110 kVDa's netjesNetstrategie

Alweer een lijnuiteinde verkabeld, maar wel in stijl

En wederom duikt een volgende 110-of 150 kV-lijn over zijn laatste paar honderd meter ondergronds voor 220 kV of 380 kV, deze keer bij Meeden. Het bukken vlakbij grote koppelstations zien we de laatste jaren vaker. Waarom wordt dit gedaan?

Wie deze weken in de buurt van Meeden rond reed kan het zijn opgevallen dat men in de oude 110 kV-lijn Meeden – Veendam – Gasselte bezig is geweest om een mast te verbouwen tot eindmast. Bij menig pylongeek draaien dan de ogen: daar gaan we weer, een opstijgpunt. Er moet weer iets worden weggemoffeld… Dat zou logisch zijn in de buurt van stadswijken of andere bebouwing. Maar deze plek is de omgeving van het kolossale trafostation Meeden 380/220/110 kV, en dat is nou niet echt de omgeving waar een nieuwe woonwijk of een industriegebied zal verrijzen. Het ondergronds brengen van de 110 kV-lijn over zijn laatste vier mastposities lijkt vrij zinloos: op de achtergrond steken de torenhoge masten van Zwolle – Meeden en Meeden – Eemshaven ver boven de oude hamerkoppen uit zodat van (wat men noemt) verfraaiing door vermindering van visuele complexiteit nu ook niet echt sprake is. De verkabeling heeft dan ook een andere reden.

Spaghetti bij onderhoud is lastig werken

Op onze netkaart (versie V6.5 is echt bloedsnel op je telefoon) kan je zien dat het ondergronds brengen van de uiteinden van 110- en 150 kV-verbindingen de laatste jaren vaker te zien is in de buurt van grote koppelstations. Ook op Zwolle Hessenweg en Maasbracht zien we dat 110- en 150 kV moet wijken op plekken waar het druk wordt met binnenlopende 220- en 380 kV-verbindingen. Daar zit ook de sleutel tot het antwoord op deze vraag: het is soms best een spaghetti in de directe omgeving van grote koppelstations waar je twee of drie netvlakken treft.

Wanneer een luchtlijn wordt overkruist door een andere luchtlijn levert dit problemen op met zogeheten VNB bij onderhoud en bij werkzaamheden. VNB staat voor Voorzien Niet-Beschikbaar. Het is een nette term voor ‘ja, hij moet d’r even uit voor onderhoud’. Dat kan onderhoud aan de lijn zelf zijn, maar bij overkruisingen van twee verschillende lijnen kan het probleem zich snel verdubbelen. Als aan de onderste lijn wordt gewerkt en er moet in de buurt van de overkruising worden getakeld of er zijn rollengordijnen of soortgelijk nodig, dan is de bovenste lijn soms een beperking. Omgekeerd, als de bovenste lijn in onderhoud is of er moet wat verbouwd worden, dan werkt de zwaartekracht ook nog eens tegen je als er wat mis loopt. Verder hangt de onderste lijn in de weg vanaf de grond. Als er draden moeten worden uitgewisseld is een overkruising van een lijn die nog onder spanning staat een gevaarlijk ding. Het betekent dat men het liefst zo min mogelijk bovengrondse overkruisingen ziet. Wil men aan de 380 kV werken, dan hangt de 150 kV niet in de weg.

Overkruisingen geven meer VNB

In een redundant net met reservecapaciteit is het meestal niet zo’n probleem als er VNB nodig is in een circuit of soms een hele verbinding. Het net is tenslotte zo ontworpen dat dit kan dankzij de zogeheten N-1 ofwel enkelvoudige storingsbestendigheid. Maar bij grotere langere klussen wordt het een factor van formaat. VNB lijkt een kwestie van even in de prognoses kijken en de breakers lostrekken. Zo simpel is het niet. Een operationele beperking heeft gevolgen voor de elektriciteitshandel. Neemt men een verbinding los, dan kan het gebeuren dat de overblijvende verbindingen zwaarder worden belast zodat er minder marge overblijft voor onvoorziene omstandigheden. Als blijkt dat die marge ongemakkelijk klein wordt, moet soms worden besloten om producenten of zware klanten in het gebied een marktrestrictie op te leggen: ze mogen dan niet volle bak stroom afnemen of op hun top produceren. Wanneer ze dat wel graag hadden gewild, introduceert de netbeheerder door de VNB een concurrentienadeel voor deze aangeslotenen. Dat is inmenging in het marktproces, iets dat onder normale omstandigheden niet is toegestaan. Soms ontkom je niet aan VNB en in die gevallen zal de netbeheerder compensatie moeten bieden aan de aansluitingen die door de restrictie geraakt worden. Korter gezegd, VNB kan aardig in de papieren lopen zodat het de netbeheerder eraan gelegen is om de marktbeschikbaarheid zo hoog mogelijk te houden.

