HoogspanningsNet - alles over hoogspanning op het het

Techniek

Hoogspanning en gezondheid?

Antwoord op alle vragen vind je bij het RIVM (NL) of het Departement Leefomgeving (B).

HoogspanningsNet behandelt dit thema met opzet niet zelf. (Waarom niet?)

Geknetter en gebrom?

Geen zorgen, dat is normaal.

Nieuws

04 september 2024 Gisteren verdween de laatste nog resterende mast van de voormalige verbinding 220 kV Vierverlaten – Robbenplaat, de lijn die vervangen werd door een zwaardere 380 kV opvolger. Bouw krijgt altijd de aandacht, maar ook de sloop van een hoogspanningslijn is beslist geen sluitpostje. 

De Groningse weides en velden tussen Vierverlaten en de Eemshaven zijn in de laatste vijf jaar veranderd. Niet alleen zijn de NAM-aardgaslocaties geleidelijk gesloten, ook is de aanblik van de hoogspanningslijn die er stond flink gewijzigd. De brede vakwerkmasten die er sinds 1972 stonden hebben plaatsgemaakt voor een lijn met wintracks waar viermaal 380 kV in hangt. Die werd anderhalf jaar geleden voltooid, waarna de bestaande 220 kV-lijn overbodig raakte en kon worden afgebroken. Over of dat nou een goed idee was en over wat we van die wintracks vinden buigen we ons vandaag niet. Wel over hoe onderschat sloop als karwei is.

Zowel bij bouw als bij sloop geldt dat er afspraken nodig zijn met de landeigenaren. Staan er gewassen op de akkers? Dan is het handig als er pas na oogsttijd gesloopt wordt of als er volgend jaar met opzet een stuk niet wordt ingezaaid. Dat kost de landeigenaar inkomsten zodat een onderhandeling ontstaat van geven en nemen bij een kop koffie. Compensatie voor vernielde gewassen of pas sloop na het oogstseizoen, of voor het volgend jaar met opzet een stuk akker niet inzaaien. Met de grote meerderheid van de landeigenaren wordt overeenstemming bereikt en de kans dat tegenwoordig een mast nog voorgoed blijft staan is zeer klein.

Bij een zware hoogspanningslijn is sloop geen klus die door elk sloopbedrijfje kan worden gedaan. Zo kunnen de draden per spanveld meer dan een ton wegen. Gewoon doorknippen en op de grond laten vallen kan niet, ze zouden dwars door een nokbalk, boom of een hek heen slaan. Draden worden bij de sloop op bijna gelijkvormige wijze verwijderd als bij de bouw. Men hangt katrollen aan de isolators en rolt de draden op terwijl ze onder trekspanning worden gehouden met een dunnere kabel. Vervolgens wordt die dunnere kabel zelf pas uit de katrollen getrokken. De draden worden opgerold en kunnen naar een smelterij, de isolators worden waarschijnlijk stortafval.

Natuurlijk moet je ook met je katrollen opletten dat je niet teveel kracht zet in een richting waar de traverse niet op is berekend. Anders kan er wel eens iets afbreken…

Dan moeten de masten zelf verwijderd worden. Dat vraagt om rijplaten, een kraan, containers, meerdere graafmachines met hydraulische knipscharen en naderhand het schoonmaken van de site vanwege verfbladders en staalsplinters. Het mag niet te hard waaien tijdens zo'n operatie. Onweer en stromende regen is uit den boze. Over regen gesproken, dat deed het heel veel en heel vaak in de afgelopen anderhalf jaar. Zoveel zelfs dat de sloop vertraging opliep omdat de zompige Groningse weides niet te betreden waren zonder van alles te vernielen en je hopeloos vast te rijden. Slopen van masten ging vroeger met snijbranders, tegenwoordig met hydraulische scharen. In een halve dag kan men een hele mast van veertig meter hoog en twintig ton zwaar aan min of meer handzame stukjes knippen die daarna in puincontainers een enkeltje hoogovens krijgen. 

