De T-pylon fluit zijn zwanenzang
In Nederland was het voor pylon geeks de plottwist van het decennium: Tennet stapte in 2021 af van de wintrack en keerde terug naar vakwerkmasten. Deze week bleek dat ook NationalGrid in Engeland dezelfde beweging maakt en geen nieuwe projecten met de T-pylon meer beraamt.
Het zijn onverwacht zware tijden voor liefhebbers van grote Europese buismasten. Tussen 2010 en 2020 leken de dagen van de vakwerkmast geteld en kwam bijna elke West-Europese netbeheerder met een buismast op koppelnetniveau voor 220 kV of hoger. 50Hertz, RTE, Energinet, Amprion, Tennet en NationalGrid, allemaal presenteerden ze met enige tamtam een grote en vaak hagelwitte buismast richting de wereld, onderling naar elkaar kijkend alsof het de nieuwste Pokèmonkaarten op het hoogspanningsschoolplein waren.
Geïnspireerd door veronderstelde publieke opinie tegen vakwerk en met de rug tegen de muur vanwege technische beperkingen (koppelnetspanningen kunnen niet over lange afstanden ondergronds) moest esthetische verfraaiing de dag redden. Buismasten zouden de toekomst zijn, en pylon geeks als notoire vakwerkliefhebbers schudden zich mistroostig het hoofd. Alleen Elia deed niet mee aan de hype op het schoolplein. België koos met de Stevin-mastenfamilie voor een vakwerkmast als werkpaard.
Tien jaar verder zijn de kaarten in hoogspanningsland geschud op een manier die niemand zag aankomen. Amprion bouwde tegen heug en meug een kort tracé Pylône Muguets tegen de Achterhoekse grens aan, maar heeft het daarna nooit meer herhaald. Tennet heeft de wintrack in 2021 teruggefloten om over te stappen op de moldau, een nieuwe familie vakwerkmasten. En deze week kwam het bericht dat ook NationalGrid in Engeland nog maar drie jaar na de formele introductie de T-pylon alweer de wacht heeft aangezegd.
Leven na de L12
NationalGrid is een oude netbeheerder met een lange eigen historie. Hun werkpaarden hebben vrij saaie namen zoals L2, L6 en L12. Het gaat bij de koppelnetspanningen telkens om vakwerkmasten met een verticale vorm of een tonvorm. De L6 is het meest gebruikt en het is een vrij plompe tonmast die onder pylon geeks bekend staan om zijn dikke kont. Verder zijn de drie mastenfamilies vrij hoog zodat hij vanaf enige afstand de aandacht trekken in het Britse coulisselandschap.
Voordat naar een buismast werd gegrepen heeft NationalGrid eerst geprobeerd om een lichtvoetiger versie van de L6 te maken door met een hogere staalkwaliteit te werken, zodat de profielen en het hele mastlichaam ranker konden blijven. Dat had een succes kunnen worden als ze niet tijdens een dooie maandagmorgen op het topidee waren gekomen om de traversen een licht opstaande bodemplaat te geven, waardoor de L12 er nu uitziet als een bij opwinding fladderende kleuter.
In Engeland is meer ruimte voor corridors zodat een nieuwe verbinding vooral een esthetisch probleem was. In lijn met de tijdgeest schreef NationalGrid in 2015 een prijsvraag uit: wie ontwerpt een goede nieuwe hoogspanningsmast? Er kwamen zo’n 250 ontwerpen binnen van scholieren, ingenieurs, kunstenaars en ook van gerenommeerde bureaus, de een frivool en exotisch, onhaalbaar of onmogelijk, maar de ander daadwerkelijk mogelijk. Uiteindelijk kwam het winnend ontwerp uit Denemarken van het onder vakwerkliefhebbers beruchte gerenommeerde Bystrup, een grote naam in buismastenland.
