In het grootste deel van Nederland en België bestaat het regionale net uit verbindingen van 150 kilovolt. Het is het meest uitgebreide net van de Benelux.
De 150 kV-verbindingen (grondkabels meegerekend) zijn verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de totale lengte van het hoogspanningsnet. Het vermogen dat deze verbindingen verzetten varieert afhankelijk van hun lengte, het aantal circuits en hun plek tussen 60 MVA tot bijna 800 MVA. Opmerkelijk lijkt het ontbreken van 150 kV in het noorden van Nederland en in Wallonië en Luxemburg. Het is niet zo dat er in die landsdelen geen regionaal net is aangelegd, maar het net heeft hier een andere netspanning dan 150 kV (zie de pagina's over 110 kV en 70 kV).
Niet dezelfde netstrategie
In het 150 kV-net zien we meteen een verschil ten opzichte van de koppelnetten van 220 en 380 kV: grondkabels. Op het kaartje hiernaast zijn die met lichtblauw aangegeven. Maar ook tussen Nederland en België onderling zijn er verschillen. De meeste 150 kV-lijnen zijn in Nederland redundant. In België zien we iets minder redundantie, maar juist meer ringvormen. Bij ringstructuren zien we dat bij het falen van een gehele hoogspanningslijn vaker een alternatief overblijft. Maar anderzijds heeft men in België ook veel meer steeklijnen. Het Nederlandse 150 kV-net is over het algemeen iets robuuster dan het Belgische 150 kV-net, maar in België is het net dynamischer te bedienen vanwege flexibele netopeningen.
Twee 150 kV-lijnen in het IJsseldal. Beide lijnen zijn gebouwd met tonmasten (in dit geval PGEM generatie II en III). Deze vrij hoge en markante mastmodellen zijn in Gelderland, Nederlands Limburg en verspreid door heel Vlaanderen een karakteristieke verschijning in het 150 kV-net.
Toch is er in beide landen ondanks redundantie en ringvormen lang niet overal een alternatief of omleiding voorhanden. Een pijnlijk voorbeeld van wat er mis kan gaan wanneer een verbinding met beide circuits op één mastpositie in zijn geheel uitvalt was het Apache-incident uit 2007. Op een decembernacht vloog een Apache-legerhelikopter de Waalkruising van de Nederlandse 150 kV-lijn Tiel-Zaltbommel in. Deze verbinding vormt een zogeheten uitloper of steeklijn: een doodlopende verbinding die niet in een ringvorm ligt en waar geen enkele alternatieve verbinding noch lokale productiecapaciteit in het gebied zelf voor is. Uitval van zo'n verbinding is gewoon een opgeschaalde versie van de stekker eruit trekken.
Het gevolg van de botsing was zware schade aan twee kruisingsmasten, beide circuits werden spanningsloos en de Bommelerwaard zat drie dagen zonder stroom. Ook de helikopter kwam er niet ongeschonden vanaf en kon slechts ternauwernood een landing maken. De blunder in kwestie heeft de Nederlandse defensie ongeveer veertig miljoen euro gekost. (En we kunnen niet zeggen dat ervan geleerd is: in 2017 vond een bijna identiek incident plaats met een helikopter van Defensie en een hoogspanningslijn die een steeklijn vormde, maar nu was het een 50 kV-lijn en was de schade en uitvalduur beperkter.)
Verkabeling in drukke gebieden
150 kV-masten zijn in Nederland vaak donaumasten, drievlaksmasten of tonmasten (zie de pagina's over mastmodellen). In België zien we veel dubbelvlagmasten en er zijn ook driehoeksmasten voor deze spanning in gebruik. Maar een net zo belangrijk deel van het 150 kV-net is een stuk minder zichtbaar. Ondergrondse hoogspanningskabels zijn voor deze spanning sterk in opkomst.
Belgische dubbelvlagmast voor twee circuits van 150 kV, vastgelegd door Peter Schokkenbroek. Dit ontwerp is kenmerkend voor België, hoewel we de spitse top ook in Duitsland veel aantreffen. Over het algemeen zijn Belgische masten wat hoger dan Nederlandse masten.
Zoals eerder genoemd staan grondkabels op het kaartje hierboven in lichtblauw aangegeven. De verhouding luchtlijn/grondkabel verschilt per gebied, maar over het algemeen geldt: hoe dichtbevolkter het gebied, hoe meer grondkabels en hoe minder luchtlijnen. Dat kan je het beste in Nederland zien in Zuid-Holland. Daar wonen drie miljoen mensen op een kluitje en toch zie je maar een handjevol bovengrondse 150 kV-hoogspanningslijnen. De meerderheid van de verbindingen is daar meteen of later ondergronds aangelegd. In andere provincies en vrijwel overal in landelijk België lopen de lijnen bovengronds, waar ze goed te bewonderen zijn. Nieuwe 150 kV-verbindingen worden tegenwoordig voor het grootste deel ondergronds aangelegd, hoewel ook daar uitzonderingen op zijn, opnieuw met name in België.
Internationaal gezien is 150 kV een beetje vreemde spanning. Alleen Jutland en Funen, een paar stukken Frankrijk en losse kantons in Zwitserland gebruiken ook 150 kV op land. 110 kV en 130 tot 132 kV zijn over de hele wereld veel populairder. Waarom er in een groot deel van Nederland dan toch voor deze ietwat vreemde waarde is gekozen is niet geheel duidelijk, maar de meest aannemelijke verklaring is dat er voor de introductie van 150 kV in Nederland al uitgebreide 50 kV-netten waren. 150 kV ligt netjes in het verlengde daarvan zodat het relatief makkelijk was om er trafo's voor te bouwen (verhouding 1:3) en om eraan te rekenen. Een dergelijke verklaring zou ansluiten bij bevestigde situaties die parallel lopen, zoals de keuze voor 132 kV andere delen van Europa (het dubbele van het lange tijd populaire 66 kV, die zelf weer voortkwam uit oudere netten van 33 kV).