En dan moeten de fundaties verwijderd worden. Heipalen worden meestal geknipt: op twee meter onder het maaiveld zaagt men ze door zodat toekomstig landgebruik er geen last van heeft. De gehele paal trekken door hem te laten trillen en onder hoge druk water langs de zijkant te injecteren kan ook, maar dat is wel duurder en beduidend meer werk. Wanneer op de plek van een mast concrete plannen zijn voor andere infra zal men dit proberen. Andere masten staan op een gecombineerd fundament van een of meer grote blokken beton waar ook heipalen onder kunnen zitten. Zo'n fundatie los krijgen is een heel karwei waarbij een sterke hijskraan, graafmachines en wat behendigheid met de hydraulische scharen komt kijken. Onder andere bij hoekmastpositie 03 van deze lijn was er zo'n combinatiefundament. Alle vier de voeten hadden een groot onderheid betonblok van 36 ton per stuk. Zulke blokken worden in hun geheel afgevoerd naar een puinbreker, die er op zijn beurt (de stagiair met de kraan wellicht) wel een tijdje zoet mee is om al dat beton te vergruizen.

Uiteindelijk moet het weiland worden hersteld. De gaten moeten gedicht worden, afrasteringen hersteld, de rijplaten verwijderd en er wordt soms opnieuw ingezaaid. Pas na een akkoordverklaring van de landeigenaar, waarin deze aangeeft dat de grond werkelijk leeg en zo goed mogelijk hersteld is opgeleverd, zit de sloop er echt op. Kop koffie erbij, en nog 128 masten te gaan.

Afbeeldingen: een mast van Eemshaven – Vierverlaten 220 kV in de takels om in mootjes te worden gekniopt. Dit was hoekmast 16 bij Aduard, de laatste die nog stond. Midden: de hoogspanningslijn in betere tijden, maar al wel met zijn opvolger in aanbouw. Onder: kraan eraf, betonblok erop, en de volle 36 ton wordt afgevoerd naar een puinbreker. Foto's door Bram Gaastra.

30 juli 2024 Het is vakantietijd. Bij HoogspanningsNet werken we door (de site wordt binnenkort vervangen), maar we laten je niet ontsnappen zonder huiswerk. Wie naar Frankrijk op vakantie gaat of er op doorreis passeert kan ze niet missen: de rare, grote en schijnbaar onhandige Franse deltamasten. Waarom zien die er zo uit? Ingenieurs zijn toch niet gek?

Wie in Frankrijk zijn powersafari-oog de kost geeft kan niet om ze heen: grote hoogspanningslijnen van het 400 kV koppelnet van RTE die met masten zijn gebouwd die op grote flessenopeners lijken. Een enorm gat, twee draden erdoor, vier zijwaarts uitstekende traversen en een beetje topzwaar uiterlijk. Je moet ervan houden, zou de Francofiel zeggen. Wat is dit voor frivole onzin, zeggen de wat meer Duits en Deens aangelegde mensen die van sobere doelmatigheid houden. Feit is dat de mast er niet efficiënt uitziet terwijl ingenieurs zelden gek zijn. Wat speelt hier?

Het mastmodel in kwestie wordt formeel een Anjou genoemd. Geen echte chat, wel een familielid. De mast valt onder de delta-ontwerpen. Lange tijd heeft de Anjou ook ons bij HoogspanningsNet voor vraagtekens geplaatst. Tot in 2023 een stukje kennis opdook waarmee alles op zijn plek viel. 

Eerst moeten we terug in de tijd. Terug naar de late jaren 60, de tijd van flowerpower en van de Cubacrisis, de ruimterace, maar ook de tijd van de opkomst van atoomenergie. In de grotere landen in het Oostblok en ook in het Westen van Europa heerste een opgewonden optimisme rondom atoomenergie. Verschillende landen voorzagen dat het niet lang meer zou duren of atoomenergie zou de hele elektriciteitsopwek domineren. Kolenbergen, olierook en gas zouden tot het verleden behoren. Nederland had net tien jaar eerder Slocheren aangeboord en zag de bui al hangen. Er werden snel contracten afgesloten met Italië waarbij voor een appel en een ei aardgas werd verkocht, met het idee om er zo snel mogelijk nog wat geld aan te verdienen voordat kernenergie het aardgas waardeloos zou maken. Italië zelf intussen, met zijn grote kustlijn en onbeperkt koelwater, was inderdaad van voornemen om een heel arsenaal zware kerncentrales te bouwen en ze te verbinden met een nieuw landelijk 750 kV koppelnet. Dat moest zo zwaar vanwege de lange afstanden en grote vermogens. Ook Oost Europa met zijn koude winters omarmde kernenergie. In Oekraïne werd voor tientallen gigawatts aan zware kerncentrales gebouwd. Daar werd daadwerkelijk een 750 kV-koppelnet uit de grond gestampt om de vermogens van forse kerncentrales (complexen van drie tot zes gigawatt elk) over langere afstanden af te voeren.

