Het doel van classificatie van hoogspanningsmasten is het vereenvoudigen van communicatie tussen ingenieurs, ontwerpers, constructeurs en pylon geeks onderling, zodat men weet dat iedereen het over hetzelfde ding heeft wanneer bijvoorbeeld wordt gesproken van een donau-hoekmast als vakwerkconstructie.

Hoogspanningsmasten worden niet geclassificeerd via de netspanning, maar naar de ruimtelijke configuratie waarin de draden aan de mast hangen, recht op het mastbeeld gezien. Dit wordt internationaal gedaan en de reden is vrij simpel. De netspanning van de verbinding zegt hooguit in zekere zin iets over de afmetingen van het mastlichaam en de transportcapaciteit van de verbinding, maar verder eigenlijk niets. De configuratie van de draden daarentegen vertelt de kenner (zowel pylon geek als technici, ingenieurs en netstrategen) in één woord iets over hoe het mastlichaam eruitziet, hoeveel circuits er normaal gesproken aan hangen, hoe hoog en breed de mast ongeveer is, of zogeheten afstappen en aftakkingen eenvoudig gemaakt kunnen worden (en hoe), of een fasewissel makkelijk of moeilijk is, hoeveel transportverlies er ongeveer is en bij sommige configuraties ook zelfs hoe oud de verbinding is. 

Circuits kunnen bijvoorbeeld verticaal, in de donauvorm, de tonvorm, de dennenboomvorm of horizontaal worden gedragen. De bijbehorende mastontwerpen en hun namen klinken bijna speels (donaumast, tonmast, deltamast, hamerkop), maar deze namen zijn meestal al heel oud, tot meer dan een eeuw, en ze worden internationaal gebruikt door ingenieurs en in publicaties of documentatie. Sommige namen zijn universeel (donau is altijd donau), andere namen hebben in iedere taal een eigen synomiem (ton, fat, tønde, barrel).

Daarnaast zijn er enkele vast omschreven rollen die een mastpositie kan vervullen binnen de verbinding. Draag- of steunmast, hoekmast, fasewissel, eindmast, et cetera. Ook de constructiewijze (vakwerkmast, buismast, hybride) zijn van belang. Al deze configuraties, rollen en constructiewijzen worden internationaal onderkend en onderscheiden in literatuur en technische publicaties door ingenieurs, netbeheerders en ook pylon geeks. Het HSN-HNM Mastclassificatiemodel sluit aan op deze internationale consensus.

Belangrijk om te bemerken: mastclassificatie is geen exacte wetenschap. Soms kunnen definities overlap vertonen. Dat mag. In zo'n soort geval is het gewoon aan de observator om te bepalen wat wijsheid is en wat de lading het beste dekt.

Laatste aanpassing: 13 november 2017. Locatie aanpassing: sectie 3, dennenboommast. Omschrijving aanpassing: Toegevoegd zinsdeel dat uitspreekt dat een cilindrische of tapse toren niet ter zake doet in de classificatie.


HSN-HNM Herzien Nederlands Mastclassificatiemodel

Toepassingsgebieden:

  1. Classificatie naar bouwwijze
  2. Classificatie naar mastbenutting
  3. Classificatie naar mastmodel
  4. Classificatie naar mastfunctie

Sectie 1. Classificatie naar bouwwijze

Vakwerkmast (lattice tower)
Mast waarvan het mastlichaam (de voet / het broekstuk en de toren) uitsluitend bestaat uit een geschroefd of geklonken vakwerk van metalen staven die samen een vakwerkconstructie van kruisen, ruiten en driehoeken vormen.

Buis- of kokermast (tubular mast/tower)
Mast waarvan het mastlichaam (de toren) uitsluitend bestaat uit een gesloten buis-, koker- of staafvormige, cilindrische of licht tapse constructie.

Betonmast (concrete tower)
Mast waarvan het mastlichaam (de toren) uitsluitend bestaat uit een betonnen koker (vervaardigd in een rotatiemal of soortgelijk) of een massieve betonnen (stobie)paal voorzien van metalen wapening.

 

Houten mast (wood pole)
Mast waarvan het mastlichaam (de toren) uitsluitend bestaat uit een houten paal (al dan niet behandeld, geteerd of geïmpregneerd) of een samenbouwsel van meerdere houten palen en balken.

 

Hybride mast (hybrid disign)
Masten waarvan het mastlichaam bestaat uit bijvoorbeeld (doch niet uitsluitend):

1) een combinatie van kokers/buizen en lattenwerk, of 

2) waarvan de buizen een vakwerk vormen.

Masten met een kokervormige toren, maar traversen/bokken/balken die uit een vakwerk van staven bestaan kunnen ook worden gezien als hybride ontwerpen.

