Vandaag wordt met een persmomentje gevierd dat Enexis voor trafostation Emmen Weerdinge de ‘vluchtstrook van het elektriciteitsnet’ in gebruik heeft genomen. Vluchtstrook is inmiddels een buzzword, maar het elektriciteitsnet heeft helemaal geen rijstroken. Wat wordt er technisch nou bedoeld?
‘De vluchtstrook is spitsstrook geworden.’ En zo nog wel meer ronkende vergelijkingen die ons deze dagen om de oren vliegen, onder andere bij de NOS. Enexis, de eigenaar van het (dunne) 10 kV-net in het oosten van Drenthe, heeft vandaag officieel de redundante capaciteit in het net rond Emmen Weerdinge beschikbaar gesteld voor hernieuwbare energieproductie.
Dat vraagt om een persmomentje met de wethouder en de eindbaas van het netbedrijf op het terrein van Emmen Weerdinge, waar het 10 kV-net van Enexis is verbonden met het bovenliggende 110 kV-net van Tennet waarin soortgelijke problematiek speelt. Glunderende gezichten, helaas niet met energydrink, maar het idee is duidelijk en men is ergens trots op: door de redundante capaciteit te benutten voor het aansluiten van extra zon- en windvermogen kan er meer vermogen door het bestaande elektriciteitsnet stromen en daardoor is sneller aansluiting van meer hernieuwbare energie mogelijk.
Niet alle fysieke capaciteit is altijd bruikbaar
Ja goed okee, maar wat is dan die spreekwoordelijke vluchtstrook en hoe komt men erbij juist dat woord te gebruiken?
Als je kijkt naar de grondkabel die je huis aansluit, dan zie je een grijze.. eh.. okee, laat maar, je ziet in elk geval één kabel binnenkomen. In die kabel zitten naar gelang de zwaarte van je aansluiting een fase- en een nuldraad, of drie fasedraden en een nuldraad. In beide gevallen vormen ze één zogeheten circuit. Dat is een volwaardig samenstel van draden waarover elektrisch vermogen kan worden getransporteerd. En het is net als één waterleiding of telecomkabel: als is stuk is, dan is ie weg en heb je geen alternatief, ofwel een storing. Zodra we in de middenspanning terechtkomen kan dat niet zomaar meer. Daar is het gebruikelijk dat er redundantie in het netwerk zit. Redundantie betekent dat er extra capaciteit in het net beschikbaar is in de vorm van dubbel aangelegde of extra kabels, soms in ringvormen, zodat bij een breuk een andere route kan worden gebruikt.
Als we naar een bovengrondse hoogspanningslijn kijken (en dat kan je nooit genoeg doen), dan kan je een zekere vorm van redundantie met eigen ogen zien. Stel dat de lijn twee stations verbindt zonder inlussingen of ander ingewikkeld gedoe. Er zijn dan in principe drie draden nodig die een circuit vormen om vermogen te kunnen verplaatsen. Toch hangen er zes draden aan de meeste masten – twee groepen van drie aan elke kant en dus twee circuits. Het is niet zo dat er maar een zo’n circuit onder spanning staat en de andere op reserve hangt te niksen. Nee, ze zijn beide in gebruik, maar beide mogen slechts tot 50% van hun theoretische topvermogen worden belast. Als er eentje uitvalt door storing of uit dienst moet voor onderhoud, dan kan het andere circuit alsnog het totale vermogen aan (tot 100%) zodat er geen uitval ontstaat. Met redundantie in je stroomnet kan je de gevoeligheid voor storingen verminderen. Een circuit kan ook vanwege regulier onderhoud of vanwege verbouwingen wel eens spanningsloos gezet worden. Ook dan is er een alternatief nodig. Minder acuut dan bij storingen, maar technisch vergelijkbaar.
Het betekent dat er fysiek meer capaciteit in de grond ligt of aan de masten hangt dan bij een normale onverstoorde situatie zonder onderhoud nodig is. En deze redundante capaciteit, die wordt in de pers nu aangeduid als de vluchtstrook. Een strook waar we normaal gesproken vanaf blijven zodat hij voorhanden is als er een situatie ontstaat die erom vraagt. Op dat moment kan een storing of onderhoudsknelpunt ermee voorkomen worden. Zonder deze redundante capaciteit zou ons elektriciteitsnet vrijwel niet te bedienen zijn. (Meer weten? Neem eens een kijkje in de Stroomcursus.)
Alleen voor productie in te zetten
De meeste tijd is er gelukkig geen storing of onderhoud en dan is die extra capaciteit niet nuttig. Terwijl we hem toch graag zouden willen gebruiken omdat het knelpunten in productie van energie zou kunnen helpen oplossen. Hoe kunnen we dit doen zonder dat de storingsgevoeligheid van het net toeneemt?
De crux zit hem erin dat er alleen redundante capaciteit wordt vrijgegeven voor extra productie. Dat betekent dat er meer zonne- en windstroom kan worden aangesloten, maar niet dat er meer warmtepompen of elektrische auto’s op het net mogen. Door alleen productie op de redundante capaciteit toe te staan, en in geval van nood contractueel tegen de producent te mogen zeggen ‘sorry, nu even niet’, kan er meer groene stroom op het net worden ingevoed zonder dat het risico op storingen aan de vragende kant van het net groter wordt. Immers, als een zonnepark afvalt heb je in een groot elektriciteitsnet niet meteen een storing omdat er nog talloze andere producenten actief zijn. Maar als een klant afvalt zou het wel meteen een storing betekenen.
Om redundante capaciteit te mogen gebruiken voor transport van uitsuitend productievermogen was een wijziging nodig in een paar wetten, en ook een beetje lef bij de netbeheerder. Maar het lijkt erop dat deze proef bij Emmen Weerdinge spoedig navolging krijgt, ook in het hoogspanningsnet van Tennet. Extra capaciteit vrijspelen zonder dat de leveringszekerheid erop inlevert: een interessante ontwikkeling die in de categorie laaghangende drad.. eh, laaghangend fruit valt.
Afbeeldingen
Header: station Emmen Weerdinge vanaf de openbare weg, foto door Tom Börger. Dit station is momenteel het epicentrum van de ‘vluchtstrook’. Artikel: de verbinding Zwolle – Meeden heeft tussen 1995 en 2010 tussen Veenoord en Weerdinge een meeliftend 110 kV-circuit aan een vijfde poot gehad. Het is verleidelijk te denken dat dit zo’n vluchtstrook was, maar dat is het niet. Inmiddels hangen er twee meeliftende circuits aan en die hebben een normale rol in het net. Historische foto’s (geen beste) door Hans Nienhuis.