In Italië kwam het zover niet. Mede dankzij het goedkope gas uit Nederland was de bouw van dure kerncentrales economisch minder interessant geworden. Er werden in Italië slechts vier kerncentrales gebouwd en ze werden ook alle weer gesloten na de calamiteiten in Harrisburg en Tsjernobyl. Deze centrales waren kleiner dan de Oekraïense exemplaren en ze konden ook op het zich ontwikkelende 400 kV-netvlak worden aangesloten, net zoals dat werd gedaan met de gascentrales. Italië bleef 750 kV-vrij. 

Ook Frankrijk voorzag dat kernenergie het ging worden. Waar Italië uiteindelijk sputterend halt hield en weer terugstapte, zette Frankrijk door. Ook Frankrijk wou een nieuwe topspanning in het koppelnet om de centrales te verbinden. Op strategische plekken zou het zich ontwikkelende 400 kV-net dan worden gekoppeld met een nieuw, bovenliggend dat op 730 kV zou worden bedreven. Maar er was een probleem. Op veel plekken was het hoogspanningsnet nog helemaal niet in staat om de zeer grote vermogens komend vanuit 730 kV te verdelen over onderliggende verbindingen van 230, 90 en 65 kV. In de tijd waarover we nu spreken, de vroege jaren 70, was ook 400 kV nog splinternieuw en pas net in aanleg. Op veel plekken ontbrak als het ware een netvlak tussen de beraamde 730 kV-joekels en de bestaande 230 kV in de regionale netten. Het was verstandig om in sommige gebieden eerst maar eens 400 kV aan te leggen voordat er uiteindelijk aan 730 kV kon worden gedacht.

Een paar knappe koppen bij RTE kwamen met een prettige oplossing. Er werd een mast bedacht die tweemaal 400 kV zou kunnen dragen en later, als de tijd eenmaal rijp was, met zo weinig mogelijk aanpassingen voor éénmaal 730 kV geschikt kon worden gemaakt. Dit werd de Anjou, een mast die het bouwplan van de oudere chats losjes volgde, maar waar door een slim kunstje met twee kleine, extra traversen twee extra draden aan konden hangen. Zo kon tijd worden gewonnen met uitbouw van 400 kV, later gevolgd door 730 kV, zonder later alle masten te moeten herbouwen.

In de twintig jaar die volgde bouwde Frankrijk bijna vijftig kernreactors. Maar Frankrijk koos gaandeweg voor een andere kernstrategie dan Oekraïne. Door de kerncentrales per stuk kleiner te houden dan hun Oekraïense collega's en er juist meer van te bouwen, waren de centrales beter over het land te verspreiden. Dat maakte het mogelijk om ook met een kleiner riviertje nog aan voldoende koelwater te kunnen komen. Ook is het minder kwetsbaar voor uitval. Kleinere kerncentrales die per stuk niet verder komen dan anderhalf of twee gigawatt hadden net als de Italiaanse gascentrales genoeg aan 400 kV om hun vermogen kwijt te kunnen.

Wel honderd verbindingen waren er inmiddels gebouwd met de Anjou. Geen enkele werd uiteindelijk op 730 kV gebracht. Omdat de Anjous van meet af aan ook voor 400 kV waren ontworpen is er geen kapitaalvernietiging opgetreden. Sterker nog, er groeide gaandeweg een reden om juist bij voorkeur niet meer naar 730 kV te willen. Op 400 kV kan je twee circuits kwijt in een Anjou waardoor de verbinding redundant wordt. Daardoor is de robuustheid van het Franse koppelnet met 400 kV groter geworden dan wanneer het wel van een 730 kV-net zou zijn gekomen.

Vandaag herinnert weinig meer aan het nucleair optimisme van jaren 60 en 70. Frankrijk is nog altijd een kernenergieland, maar zoals we weten zijn gas, olie en kolen tot op de dag van vandaag ook nog in gebruik. Slechts een bizar ogende 400 kV hoogspanningsmast overal in Frankrijk herinnert ons aan de gedroomde horizon van de jaren zestig. Een toekomst die toch weer anders is gelopen en waarin die onhandig ogende hoogspanningsmast opeens een razend slimme zet blijkt te zijn geweest, van Franse ingenieurs die dus inderdaad niet gek waren.