Sectie 2. Classificatie naar mastbenutting

Volledig benutte mastontwerpen

Masten waarbij het aantal aantal te dragen circuits gelijk is aan het nominale (vaak het maximale) aantal waarop het ontwerp van de mast is berekend. (Wanneer een verbinding bovennominaal wordt bedreven (bijvoorbeeld op 110 kV terwijl deze ontworpen is op 100 kV, of viermaal 150 kV in tweevlaksconfiguratie terwijl de mast bedoeld is voor tweemaal 380 kV in donauconfiguratie) heeft dit geen invloed op de benutting. Deze blijft nominaal.)

 

Onvolledig benutte mastontwerpen

Masten waarbij één of meer van de volgende dingen van toepassing zijn:

1) Het aantal ingehangen circuits is lager dan het nominale aantal

2) Het aantal ingehangen traversen of constructiedelen waaraan draden worden gedragen is lager dan het nominale (vaak het maximale) aantal waarop het ontwerp is berekend
3) Waarvan de circuit(s) worden bedreven op een spanning die conform de NEN-IEC 60038 minimaal één netvlak lager wordt geclassificeerd dan waar het circuit technisch nominaal op is ontworpen

Sectie 3. Classificatie naar mastmodel

N.B.: eventuele traversen, bokken en kattenoren die alleen en/of uitsluitend bliksemdraden dragen worden niet in beschouwing genomen bij classificatie. Deze dienen te worden genegeerd .

 

Donaumast 

Symmetrische mast met één toren en twee traverseniveaus, waarbij de traversen aan beide zijden van de toren een circuit dragen in een driehoekvorm met de punt naar boven

 

Hamerkop (éénvlaksmast, T-mast, vlakke mast, horizontaal geconfigureerde mast)
Symmetrische mast met één toren en één niveau die nominaal twee circuits horizontaal of bijna horizontaal aan weerszijden van de toren naast elkaar draagt.

 

Tweevlaksmast
Symmetrische mast met één toren en twee niveaus die nominaal vier circuits draagt. Iedere traverse draagt nominaal drie fasedraden en de mast ziet er als het ware uit als twee op elkaar gestapelde éénvlaksmasten.

 

Drievlaksmast (dubbelvlagmast)
Symmetrische mast met één toren en drie niveaus waarvan alle traversen ten opzichte van het punt waar ze aan de toren ontspruiten vrijwel of exact even lang zijn. Of de toren cilindrisch of taps is maakt niet uit. De mast draagt nominaal twee, vier of zes circuits.

 

Dennenboommast
Symmetrische mast met één toren en drie niveaus waarbij de traverselengte telkens toeneemt naar onderen toe (dennenboomvorm). De toenemende traverselengte is onafhankelijk van een al dan niet tapse (naar beneden toe breder wordende) torenvorm. De mast draagt nominaal twee, vier of zes circuits.

 

Tonmast 
Symmetrische mast met één toren en drie niveaus waarin nominaal twee of vier circuits zijn ingehangen. De mast lijkt op een drievlaksmast, maar de lengte van de middelste traversen, de afstand van de middelste fasedraden tot de toren, of beiden, is groter dan die van de onderste én de bovenste fasedraden en/of traversen. Wanneer men een denkbeeldig lijnstuk rondom de uiteinden van de traversen en/of rondom de dwarse doorsnede van de fasedraden spant, heeft dit lijnstuk de vorm van een zeskant of een ton.

 

n-vlaksmast
Symmetrische mast met één toren en n niveaus waarvan alle n traversen min of meer even lang zijn, of waarvan de lengte toeneemt naar onderen toe. Iedere traverse draagt eenzelfde aantal fasedraden, nominaal één. Het getal n kan ieder natuurlijk, geheel getal in de positieve getalreeks zijn, waarvoor geldt dat het over het algemeen een getal gelijk aan of groter dan vier (4) is.

 

Niet-symmetrische n-vlaksmast 
Asymmetrische mast met één toren en n niveaus waarvan alle n traversen niet even lang zijn, d.w.z. de mast is vanuit de torenhartlijn niet symmetrisch op minimaal één verdieping of traverseniveau. Het getal n kan ieder natuurlijk, geheel getal in de positieve getalreeks zijn, ook lager dan vier. 

 

Deltamast (kat, bok(je), kattenkopmast, zadelmast)
Symmetrische mast met één toren, waarvan de toren zich splitst en waarin zich een of meer horizontale balken bevinden waaraan doorgaans maar niet uitsluitend een oneven aantal circuits zijn ingehangen. De deltamast wekt doorgaans een driehoekige indruk. Het aantal niveaus ligt niet vast. In de deltamast bevindt zich altijd een omsloten opening in het mastlichaam waar tenminste één fasedraad doorheen loopt.

