altijd de onderste dient te worden afgeschakeld, maar niet per sé andersom. Een ander zichtbaar voorbeeld in Nederland is de harde ban op meer dan twee koppelnetcircuits per mastpositie. Bestaande situaties in het 220- en 380 kV-koppelnet blijven gehandhaafd, maar nieuwe megaverbindingen met drie of vier 220 kV- of 380 kV-circuits op één mastpositie (zoals de Eemshaven-Vierverlaten, Eindhoven-Geertruidenberg en Meeden-Eemshaven) mogen niet langer meer gebouwd worden. Ook bij de aanleg van Zuidwest-380 zullen de beide verbindingen een fysieke afstand tot elkaar bewaren.  
 
nettopologie  (grid topology)
Geografisch-elektrische eigenschappen van een net of deelnet. Hoe gedraagt het net zich in de ruimte en tijd? Waarlangs lopen de grootste stromen? Waar bevinden zich zwakke punten? Dit soort aspecten zijn van belang in het beheer en gebruik van het net en ze vormen een basis onder softwarepakketten waarmee het net beheerd wordt.
 
netverlies  (grid losses)
De hoeveelheid elektrische energie die verloren gaat tijdens transport ervan. Netverlies is gedefinieerd als het verschil aan vermogen dat op het net wordt ingebracht en wordt afgenomen. Netverliezen worden zoveel mogelijk beperkt door een hoge spanning, blindstroomcompensatie, overdimensionering en soms ook met een efficiënte geleiderconfiguratie, zoals de tonconfiguratie.
 
netvlak  (grid level)
In principe de tweedimensionale weergave van een trap in de spanningscascade. Een netvlak is een spanningsinterval met een nominale waarde en een marge naar beide kanten, waarop een deelnet of een heel koppelnet functioneren kan. In Nederland en België heeft het hoogspanningsnet netvlakken op 380 kV, 220 kV, 150 kV, 110 kV, 70 kV en 50 kV. Netvlakken zijn hiërarchisch opgebouwd. In de NEN-IEC 60038 zijn de grenzen voor de intervallen van gedefinieerde netvlakken vastgelegd.
 
niet-normale toestand  (anomalous situation)
Term die de netbeheerder hanteert om aan te geven dat er op het net iets aan de hand is dat duidelijk niet normaal is. Doorgaans is het net bij de niet-normale toestand nog volledig functioneel, maar zodra er ergens een storing optreedt kan die niet meer opgevangen worden. De niet-normale toestand is daarmee vergelijkbaar met rijden op je reservewiel: het werkt, maar je hebt geen tweede backup dus het is te hopen dat het reservewiel het houdt zolang het ongemak nog duurt.
De niet-normale toestand is qua management enigszins vergelijkbaar met de noodtoestand die een soevereine staat kan hanteren: de netbeheerder krijgt dan tijdelijk meer bevoegdheden en mag tijdelijk afwijken van het grondbeginsel van netneutraliteit. Concreet: als het tijdens de niet-normale toestand noodzakelijk is om één producent van elektriciteit voor te trekken om een storing te voorkomen, dan is dit toegestaan zolang de niet-normale toestand duurt. In uiterste noodgevallen is het de netbeheerder ook toegestaan om belasting af te schakelen en daarmee een kleine stroomstoring te veroorzaken om daarmee een grotere storing af te wenden. (Dat werd bijvoorbeeld gedaan tijdens de pan-Europese stroomstoring van 2006.) Het net bevindt zich ook in de niet-normale toestand wanneer het instabiel is en er zonder handelen op zeer korte termijn storingen of een cascade-effect dreigen. Dat kan ook zonder fysieke storingen optreden (bijvoorbeeld door miscommunicatie). 
 
NLink
Tennet-dochter die de regie voert over de ontwikkeling van nieuwe HVDC-verbindingen zoals NorNed II en de COBRAcable.
 
nog-evenmast  ('soon-be-gone-tower')
Geïntroduceerde term voor een hoogspanningsmast- of lijndeel dat al spanningsloos is gemaakt en binnen afzienbare termijn geamoveerd zal worden. De term was een knipoog naar een inmiddels afgedane clausule in de mastclassificatie. In nettere bewoordingen wordt het een verlaten mast- of lijndeel genoemd. 
 
nominaal vermogen  (nameplate capacity)
(Ook: nominale transportcapaciteit, nominaal transportvermogen, nominale capaciteit, of voor productie, geïnstalleerd vermogen genoemd.) Voor hoogspanningsapparatuur: de hoeveelheid elektrisch vermogen waarbij een hoogspanningslijn het minste transportverlies kent of in ieder geval daar ongeveer op is gedimensioneerd. Iedere hoogspanninsverbinding is ontworpen op het kunnen transporteren van een zekere hoeveelheid elektrisch vermogen (uitgedrukt in MVA) en om en nabij dit vermogen is de lijn het meest efficiënt. Het nominaal vermogen is echter niet gelijk aan het maximale vermogen, welke doorgaans nog aanzienlijk hoger ligt (in de orde van 10-20% hoger). Als de netbeheerder het nodig heeft, kan de lijn dus tijdelijk overbelast worden.
 