De T-Pylon was laag, soepel en uiterst simpel in zijn lijnenspel. De mast draagt de circuits in een inverse donauvorm waar geen formele aanduiding voor is (en ook geen kant en klare rekenmodellen) en die door pylon geeks soms gekscherend wordt aangeduid als aunod. Hij heeft een kleine voet, de hoekposities en de steunmasten leken best veel op elkaar zodat de lijn een grote continuïteit heeft, en ook voldeed de mast keurig aan de running gag die we hier op HoogspanningsNet hebben met buismasten: als je een probleem wil verstoppen, dan verf je ‘m toch wit?
Extra duur door perfecte rondconische vorm
Pylon geeks zijn doorgaans notoire vakwerkliefhebbers, maar het is een fabeltje dat we een goed gelukte buismast niet kunnen waarderen om wat hij is. En toegegeven, de T-pylon is fraai in zijn eenvoud en minimalistische verschijning. Maar dat minimalisme komt met een prijs, zowel letterlijk als figuurlijk. En fraai gaat verder dan alleen de verschijning, want een beetje pylon geek kijkt ook naar of een ontwerp economisch is of niet. Tenslotte is een hoogspanningslijn een nutsvoorziening. Die mag geld kosten, maar er zijn grenzen.
De mast is licht conisch zodat de toren en traversen niet plomp lijken. Het probleem aan die licht conische vorm is dat het lastig is om hem te fabriceren. Alleen gespecialiseerde metaalbewerkers kunnen zwaar plaatwerk walsen tot licht tapse delen die gelast worden tot conische kokerdelen. Maar euh, waarom moet ie eigenlijk perfect rond zijn?
Laten we eens op safari gaan in de populatie buismasten elders op de wereld. Die buismasten lijken vanaf een afstandje rond, maar als we beter kijken zien we dat bijna alle buismasten eigenlijk veelhoeken zijn. Ze worden gemaakt van trapeziumvormige staalplaten die met een zware pers in een veelhoekvorm worden gebogen, zodat een polygoonpaal ontstaat: een licht tapse twaalfhoek of zestienhoek. Deze methode is sterk, goedkoop en bijvoorbeeld in Amerika zeer populair. En je kan er behoorlijk forse masten mee maken, tot in het spanningsbereik dat we in het Europese koppelnet gebruiken. De masten op de afbeelding hiernaast staan in Texas en ze dragen 345 kV. Het zijn gewone thermisch gegalvaniseerde veelhoekige kokers met een schuifverbinding zonder poespas. Ze zijn er als donaumasten, driehoeksmasten, deltamasten, verticale masten en ook als tonmasten waar zes tweebundels aan hangen. Wie het wenst verft ze wit, maar er zijn ook varianten van corthenstaal die juist een bruine kleur hebben. Vanaf een afstandje ziet niemand de zestienhoek.
Het kán dus wel, economisch concurrerende buismasten maken in vlakke gebieden. Misschien is dit niet overwogen omdat tweebundels of vierbundels qua gewicht nog wel een verschil zijn, maar de aansluiting op Hinkley Point had sowieso ‘slechts’ tweebundels.
Net als bij Tennet moesten er diverse problemen worden overwonnen. Moeilijke fundamenten, andere vereiste skills bij de lijnwerkers (je kan er niet in klimmen) en ook voor de T-pylon gold dat hij aanzienlijk duurder is dan een L12. Het duurde even voordat het eerste tracé verscheen. De aansluiting van de nieuwe kernreactor Hinkley Point C bood een kans en een klein deel van het 900 miljoen pond kostende Hinkley Connect Project werd uitgevoerd met T-pylons die in 2023 in dienst kwamen. Daarmee was NationalGrid rijkelijk laat ten opzichte van de wintrack (2011), de Eagle (2014) en zelfs Equilibré (2021), maar ze waren erbij en konden het spel meespelen.
Huilende hoogspanningsmasten in de wind
Je moet dus als buismast je best doen om pylon geeks iets te laten mompelen als nou vooruit dan, voor deze ene keer.