Zeldzame botsing tussen pylon geeks en strategen

Het ondergronds brengen van naderende uiteinden van de 110- en 150 kV-lijnen vlakbij de koppelstations is een manier om de beschikbaarheid van de verbindingen bij onderhoudssituaties te verhogen en er indirect voor te zorgen dat het netwerk vaker of zwaarder kan worden belast omdat er minder VNB nodig is. Strategisch is het dus goed uit te leggen. Maar het is uiteraard geen praktijk waar pylon geeks warm voor lopen. Juist de totaalspaghettimodus van binnenlopende verbindingen die elkaar overkruisen en die als kinderen rondom een gaatje in de schutting half over elkaar heen hangen en wringen om hun lijnveld te bereiken maakt grotere trafostations boeiender. Pylon geeks moeten het er maar mee doen, want zelfs wij moeten toegeven dat het primaire doel van een elektriciteitsnet het transporteren van elektriciteit is, en graag zo betrouwbaar mogelijk. Gelukkig geldt doorgaans dat de verkabelde uiteinden maar kort zijn zodat de schade te overzien is.

Eindmast bijpassend in stijl van EGD-hamerkop I

Terug naar Meeden, waar we vandaag begonnen. In de afgelopen twintig jaar heeft Tennet verschillende stijlen uitgeprobeerd voor nieuwe opstijgpunten ergens middenin de lijnen. Over de plompheid van het gestandaardiseerde stijgjuk dat bijvoorbeeld bij Boxmeer is toegepast of over de lijnvreemdheid van eindmasten die we soms zien (kuch kuch Nijverdal Lent Meppel kuch!) kunnen we met gemak een verdiepingsartikel vullen vol stekeligheid, maar laten we vandaag eens kijken naar wat er wél goed gaat, en dat is de nieuwe eindmast op positie 27 in Meeden – Veendam. De originele lijn is in 1951 gebouwd met de EGD-hamerkop I als mast. Bij dat ontwerp lijken de hoekmasten sterk op de steunmasten. Erg sterk zijn deze masten niet. Een steunmast van dit ontwerp is niet om te bouwen tot een eindmast. Sowieso zijn hamerkoppen betrekkelijk lastig als het om sterkte gaat bij afspanning vanwege de grote brede traversen.

Tennet koos ervoor een nieuwe eindmast te laten ontwerpen op dezelfde plek. Letterlijk, want de fundatie van de nieuwe mast werd buiten om die van de bestaande mast gebouwd terwijl die er nog gewoon stond. En wat verblijdt ons: er is daadwerkelijk gepoogd deze nieuwe mast goed te laten lijken op het bestaande mastontwerp. Zwaardere basis, gelijkend op bestaande eindmasten van deze mastenfamilie zoals ze op Gasselte en bij Hunze ook staan. De bliksemdraden die conform de huidige normen op de oude hamerkoppen eigenlijk bedenkelijk dichtbij de fasen hangen zijn niet op verhoogde bokjes afgespannen. Herhaling van het reconstructiedrama van Zwartsluis – Vollenhove (kijk op eigen risico!) is daarmee gelukkig voorkomen.

Aan het einde van de operatie kunnen we misschien mopperen op een uiteinde dat bukt, maar we kunnen ook die markeringsbal doorslikken en gewoon blij zijn dat men bij deze klus zichtbaar werk heeft gemaakt van een zo goed mogelijk bijpassende eindmast. Dat straalt aandacht uit voor de lijnaanblik, het beperkt landschappelijke verrommeling en het toont ook respect van de netbeheerder en ingenieurs voor de hoogspanningslijn als technisch object. Dat is alsnog iets dat iedereen met enige passie voor het hoogspanningsnet deelt.


Afbeeldingen
Header: de nieuwe eindmast in bijna opgeleverde status. Beeld: Bram Gaastra.
Artikel: (1) de nieuwe eindmast nogmaals, maar nu van schuin opzij. Goed te zien is hoe zwaar de toren is, terwijl toch het idee van een hamerkop overeind blijft.
Artikel (2): op Hessenweg zijn de uiteinden van vijf inkomende 110 kV-lijnen verkabeld. Het is daardoor een stuk saaier geworden bovengronds maar het scheelt wel in VNB als er aan de 220 of 380 moet worden gebeund.
Artikel (4): eerder tijdens de bouw, de nieuwe mast is grotendeels om de oude heen gebouwd. Beelden 2 en 4: Bram Gaastra.