 

Gaffel
Symmetrische, gaffelvormige mast met één toren, die op zekere hoogte in tweeën splitst. De mast gelijkt op een Yenteken of een hooivork en draagt uitsluitend één circuit. Het circuit heeft de vorm heeft van een driehoek met de punt naar boven en één fasedraad hangt bovenin de gaffelvorm, terwijl de andere twee links en rechts van de toren hangen, meestal met eigen traversen. Boven de splitsing van de toren komt geen horizontale balk voor.

 

Bipole-mast (bipole, tweepaalmast, 'wintrack' (in Nederland))
Symmetrische mast met twee torens en een ongedefinieerd aantal niveaus, waarbij de twee torens fysiek volledig gescheiden zijn van elkaar. Nominaal draagt de mast twee circuits (per toren een), maar de mast kan ook vier circuits dragen wanneer de buitenzijde van de torens ook wordt benut. (Dit ontwerp wordt zelden aangetroffen vanwege de schijnbare inefficiëntie die alleen voor lief kan worden genomen wanneer de andere argumenten meerwaarde bieden.)

 

Portaal (juk, jukmast, dubbelmast)
Doorgaans symmetrische mast met twee of meer torens/jukken, een ongedefinieerd aantal niveaus en een ongedefinieerd aantal circuits. De gehele mast maakt een rechthoekige indruk en vormt tenminste één omsloten portaal waar men in principe op de begane grond onderdoor kan lopen.

 

Enkelcircuitmast 
Verzameling mastmodellen die één circuit dragen en waarvan sommige leden een eigen naam dragen, maar altijd binnen de gezamelijke noemer enkelcircuitmasten vallen. Binnen de verzamelgroep enkelcircuitmasten worden de volgende mastmodellen met een eigen aanduiding erkend, andere configuraties (er zijn er meer mogelijk) dragen geen eigen naam en dienen genoemd te worden onder de hoofdnaam van deze groep. Ook de meeste HVDC-verbindingen zijn gebouwd met masten van dit ontwerp. Deze gevallen zijn soms combineerbaar met driefasensystemen, maar dan spreekt men van combinatiemasten.

1. Driehoeksmast (asymmetrische enkelcircuitmast, asymenkelmast)
Asymmetrische mast met één toren en drie niveaus waaraan nominaal één circuit is opgehangen aan korte traversen. De traversen verspringen per zijde, zodat een zijde van de mast twee traverses heeft en de andere een enkele, waarbij de enkel uitgevoerde zijde zich altijd op de plek van het middelste niveau bevindt.

2. Halfsymmetrische enkelcircuitmast of onvolledige donaumast
Asymmetrische mast met één toren en twee niveaus waaraan nominaal één circuit is opgehangen. Twee van de drie fasedraden hangen aan een brede traverse, de derde fasedraad hangt aan een korte traverse aan een zijde. Deze draad kan zowel boven als onder de volledige traverse hangen.

3. Vlagmast (niet erkend in Nederland)
Asymmetrische mast met één toren en drie niveaus waaraan nominaal één circuit is opgehangen aan korte traversen. De traversen bevinden zich alle aan één zijde van de toren. De vlagmast kan in sommige gevallen gezien worden als een onvolledig benutte drievlaksmast of dubbelvlagmast zodat een scherpe grens niet altijd te trekken is.

 

Eéngeleidermast
Kegelvormige, doorgaans asymmetrische mast met één toren die aan ten hoogste één korte traverse slechts één fasedraad draagt. De mast wordt als afspanmast gebruikt bij lange overspanningen of bij hoeken. Omdat de mast slechts één fasedraad draagt, komt de mast niet alleenstaand voor bij driefasenwisselspanning. Bij electrode-lines voor HVDC kan deze mast wel zelfstandig voorkomen.

 

Schoormast
Groep van bok-, juk-, V- of T-vormige masten die nominaal één circuit dragen en die kunnen bestaan uit één of twee torens of torenhelften. Bij twee torenhelften zijn deze bij hogere ontwerpen soms aan elkaar verbonden door horizontale platforms. Kenmerkend is dat de mast overeind wordt gehouden met schoor- of tuikabels die zich binnen- of buiten het mastlichaam kunnen bevinden, en waarvoor geldt dat deze schoorlijnen onmisbaar zijn in de mastconstructie. De mast bezwijkt wanneer zij het begeven.
 

Combinatiemast (combimast)

Mastontwerp waarop/in:

1) twee of meer verschillende configuraties van fasedraden uit de bovenstaande lijst zijn gecombineerd, of 

2) twee of meer verschillende netspanningen worden gecombineerd, of 

3) beide bovengenoemde criteria van toepassing zijn. 