n-onevenmast  (asymmetric n-level tower)
Asymmetrisch mastmodel vanuit de torenhartlijn. Zie de definitie.
 
nonnenkap  ('nun's head dress')
Vakterm voor een bepaalde vorm van kattenoren wanneer zij zich op de boventraversen bevinden, zoals het geval is bij koppelnetmasten in het Nederlandse 220- en 380 kV-netvlak. Zie ook de pagina over topconstructies. Het is spreektaal en er is derhalve geen goed Engelstalig equivalent voorhanden dat correct is.
 
Noodvermogen  (incident reserve)
Vermogen (productiecapaciteit) dat in noodgevallen (zoals de niet-normale toestand) op afroep binnen 15 minuten beschikbaar moet zijn. Noodvermogen kan noodzakelijk zijn om de invoeding van een bepaald gebied veilig te stellen wanneer er anders storing dreigt en er wordt in het bijzonder gebruik van gemaakt tijdens de niet-normale toestand. (Bijvoorbeeld als tijdens een N-1 een zware invoedende verbinding overbelast dreigt te raken, kan er noodvermogen worden aangesproken vlakbij de plek met de meeste belasting zodat er ter plekke meer vermogen beschikbaar komt dat niet over de overbelaste lijn heen hoeft.)
 
normale toestand  (normal situation)
De toestand die op het elektriciteitsnet geldt wanneer de niet-normale toestand niet geldt. Tijdens de normale toestand dient een TSO (wanneer eigendom van de staat) zich te houden aan het grondbeginsel van netneutraliteit. Het net bevindt zich in een normale toestand wanneer het stabiel is en er voorspelbare dingen gebeuren, zodat een enkelvoudige storing (falen van een individuele component) doorgaans zonder problemen opgevangen kan worden.
 
Noordwest-380  (North-West 380 kV)
Grotendeels afgeblazen of in ieder geval in de wacht gehangen project dat de aanleg van een nieuwe 380 kV-verbinding door Groningen, Friesland en Flevoland behelst om in de toekomst vermogen vanf de Eemshaven af te kunnen voeren. Zie ook de site van het project, Noordwest380.nl.
 
NorNed-kabel  (NorNed HVDC Link)
HVDC-kabel van 450 kV en een vermogen van 700 MW die Nederland met Noorwegen verbindt. De Norned-kabel is momenteel de langste onderzeese HVDC-kabel ter wereld.
 
n-vlaksmast  (n-levelled tower)
Symmetrisch mastmodel vanuit de torenhartlijn. Zie de definitie.
 
N-1 criterium  (N-1 criterium)
Verandering van de bedrijfsbevoegdheden van de netbeheerder vanwege het optreden van de niet-normale toestand. 
 
N-1 redundantie  (N-1 redundancy)
Redundantie met twee circuits, waarbij geldt dat één circuit in principe voldoende is voor de volle loadflow. Wanneer één circuit niet gebruikt kan worden kan het andere circuit nog steeds alle vermogen verplaatsen. N-1 redundantie is de gebruikelijke vorm voor een net dat enkelvoudige storingsreserve bezit. Bij een N-1 redundante verbinding hangen er twee circuits naast elkaar, die onder normale omstandigheden per stuk nooit meer dan 50% van hun nominale capaciteit voeren, uitgaand van identieke impedantie (complex weerstandsgedrag per circuit).
 
N-2 redundantie  (N-2 redundancy)
Redundantie met drie circuits, waarbij geldt dat twee circuit in principe voldoende is voor de volle loadflow. N-2 redundantie kan op twee manieren worden opgevat. Bij een N-2 redundant net of netdeel in de harde zin van het woord, geldt dat elke component in het net niet boven de nominale capaciteit van één circuit mag worden belast en dat het hele net een dubbelvoudige storingsreserve heeft. Dat komt zelden voor en meestal wordt N-2 redundantie dan ook een beetje anders uitgelegd. Bij een N-2 redundante verbinding is er bijvoorbeeld sprake van drie circuits, waarvoor geldt dat deze nooit zwaarder dan de nominaalcapaciteit van twee circuits mag worden belast. Per circuit komt dat (bij gelijke impedantie) neer op 66%. Vergeleken met N-1 redundantie geeft dat een verdubbeling van de veilig te benutten transportcapaciteit terwijl er maar één circuit extra is, omdat je in plaats van twee circuits op 50%, nu drie circuits op 66% mag belasten. Nadeel is dat de verbinding wel drie circuits hebben moet. 
 

ABCDEFGHIIJJKLMNOPQRSTUVWXYZ0-9