De rest van de bevolking is sowieso kritisch over een hoogspanningslijn in de tuin, ongeacht of het nu met buismasten is of niet. De T-pylon moest de schade beperkten door hoogspanning esthetisch wat minder archaïsch en industrieel te laten lijken. Uiteraard blijft er altijd gejoel en gefluit klinken wanneer een nieuwe hoogspanningslijn verschijnt. Bij de T-pylon bleef dat gejoel en gefluit zelfs voortduren tot nadat de eerste lijn tussen Hinkley Point en Sandfort in dienst kwam. En het kwam niet door de omwonenden.
Soms zit de wereld gekker in elkaar dan je denkt. De T-Pylons bleken geluiden te maken in de wind. ‘Horrid’ en ‘really spooky’, zulke termen worden beschreven door de Daily Mail die een aantal mensen interviewde. Blijkbaar maken T-pylons in de wind andere geluiden dan de gebruikelijke vakwerkmasten. Iets waar we bij HoogspanningsNet niet verbaasd over zijn, want er speelt een soortgelijke kwestie met rare fluitende geluiden bij de de wintracks in Zeeland (en niemand weet precies hoe dat komt).
Paradigmaverandering naar nee-tenzij
Het is nooit prettig om te moeten terugkomen op een trots gepresenteerd besluit, en al helemaal niet wanneer je ooit trots de wereld vertelde dat je het na honderd jaar vakwerk nu anders ging doen. Toch heeft NationalGrid nu gedurfd wat Tennet ook heeft gedaan: de voors en tegens tegen elkaar wegstrepen en concluderen dat het per saldo beter is om niet meer standaard in te zetten op de dure en heel zware T-pylons met hun rare fluitkwaaltje. Net als bij Tennet wordt de T-pylon nog niet formeel compleet afgeschaft, maar wel is er een nee-tenzij ontstaan. In de investeringsplannen van NationalGrid schijnt ook geen enkel toekomstig tracé te worden benoemd waar nog expliciet bij staat dat er T-pylons worden gebruikt. Dat betekent in theorie dat de T-pylon niet meer automatisch de voorkeur heeft, en in de praktijk dat de T-pylon waarschijnlijk wordt doodgezwegen. De afschrijver van 17 miljoen pond op het restant van Hinkley Connect dat nu alsnog met vakwerkmasten zal worden gebouwd zal in stilte worden doorgeslikt.
Hoe gaat het verder, nu alweer een grote buismast zijn waterloo lijkt te vinden en de rage momentum verliest? De tijd van grote koppelnetbuismasten in Europa lijkt te eindigen nog voor hun era eigenlijk kon beginnen. Toch zijn er nog een paar netbeheerders die nog brood zien in zware buismasten voor reguliere toepassing. RTE kwam laat kijken op het buismastengebied en zij hebben hun 400 kV buismast Equilibré nog wel operationeel in het arsenaal voorhanden. Verder is ook in Denemarken de Eagle nog een operationele buismast. De Eagle heeft als inpassingsvoordeel dat hij niet wit is en dankzij de niet conische maar compleet cilindrische toren is hij goedkoper dan een wintrack of een T-pylon. Overigens is ook de Eagle een telg van Bystrup zodat zelfs de buismastenbouwers nog andere Pokèmonkaarten in de vorm van ronde en zeer grote ijzers in het vuur hebben.
Een bladzijde is omgeslagen, maar het boek van de zware Europese buismasten is nog niet uit.
Afbeeldingen
Header: T-pylon, still uit een dronefilmpje van NationalGrid, traditioneel copyright NationalGrid.
Artikel: enkele andere stills uit hetzelfde filmpje (traditioneel copyright NationalGrid). L6 en L12 naast elkaar op een foto via Wikipedia (CC BY-SA) en Texaanse driehoeksbuismasten met polygoonpalen. Zulke masten heb je ook in nog wat zwaardere varianten die net als de T-pylons twee circuits met tweebundels tegelijk kunnen dragen.