HoogspanningsNet - alles over hoogspanning op het het

Search Results for: plastic

13 oktober 2017 Ooit was het op deze site een 1-aprilgrap: plastic hoogspanningsmasten. Maar inmiddels is het realiteit. In de Ardennen is netbeheerder Elia bezig met netverzwaringen en wat zien we daar tussen de heuvels staan? Een kort straatje proefmasten van carbonvezel.

Kunststof mastpositie in de Belgische oostlus, foto van EliaDe Ardennen zijn een mooi gebied voor wie van gemoedelijke heuvels, geologie en energiewinning houdt. Maar omdat het gebied dunbevolkt is en weg van de rivieren weinig industrie kent, is het plaatselijke elektriciteitsnet blijven hangen op 70 kV en zijn er maar op een handvol plekken koppelingen met 220 kV. Dat is lastig als je een windpark wil aansluiten, want al snel krijgt de lokale 70 kV-lijn een hartverzakking. Omdat 220 kV het andere uiterste is, heeft Elia enkele jaren geleden besloten om 110 kV te willen toepassen in delen van het gebied, het eerste tussen Brumé, Bevercé en Saint Vith: de oostlus.

Die spanning had België nog niet. Maar 110 kV is over de hele wereld een zeer populaire spanning en Duitsland bezit een enorm 110 kV-net, zodat apparatuur voor deze netspanning in ruime mate voorhanden is. Ook ligt 110 kV nog relatief dicht bij 70 kV, zodat de afmeting van de nieuwe masten, de vrije ruimte onder de draden en de corridors door de bossen minder toe hoeven te nemen dan wanneer 150 kV zou worden toegepast.

Nu had Elia gewoon naar de berg in Arnhem kunnen bellen of dat strakke 110 kV-buismastontwerp van de IJsselmij op licentie kan, maar Elia is zelf ook niet vies van wat innovatie. Er is een nieuwe betonmast ontwikkeld en bij wijze van proef zijn er in het tracé ook drie mastposities gezet die een toren van carbonvezel hebben. Eind 2015 zijn ze al geplaatst, maar de draden werden pas later aangebracht en sinds vorige maand is het tracédeel in gebruik genomen, tot 2023 nog wel op 70 kV.

Het idee achter de proef is te gaan kijken of carbonvezelen masten zich beter houden dan betonmasten. Je zou het niet zeggen, maar waar een metalen vakwerkmast bij goed schilderen vrijwel onbeperkt mee kan is een stobie of een betonpaal na een jaar of veertig al aan vervanging toe vanwege scheurtjes of betonrot. De kunststof palen zijn een beetje plomp uitgevallen en of de uitvoering als bipole echt nodig was valt ook te bezien, maar het kan Elia niet ontzegd worden dat ze wel lef hebben. Hier bij HoogspanningsNet zijn we vooral blij dat we tegen een kunststof hoogspanningsmast aankijken in plaats van een kunststof markeringspaaltje voor een grondkabeltracé, dus ons hoor je niet meer klagen.

Afbeelding: vrijgegeven foto van Elia waarop de kunststof hoogspanningsmasten te zien zijn. Niet alles is kunststof, de traversen bestaan nog gewoon uit verzinkt staal en het fundament is van beton. Bekijk hier meer foto's. Volgende week verblijft een van de bijdragers achter deze site in het gebied en wie weet krijgen we dan ook foto's van heel dichtbij te zien.

02 april 2014 ∙ Wie gisteren op de site keek, trof een nieuwsbericht aan over de introductie van plastic wintracks. Wie daarbij de moeite nam om naar de datum te kijken had wellicht lekstroom gevoeld – althans, dat dáchten we. In de praktijk bleken er wel degelijk mensen in te trappen.

Animatie plastic wintrack

En dat hebben we geweten. Niet eerder hebben we op één dag zoveel post in de Hoogspanningsmail gehad. Omdat men door middel van allerlei dingen kon aanvoelen dat het om een 1-aprilgrap moet gaan, hadden we er bij het sitebeheer niet op gerekend dat er werkelijk mensen zouden zijn die ons emails stuurden met verzoeken om het rapport, de (bewust) gebroken link en zelfs eentje met een ferme klacht aan het adres van het sitebeheer dat de plaats Veertienhoven niet te vinden was op Google. En of we de volgende keer dringend wat zorgvuldiger willen zijn met het natrekken van plaatsnamen!