Afbeeldingen: een Anjou in een Franse akker, uitgerust met twee circuits voor 400 kV. Foto door Tom Börger. Midden: oud Frans document waarin een Anjou staat geschetst met 730 kV-uitnutting, het uiteindelijke bewijs voor een theorie die al langer een beetje rond zong (vergroting hier). Onder: Anjous zijn er nogal wat in Frankrijk, maar geen enkel exemplaar heeft ooit 730 kV gevoerd. Daar worden deze parallelle straten met een Anjou-armageddon niet minder indrukwekkend van (vergroting hier). Foto door Michel van Giersbergen.

16 juli 2024 Groningen heeft uitgesproken 'ereschuldgeld' te willen gebruiken om alle 110 kV-hoogspanninslijnen in de provincie te verkabelen, als soort van compensatie voor het verschijnen van Noordwest-380. Wat is hier gaande, en maakt dit streven kans of ligt de waarheid weer eens ergens in het midden?

Dat was even schrikken voor pylon geeks die het Dagblad van het Noorden op de mat krijgen, een regionale krant die Drenthe en Groningen (maar in de praktijk vooral Groningen) behandelt. Groningen wil ondergronds met hoogspanning, zo meldt een woeste kop waar vervolgens plompverloren de Kleerkastenlijn in Brabant onder is gemonteerd, maar zulke dingen zijn we wel gewend. De roep om verkabeling klinkt overal, maar zelden was zij zo luid als vandaag in Groningen bij monde van het Provinciebestuur dat hierover zegt al in een 'vergevorderd stadium van overleg' te zijn met Tennet. De kunst lijkt te zijn afgekeken in Denemarken waar een Riksnedtagningsplan (Rijksverkabelingsplan) voorziet in geforceerde verkabeling van 132 kV en 150 kV.

Nadat de koffie is opgeruimd die we over de krant hadden gespuwd is het tijd om wat nauwkeuriger te kijken. Want reeds in het krantenartikel, maar ook vanuit onze achtergrondkennis, weten we dat de soep koeler wordt gegeten dan de stoere taal die men bezigt. Ten eerste, het is technisch ingewikkeld (220 kV) of bijna onmogelijk (380 kV) om langere afstanden koppelnetspanning onder de grond te leggen. Ten tweede, het is netstrategisch onwenselijk vanwege reparatiezekerheid. En ten derde, het is een grote kapitaalvernietiging om zware verbindingen die nog vele tientallen jaren mee kunnen voortijdig af te breken, nog los van dat we daarmee ook de nieuwbouw en transitie elders in het land vertragen omdat materieel en werklieden schaars zijn. En laat Groningen nu juist een gebied zijn waar precies dat soort zware koppelnetlijnen tot in elke hoek staan.

Dat is ook de Provincie niet ontgaan. Hun vraag heeft dan ook betrekking op de kleinere verbindingen die 110 kV als bedrijfsspanning voeren. Zulke lijnen laten zich technisch probleemloos verkabelen. Door ze versneld en geforceerd te verkabelen denkt de Provincie twee vliegen in één klap te slaan. Verkabeling betekent tevens verzwaring en er wordt tegemoetgekomen aan een maatschappelijke roep om hoogspanningslijnen uit het landschap te bannen. Een roep die versterkt is geraakt sinds er veel windmolens zijn verschenen (die kunnen nu eenmaal niet ondergronds) en ook door de aanleg van Noordwest-380 Oudeschip – Vierverlaten. Jazeker, die wintracks in de verder lege weilanden. Hoewel weinig mensen wat hebben met vakwerk is ook de wintrack een eh.. ietsje tegengevallen qua landschappelijke inpassing. Verder heeft Groningen geld, veel geld. Het Rijk heeft tientallen miljarden toegezegd onder de noemer ereschuld vanwege problemen met de gaswinning. Een deel daarvan wil de provincie gebruiken om alles en iedereen aan duurzame elektriciteit te krijgen en netverzwaringen kunnen dan worden gecombineerd met vervangende verkabelingen.