Randvoorwaarden:

a) Wanneer één van de aanwezige configuraties niet compleet is, ongeacht of de traversen ervoor wel of niet reeds zijn aangezet, spreken we van een onvolledig benutte combinatiemast.

b) Wanneer er in de praktijk twee verschillende netspanningen worden gebruikt terwijl de betreffende circuits echter zijn ontworpen op één en dezelfde netspanning, spreken we van een (combinatie)mast met verborgen onvolledige benutting.
Overlap met een andere mastsoort is mogelijk bij een verborgen combinatiefunctie; i.e. wanneer een of meer circuits een lagere spanning voeren dan hun ontwerpcapaciteit.

Sectie 4. Classificatie naar mastfunctie 

NB: de classificatie naar mastfunctie wordt altijd gedaan naar het huidige doel van de te classificeren mast. Bijv. een hoekmast die momenteel als draagmast in gebruik is, wordt gezien als zodanig. Ook zijn combinaties van twee of meer mastfuncties mogelijk.

 

Draag- of steunmast (row pylon)
Beide aanduidingen zijn correct. Mast die alleen verticale krachten opvangt en waarbij de kabels vrijwel of geheel rechtdoor lopen. De geleiders zijn doorgaans ononderbroken (geen bretels) en de mast staat vrijwel of geheel in een rechte lijn met de mast ervoor en erna. Masten beschreven met S+x of S-x worden gedefinieerd als steunmasten. Het nummer achter de aanduiding “S” geeft een indicatie van de hoogte ten opzichte van het basismodel uit een bepaalde lijn. Meestal wordt draagmast gebruikt bij masten die de draden dragen op staande isolators en steunmast bij masten die de draden dragen aan hangende isolators. Vroeger was draagmast gangbaar(der) voor beide soorten.

 

Hoekmast (anchor)
Afspanmast waarbij de kabels een bocht om worden geleid, en wel een zodanige bocht dat er een speciale, vaak zwaarder uitgevoerde mast wordt gebruikt. Wordt soms gezien als een ondersoort van de afspanmast, maar deze zienswijze laat te weinig ruimte voor differentiatie open en wordt hier niet ondersteund. Masten beschreven als H+x, H-x, Ha, Hb, Hc of Hn of een combinatie van beiden worden gedefinieerd als hoekmasten. Het nummer achter de aanduiding “H” geeft een indicatie van de hoogte ten opzichte van het basismodel uit een bepaalde lijn. De lettercode achter de aanduiding “H” geeft de mate van lijnhoek aan, oplopend vanaf “A” tot “C” in stappen van 20°.

 

Wisselmast of fasewissel
Mast gelijkend op een hoekmast waarop fasedraden van fysieke positie worden gewisseld. Wisselmasten kunnen onvolledig of volledig zijn uitgevoerd en deze mastfunctie kan bestaan in combinatie met een hoekmastfunctie.

 

Afspanmast
Mast gelijkend op een hoekmast die in staat is om geleiders van verschillende trekspanningen vast te houden. Een afspanmast kan gecombineerd zijn met een hoekmast, maar hij kan ook op zichzelf staan zonder dat er een bocht in het spel is (bijvoorbeeld als aanloop naar een crossing). 
Een afspanmast is in feite de lichtst denkbare hoekmast met een lijnhoek van . De mast komt voor om te lange rechte stukken op te delen of als aanloop naar een overkruising.

 

Eindmast of opstijgpunt
Mast gelijkend op een hoekmast waarop de overstap wordt gemaakt van bovengronds naar ondergronds. Een eindmast lijkt doorgaans op reguliere masten in de verbinding, terwijl een opstijgpunt een duidelijk afwijkende vorm heeft, meestal als portaal. Maar hier is geen hard onderscheid mogelijk en de overgang van de ene op de andere term is arbitrair. Ook de eerste reguliere mast na een trafostation kan soms als een eindmast of opstijgpunt worden gezien.

 

Aftak- of caravellemast
Mast waarop tenminste één circuit een elektrisch verbonden aftakking ("harde aftak" of "schakelbare aftak") heeft die zijn weg in een andere richting vervolgt.

 

Splitsingsmast 
Mast waarop twee of meer circuits uit elkaar gaan en ieder hun eigen weg vervolgen. Op een splitsingsmast wordt geen elektrisch contact gemaakt tussen deze circuits en wordt niet geschakeld.

 

Overkruisingsmast 
Mast die onderdeel is van twee verbindingen die elkaar uit twee geografisch verschillende richtingen kruisen en een mastpositie delen. Een overkruisingsmast kan ook voorkomen bij twee verschillende spanningen.

 

Bijzondere mast / speciale mast
Alle mastfuncties die niet in de bovenstaande categorieën vallen. Een speciale mast hoeft niet altijd een eigen categorie te vormen.