Hoewel het dus een beetje uit de hand liep, blijft het sitebeheer erbij dat de grap geen aanleiding gaf om werkelijk serieus genomen te worden.
Wie goed naar het bericht keek zag dat het getal 14 (of varianten erop) opvallend vaak terug kwam in het artikel. 140 kilometer wintracks, 1,4 meter kromtrekking, 14 ton… en natuurlijk de testlocatie in Veertienhoven. Een fictieve plaats die een parodie was op Zestienhoven. Wie daar niet doorheen prikte… tsja.  

Foto: de animatie van de nieuwe kunststof wintrack was niet gebaseerd op een bestaand idee, tot zover niets nieuws onder de zon. Maar we weten hoe het gaat in Hoogspanningsland: het is niet uit te sluiten dat het werkelijk eens zover komen gaat.

22 januari 2024 Vogels komen soms in botsing met de draden van bovengrondse hoogspanningsverbindingen. In de media is er de laatste tijd enige reuring rondom een vermeend nieuw type verschrikker of draadmarkering dat het beter zou moeten doen. Tijd voor een nadere blik op de zogeheten Firefly.

Knijp maar eens één oog dicht en probeer de waslijn te pakken. Diepte schatten lukt nauwelijks. Voor vogels is het inschatten van de afstand tot een hoogspanningsdraad op dezelfde wijze ingewikkeld. Hun ogen staan dicht bij elkaar en vanwege de vliegsnelheid is er ook weinig tijd om even na te denken van hee, wat zie ik eigenlijk op ramkoers. Voor 's nachts vliegende vogels speelt dit nog sterker. Het gevolg is dat zich met regelmaat vogels te pletter vliegen tegen hoogspanningsdraden en dan met name de dunnere bliksemdraden bovenin. In tegenstelling wat je zou denken, een draad geeft niet mee als je er tegenaan botst en het is alsof je tegen een massieve metalen staaf aan botst. Dat overleven vogels niet altijd. Er is betrekkelijk weinig onderzoek naar gedaan, maar de getallen variëren van enkele tienduizenden tot over een miljoen zogeheten draadslachtoffers per jaar in Nederland.

Dat dit een probleem is, is al langer bekend. In de dunne bliksemdraden van de meeste hoogspanningslijnen bevinden zich vogelweringsspiralen (meestal varkensstaarten genoemd) of er zijn ballen in aangebracht, hoewel die laatste vaak eerder met de luchtvaart dan met vogeltrek te maken hebben. Een dubbelfunctie kan natuurlijk ook, zoals bij Hattem is gedaan waar een militair oefenterrein in de buurt ligt. De masten roodwit verven levert vogels geen boodschap op. De varkensstaarten hebben effect, maar het is beperkt en een belangrijk, steeds beter onderkend probleem is er niet mee op te lossen: ze werken niet in het donker. In Duitsland is geëxperimenteerd met kunststof lamellen die een zacht geklapper laten horen als de wind tegen de lijn blaast. Geluid is op zich een goede gedachte, maar als de wind harder waait gaat het geluid verloren in ander geruis.

Omdat het behalve in december geen aantrekkelijk idee is om glow-in-the-dark bliksemdraden aan te brengen of er verlichtingssnoeren in te hangen moest Tom Poes een list verzinnen. Die is er tegenwoordig in de vorm van de Firefly. Niet de rakettenbouwer, maar de merknaam van een type bliksemdraadmarkering met unieke eigenschappen die ook gepatenteerd zijn. De verschikker bestaat uit een kleine hardplastic savoniusrotor aan een wartel, die in de wind een ronddraaiende beweging maakt. Een beetje zoals de reclameborden uit de jaren 90 met 24 uur Fotoservice die in de wind stonden rond te draaien in de winkelstraat. (En als dat ding hard draaide was ie niet te lezen.) Op de rotor zijn twee stippen aangebracht die optische witmakers bevatten en die overdag om dezelfde reden opvallen als een hesje, maar ook twee stuks die hun reflectie uitvoeren in het nabij UV-licht. Vogels kunnen meestal een klein stukje verder het UV-spectrum in kijken dan zoogdieren, zodat een dergelijke verschikker voor vogels in het donker beter zichtbaar is dan voor ons.

Het interessante aan de firefly is dat deze kan worden aangebracht met een drone. Een klem slaat dicht zodra de bliksemdraad ertussen komt, zodat de lijn niet uit dienst hoeft om ze aan te brengen en er hoeft ook geen lijnfietser aan het werk met een tas vol spiralen, zoals vroeger gebeurde wanneer varkensstaarten moesten worden aangebracht. Een aantrekkelijke oplossing dus, waarvan wel gezegd moet worden dat het daadwerkelijke effect pas bekend zal zijn wanneer ze er enige tijd hangen.