Ook pylon geeks weten wel dat over lange tijd bovengrondse hoogspanning waarschijnlijk iets zal zijn voor plekken met lange afstanden of rotsbodems. Niets is voor eeuwig, en zeker bovengronds 110 kV met vakwerk niet. Maar tussen de verre toekomst en het streven 'zo snel mogelijk' zit nogal wat ruimte. We zien dat twee verbindingen al concreet op de verkabelingslijst staan en die worden ook in het artikel genoemd. De aansluiting van de aardappelfabriek Dobbestroom is een van de laatste commerciële harde aftakken op het Tennet-net en die gaat verdwijnen door de komst van station Ter Apelkanaal. Ook de omleiding om Groningen-stad heen tussen Vierverlaten en Hunze staat al voor een deel op de verkabelingsnominatie. De jaartallen die erbij worden genoemd bevinden zich richting het uiteinde van dit decennium. Voor de andere verbindingen wordt het op zijn vroegst ergens in 2030-2035. Dat is weliswaar eerder dan hun technisch einde levensduur, maar ook elders in het land zien we soms verbindingen verdwijnen op deze termijnen.

Het lijkt er daardoor op dat de Groningse soep lauwer en beduidend langzamer gegeten gaat worden dan wat de stoere taal van 'de komende jaren' suggereert.  

Afbeeldingen: voorpagina van het Dagblad van het Noorden op 16 juli. We hebben de tekst onleesbaar gecomprimeerd om problemen met copyrights te voorkomen, maar het artikel is ook online te lezen. Onder: een 110 kV-lijn in Groningen die op termijn ondergronds moet, als het plan van de Provincie de doorgang vindt die beoogd wordt. Krijgen we dan aan de Drentse provinciegrens een opstijgpunt?

12 juli 2024 Tussen Geertruidenberg, Crayestein en Krimpen wordt een tweede 380 kV bovengrondse hoogspanningslijn beraamd. Een grote puzzel om in te passen en in de zienswijzen worden allerlei alternatieven aangedragen. Zoals: kunnen we in de bestaande lijn niet gewoon de netspanning verhogen?

De vraag naar transportcapaciteit groeit snel en dat is ook te merken op het 380 kV-net. Het vergroten van de transportcapaciteit van bestaande verbindingen (die op een stroomsterkte van 2,5 of 3 kA zijn ontworpen) naar 4 kA is nu gangbaar waarmee het transportvermogen van een redundante verbinding netto toeneemt met zo'n 600 tot 900 MVA. Dat is vlotte winst omdat de masten en stations niet hoeven te worden aangepast. Zo'n opwaardering is al gedaan met de bestaande verbinding Krimpen – Geertruidenberg, maar in de toekomst is dit niet genoeg. Daarom wordt een nieuwe tweede 380 kV-lijn beraamd tussen Krimpen en Geertruidenberg, al dan niet aangesloten op Crayestein. Uiteraard komen in de zienswijzen en inspraakprocedures nogal wat alternatieven voorbij. Soms voorspelbaar, zoals de roep om grondkabels of HVDC. Waarom die twee niet realistisch zijn behandelen we een andere keer. Vandaag kijken we naar een ander aangedragen alternatief dat op het eerste gezicht simpel en elegant lijkt: domweg de netspanning op de bestaande verbinding verhogen. Waarom kan dit (niet)?

Transformators en schakelaars hebben telkens 4 kA als bovengrens voor de werkbare stroomsterkte, wat bij 380 kV neerkomt op 2635 MVA. Wil je bijvoorbeeld 6 kA, dan moet je ingewikkeld en onbewezen maatwerk laten aanrukken. Dat zou in koppelnetten een onaanvaardbaar strategisch risico meebrengen, naast nog een reeks andere problemen waar we later op komen. We zitten dus met 4 kA max, op welke spanning je een circuit ook bedrijft. 

We weten dat vermogen de vermenigvuldiging is van de stroomsterkte en de spanning. Wenu, als je de stroomsterkte niet verder kan verhogen, kunnen we dan niet gewoon de mosterd halen bij de spanning?

Hogere spanningen dan 380 kV zijn bewezen techniek. In Oost Europa treffen we bijvoorbeeld verbindingen met 500 kV en zelfs met 750 kV aan. Oekraïne staat er vol mee. Stel, we houden het bij driebundels zodat het draadgewicht gelijk blijft, en het enige wat we gaan doen is de bestaande verbinding op 750 kV bedrijven. We handhaven daarbij de maximale stroomsterkte van 4 kA na de opwaardering. Je kan met 4 kA op 750 kV met gemak 5000 MVA halen. Zo hou je je aan de 4 kA-grens terwijl je zo'n 2000 MVA wint, zonder ook maar een meter nieuwe hoogspanningslijn te hoeven bouwen.

Eh, nee, wacht. Toch wel een nieuwe hoogspanningslijn. Met een hogere netspanning hebben we langere isolators en grotere vrije ruimte tot de grond nodig. We moeten dus alsnog de masten verbouwen. Omdat de bestaande verbinding niet twee jaar gemist kan worden komt het alsnog neer op nieuwbouw op een ander tracé. De enige winst die nu op de lange termijn overblijft is 2000 MVA meer vermogen en sloop van de bestaande verbinding. Bij de nieuwe 750 kV-lijn zal de breedte van de magneetveldcontour groter zijn. Niet door een hogere stroomsterkte, maar omdat de verbinding eenvoudigweg fysiek breder hangt. 

Voor 750 kV hebben we aan beide uiteinden nieuwe schakeltuinen nodig. Voor deze spanning zijn dat grote terreinen met aan beide uiteinden een reeks 380/750 kV trafo's met bijbehorende bewaakapparatuur. Allemaal dingen die kosten, complexiteit en faalpunten toevoegen ten opzichte van blijven werken binnen dezelfde netspanning. 380 kV sluit je immers gewoon aan op de bestaande rails van de stations. Transformators zijn waanzinnig rendabel (boven 99% efficiëntie) maar bij een paar gigawatt transformeren aan beide kanten creëer je nog steeds tientallen megawatts netverlies die niet nodig zijn wanneer je de transformatiestap kan vermijden. 

Maar de echte showstopper is de netstrategie. Een verbinding met 5000 MVA circuitvermogen in een vermaasd netwerk opnemen dat als maximum 2635 MVA per circuit heeft is vragen om problemen. Hoewel de stroomsterkte keurig onder 4 kA blijft is het getransporteerde vermogen juist dankzij onze gekozen hoge spanning extra groot. Als de 750 kV-lijn uitvalt terwijl hij zwaar wordt belast ben je plotseling zo'n zware verbinding kwijt dat het omliggende net die klap niet kan opvangen. In de omgeving vallen dan steeds meer andere verbindingen uit, tot een scheuring in het elektriciteitsnet ontstaat die tot een system split kan leiden. Dat is de nachtmerrie van elke netbeheerder in Europa.

Wanneer we in plaats van die 750 kV-lijn kiezen voor twee extra 380 kV-circuits hebben we geen trafo's, schakeltuinen of overtredingen van netstrategische gebruiken nodig. Sterker nog, een extra 380 kV-lijn met twee circuits brengt zelfs nog méér nieuwe capaciteit mee dan de bestaande lijn vervangen door de geschetste 750 kV-lijn. Omdat twee extra 380 kV-circuits tussen dezelfde stations zorgen voor vier circuits, betekent het N-1 criterium (altijd het vermogen van een volledig circuit achter de hand houden) dat je de overige drie circuits voluit mag belasten. Tweemaal 4 kA op 750 kV geeft N-1 veilig 5000 MVA benutbare capaciteit, want je mag de dubbelcircuitlijn maar tot de helft belasten. Viermaal 4 kA op 380 kV geeft N-1 veilig driemaal 2635 MVA en dus zo'n 7900 MVA werkelijk benutbare capaciteit. 

Aan het einde van de dag is 750 kV in je hoogspanningsnet opwindend voor netkaartmakers en pylon geeks, maar netstrategisch niet verstandig en zelfs niet eens zomaar toegestaan zonder extra maatregelen. Een nieuwe dubbelcircuitlijn bedreven op 380 kV bijplaatsen is in bijna alle opzichten de betere keuze. Behalve dan voor fanatieke pylon geeks, want die zouden helemaal uit hun topstukje gaan van 750 kV in Nederland.  

Afbeeldingen: er zijn op de wereld veel zwaardere hoogspanningslijnen verkrijgbaar dan onze 380 kV-lijnen. In Oekraïne is 750 kV een normaal gezicht. Midden: montage van ons netschema met de huidige situatie, een extra 380 kV-lijn of een 750 kV-lijn (vergroting hier) met fictieve 1000 MVA trafo's, een redelijke aanname voor zulke machines. Twee nieuwe 380 kV-circuits geven meer redundantie zodat 75% van de capaciteit kan worden benut in plaats van 50%, je hebt geen schakeltuinen en transformators nodig en je netstrategisch risico neemt af in plaats van toe.