Tennet heeft ze gebruikt in de Eemshaven in de tijdelijke verbinding tussen Robbenplaat en Oudeschip (2017-2023) en heeft ze recent aangebracht in de 150 kV-lijn Dodewaard – Ede. Er zal monitoring plaatsvinden van het aantal draadslachtoffers, waarbij het eigenlijk jammer is dat er voorheen vrij weinig structureel onderzoek is gedaan zodat de nulsituatie zonder fireflies een beetje in het duister tasten is. Het lijkt vrij zeker om aan te nemen dat we de komende jaren in veel meer verbindingen fireflies in de bliksemdraden zullen zien.

Afbeeldingen: verschrikkers onder de merknaam Firefly zien eruit als een savoniusrotor met vier stippels, twee in het zichtbaarlicht en twee anderen die in het nabij UV opvallen. Ze kunnen met een drone worden aangebracht. Onder: vrij extreem toepassingsvoorbeeld in tuidraden van een noodlijn (vergroting hier), want ook daar kunnen vogels tegenaan vliegen. Tevens verhogen ze de attentiewaarde voor werklieden in een drukke omgeving. 

02 April 2019 Vaste bezoekers van deze site wisten gisteren direct hoe laat het was, maar voor wie nog in de veronderstelling verkeert dat HVPV onze hoogspanningsmasten zal gaan veranderen… waar rook is is een scheider als breaker gebruikt, en waar 14 is, is het 1 april op HoogspanningsNet. 

HVPV-panelen op mast 14Natuurlijk zijn er geen zonnepanelen met een uitgangsspanning van maar liefst 5000 volt, laat staan als veilig consumentenproduct. In de hoogspanningsmast klimmen en direct hard verbinden met de fasedraden is natuurlijk ook niet geloofwaardig. Maar de ronkende afkorting HVPV en Japanse firma en een op het eerste gezicht saaie anonieme product sheet moest tegenwicht geven, net voldoende om toch twijfel te zaaien over het product dat de hoogspanningswereld zou gaan veranderen.

De gebruikelijke verklikkers die we al jaren gebruiken zaten er ook nu weer in. Zo kwam het getal 14 (1-4, oftewel, 1 april) verdacht vaak terug in het artikel, in allerlei dimensies en veelvouden. 140 kV, 1419 hectare en bijvoorbeeld ook mastpositie 14 in het niet toevallig gekozen Nieuwegein. Wie op de netkaart die mast aanklikte keek tegen piloot Geinstein aan. Verder verwezen enkele links traditiegetrouw naar de 1-aprilpagina op Wikipedia, er zat weer een rickroll in en het coördinaat van de veertien trafostations met schaarste was op de netkaart 14ºNB 14ºOL: middenin de Sahara in plaats van in Drenthe, Duitsland of Denemarken.

Dat is een mooie sequentie van de letter D. Sterker nog, het had de lezer ook op kunnen vallen dat bij nader inzien iedere zin in het hele artikel met de letter D begon. Ook de naam van het fictieve Japanse bedrijf levert in Google achterdocht op: bedoelde u Daily Sushi? In elk geval, HVPV kan worden bijgezet in het rijtje XLPE-drop, Lila circuits, plastic wintracks en gallop generators. En de product sheet van Daiisushi? Die werd tot onze verbazing gisteren bijna honderd keer gedownload. Vooruit, we maken er wel een funpostertje van voor de liefhebbers.

Lees het artikel van 01 april hier terug.

Afbeelding: De proefmast bij Nieuwegein is in de praktijk een photoshop van een doodgewone S+0 in het buitengebied van Wageningen. Wel met exact hetzelfde mastontwerp als de gelinkte mast bij Nieuwegein natuurlijk, want anders prikken pylon geeks er te snel doorheen. En dat is dan weer géén grap.

20 maart 2019 In een normaal hoogspanningsnet is er altijd is er wel ergens wat stuk, altijd wel een knelpuntje, altijd wel nieuwbouw en ook altijd wel ergens reconstructie of sloop. Masten en draden zijn van metaal en die kunnen goed gerecycled worden. Maar hoe zit dat eigenlijk met de isolators?

Oude glaskap-isolators. En nu?Isolators heb je in meerdere soorten. De ene laat zich vrij makkelijk verwerken na gebruik, maar de andere is heel moeilijk te recyclen. Voor glaskap- en kunststof isolators is de waarheid ongemakkelijk: momenteel is er nauwelijks een methode voor.