31 mei 2024 Altijd is er wel ergens een hittegolf bezig, maar zuidoostelijk Azië krijgt het al maanden voor de kiezen en sinds afgelopen week is India aan de beurt. Het land met 1,4 miljard inwoners zucht onder een ongekende hittegolf. Airco's kunnen het draaglijker maken, maar die vragen veel stroom. Houdt het stroomnet dat, en hoe?

Wie op de weerkaarten kijkt ziet dat het westen van India ligt te bakken onder een standvastig hogedrukgebied dat voorlopig niet wijken wil. Met de zon recht boven je hoofd en overal asfalt (er wonen 1,4 miljard mensen in India) is het met name in de grote steden niet uit te houden. New Dehli leek met 53 graden eventjes het temperatuurrecord te hebben verbroken, maar dat berustte op een meetfout. Het bleek 'slechts' 49 graden te zijn. Tja, en niet altijd is dat droge hitte. Op het moment van dit schrijven (nacht in India) staat bij Brahmapur een honderden kilometers groot onweerscluster een feestje te bouwen bij een nachttemperatuur en een dauwpunt van beide 34 graden. Ga er maar aan staan.

In landen met koude klimaten wordt in de winter de meeste stroom gebruikt. Niet voor verlichting maar voor verwarming. Zo zijn we in Nederland en België gewend dat de grootste piekvragen op koude winteravonden optreden, als we stoken en koken. Het vraagt om veel transport vanaf thermische centrales naar de eindgebruikers. In hete klimaten is dat andersom, daar wordt sinds de opkomst van betaalbare airconditioning de meeste stroom midden overdag gebruikt op de heetste dagen. De opkomst van zonnepanelen heeft ervoor gezorgd dat de productie van stroom tijdens zonnige hete dagen niet meer alleen door centrales hoeft te gebeuren, zodat het probleem opschuift van productie naar transport omdat de meeste panelen niet rechtstreeks op het dak van de verbruikers liggen, maar in grote zonneparken.

Een hoogspanningsnet werkt het lekkerste in koud weer. Okee, niet elk type koud weer (hoogspanningslijnen en ijzel zijn gezworen vijanden) en grondkabels merken geen seizoensgang, maar koude lucht is bevorderlijk voor de transportcapaciteit van luchtlijnen en het koelvermogen van transformators. Op een winterdag met een stevige oostenwind kan een koppeltrafo zijn warmte makkelijker kwijt dan op een hete windstille zomerdag. In India zit het stroomnet een beetje gammeler in elkaar dan in West Europa. Geforceerde koeling is duur en het voegt kwetsbaarheden toe. Er wordt vaak gekozen voor natuurlijke koeling door de trafo op de wind te zetten. Die aanpak werkt meestal goed tot je de grenzen van het systeem verkent met niet eerder vertoonde temperaturen. Wanneer de transformators op hun tenen lopen toptemperatuur draaien verkort dat de levensduur van de interne isolatie. De kans op falen is ook groter. Valt één component uit, dan worden de anderen nog zwaarder belast en voor je het weet ontstaan er cascadestoringen.

India bestaat uit vijf gesynchroniseerde netblokken en de hitte teistert vooral het westelijk en noordelijk netblok. Stort zo'n netblok in, dan kan het eenvoudig een paar dagen duren om de stroom te herstellen. Dat is levensgevaarlijk bij zulke temperaturen. Het is netbheerder PGCI Powergrid en onderliggende regionale netbeheerders er dan ook alles aan gelegen om de vraag te verminderen. Het stil leggen van industrie en operationele maatregelen (het opschorten van gepland onderhoud) is nodig om de kans op problemen te verkleinen. Ondanks dat soort maatregelen mag men verwachten dat in de goed gekoelde controlezalen van PGCI alsnog het zweet in de handjes van de bedrijfsvoering staat nu de piekvraag in het land boven 350 GW uitkomt.

Afbeeldingen: elektriciteitsnetten hebben minder moeite met winter dan met zomer, hitte zorgt voor verlaging van de transportcapaciteit doordat de draden heter zijn. We hebben geen kennis in India, dus we moeten het met een Amerikaans plaatje doen. Onder: een Nederlandse koppeltrafo met koelelementen ernaast opgesteld. Met deze geforceerde koeling kan de trafo veel zwaarder belast worden, maar het is wel duurder. In India wordt geforceerde koeling niet altijd toegepast.