Keramische isolators zijn van gebakken klei: gewoon steen dus. In landen met veel ruimte en weinig milieubeleid worden ze gestort of begraven. Ook in Nederland gebeurde dat vroeger: in de gaten waar ooit laagspanningspalen stonden kan je soms op anderhalve meter diepte nog de witte 400 V isolators aantreffen. Tegenwoordig worden ze in westerse landen meestal in een hamermolen tot gruis geslagen. Wat er dan overblijft is gewoon zand en gruis. Dat kan het beton in als vulmiddel.

Glaskap-isolators zijn moeilijker. Ze bestaan uit drie verschillende materialen die ontzettend sterk zijn, een hoog smeltpunt hebben of heel lang meegaan. Veiligheidsglas kan je laten springen en volledig recyclen, maar daarna zit je nog steeds met de metalen kop vol keramiek. Ondanks een flinke zoektocht zijn we er bij HoogspanningsNet nog steeds niet achter wat men ermee doet. Waarschijnlijk luidt het antwoord niets. Stort. Theoretisch is het mogelijk ze bij te mengen bij recycleschroot in een hoogoven, maar het keramisch materiaal bemoeilijkt normale smeltprocessen en maakt het erg ingewikkeld om kostendekkend te werk te gaan. Het lijkt er dus op dat de koppen ontdaan van hun glazen kap worden gestort, maar het is buitengewoon moeilijk hier inzicht in te krijgen. Op zichzelf een veeg teken: hier wil men blijkbaar niet graag over praten.

Eindsluiter van de olie ontdoenKunststof valt ook niet mee. Het siliconenrubber is een thermoharder die zich niet opnieuw laat opsmelten. Wat op dit moment het meest wordt toegepast is verbranden. Op die manier wordt de chemische energie in het materiaal dan nog teruggewonnen. Dat is nog best wat energie, want een kunststof isolator heeft bij verbranding een calorische waarde die ongeveer de helft van die van steenkool bedraagt. Maar het is een  laagwaardige methode. De glazen vezels in de kern overleven de verbranding en kunnen daarna worden vermalen tot poeder, waarmee hetzelfde kan gebeuren als met keramische isolators. 

In de grondkabelwereld is het ook lastig. Ouderwetse GLPK-kabels en oliedrukkabels moeten na het uitgraven moeizaam ontmanteld worden. Dat is een duur proces. De metalen geleiderkernen, de pantsering en de loodmantel kunnen worden gerecycled, maar het oliegedrenkt papier en de waterdichte afdichting van de kabel meestal niet. Verbranden en energieterugwinning is de beste oplossing. Moderne kabels met XLPE-kunststof als isolatiemateriaal lijken eenvoudiger, maar zijn in feite juist ingewikkelder. XLPE is wederom een thermohardende kunststof die zich niet meer laat opsmelten of vloeibaar te maken is. Er zijn voorzichtige experimenten met supercritical decrosslinking (eet smakelijk) en wat proeven met chemische methodes, maar op dit moment is dat nog niet op operationele schaal. XLPE-kabels worden ontdaan van hun geleiderkernen en daarna meestal verbrand.  

Een weinig opbeurend verhaal? Vandaag wel, maar waarschijnlijk wordt het morgen anders. We ontvingen op 25 maart een tip van iemand bij Liander dat kabelfabrikant Prysmian inmiddels is begonnen met fabricage van een middenspanningsgrondkabel die ze P-Laser hebben genoemd. Een kabel waarbij de isolatie volledig van thermoplastisch plastic is gemaakt, plastic dat bij verhitting weer vloeibaar wordt en in principe bijna volledig kan worden gerecycled. Verder zal de te verwachten afvalstroom van isolators en kabels de komende decennia sterk toenemen. En wat we altijd zien bij gelijkvormig afval: vroeg of laat wordt de hoeveelheid zo groot dat het economisch interessant wordt om er een recycleproces voor te ontwikkelen. Voor autobanden, koelkasten en batterijen is dat al gelukt – zijn isolators de volgende? 

Afbeeldingen: container vol met oude glaskappen. Zwaar, keihard en weinig waardevolle materialen. Recycling is momenteel zo lastig en duur dat ze waarschijnlijk worden gestort. Waarschijnlijk, want we hebben geen enkele bron boven water gekregen die dit bevestigt. (Weet je meer? Vertel het ons!) Onder: een zogeheten eindsluiter bevat olie, metaal en keramiek. Die moeten eerst gescheiden worden: duur en arbeidsintensief.