HoogspanningsNet - alles over hoogspanning op het het

Techniek

Mast van de Maand



Mast 27, 150 kV Beek - Schoonbron
----------------------------------------------
Deze klassieke dennenboommasten in Limburg zien er op het eerste gezicht oud en nogal RWE-Duits uit. Dat klopt volledig, want we hebben hier te maken met een verbinding die oorspronkelijk 220 kV voerde en die in 1944 door de bezetter werd geplaatst. Het is een voor 150 kV hergebruikt lijndeel van een oorspronkelijke drieweg tussen Jupille, Zukunft en Lutterade. Het idee van de bezetter was het kunnen importeren van kolenvermogen dat door centrales in België en Nederland werd opgewekt om zo de oorlogsindustrie te voederen. Een soortgelijke verbinding heeft kort bestaan tussen Nijmegen en Goch. Na de oorlog verdween die laatstgenoemde weer gauw, maar de drieweg Jupille - Lutterade - Zukunft niet. Die bleef in gebruik, maar nu voor toepassingen in vredestijd. Pas in de jaren 70 verviel het nut van de 220 kV-koppeling toen er een zwaarder alternatief op 380 kV kwam via Roermond. Delen van de 220 kV-drieweg werden gesloopt, anderen werden herbestemd in het plaatselijke transportnet. Zo bleef in België een lijndeel op 220 kV in dienst, nu tussen Jupille en Lixhe, tot op de dag van vandaag. In Duitsland werd een gedeelte omgebouwd naar 110 kV en ook dat lijndeel staat nog fier overeind. Ook de derde poot van de verbinding, in Nederland, bleef in dienst tussen Beek en het nieuw gestichte Schoonbron, voor een spanning van 150 kV. Zo is er in en rondom Belgisch en Nederlands Limburg en in het Rührgebied overal historie te vinden die bijzondere verhalen kan vertellen aan iedereen die het weet te ontrafelen.

Hoogspanning en gezondheid?

Antwoord op alle vragen vind je bij het RIVM (NL) of het Departement Leefomgeving (B).

HoogspanningsNet behandelt dit thema met opzet niet zelf. (Waarom niet?)

Geknetter en gebrom?

Geen zorgen, dat is normaal.

Mastverrommeling


Doet dit ook jouw tenen kromtrekken?


Zoek je de netbeheerder?

Dat zijn wij niet. Ga naar de website van TenneT TSO (NL) of Elia (B).




Of ga naar ENTSO-E voor het Europese samenwerkingsverband tussen netbeheerders.

Berichtenarchief

24 April 2023 Tien jaar geleden hadden we hier bij HoogspanningsNet nooit gedacht dat we na het begin van het wintrack-era ook nog het einde ervan zouden meemaken. In de laatste jaren werd het steeds duidelijker en inmiddels is het medegedeeld door de persvoorlichting: Tennet stapt af van de wintrack als standaardkeuze voor nieuwe 380 kV-verbindingen. Vakwerkmasten worden weer de norm. 

Het is publiek geheim dat de meeste mensen achter HoogspanningsNet niet echt warm worden van wintracks. Bijna alle pylon geeks zien liever vakwerkmasten. De grappen en bijnamen voor de ranke witte palen gingen dan ook van kromtreks tot breinaalden. Je zou haast vergeten dat we nog steeds liever een wintrack zien dan een grondkabel. Ook vergeten we niet dat wintracks ook bijzondere dingen hebben gebracht in het net. Geen enkele koppelnetmast is in staat om zo'n extreem smalle corridor te bezetten. Omdat de mast dankzij twee gescheiden palen niet tussen de fasedraden in staat kunnen die uiterst dicht bij elkaar worden gehangen, terwijl het gemak van redundantie en veilig spanningsloos maken van een hele (halve) mast nog steeds mogelijk is. Dat bleek een troef: van alle buismasten die in de afgelopen tien jaar zijn geïntroduceerd hebben alleen Tennets wintracks en Energinets Eagle het geschopt tot een standaard die voorbij de status van een demoproject kwamen en dus werkelijk onderdeel werden van het gereedschap van de netbeheerder en het publieke net.

Toch zijn we er niet rouwig om dat Tennet met stille trom ervoor heeft gekozen om niet langer de wintrack als standaardkeuze te gebruiken. Van wintrack-tenzij gaan we weer naar vakwerk-tenzij. Het lijkt raar, want wintracks waren niet voor niets geïntroduceerd. Esthetiek, een smaller magneetveld en minder onderhoud, het waren grote speerpunten in de afgelopen vijftien jaar. Wat heeft Tennet dan toch doen besluiten om toch weer voor vakwerk te kiezen? 

Soms moet je een open deurtje (in een wintrack) inschoppen. Een wintrack ziet er minimalistisch uit, maar dat wil niet zeggen dat ie goedkoop is. Getallen variëren, maar het is veilig om aan te nemen dat een wintrackmastpositie minimaal tweeënhalf maal zo duur is als een vergelijkbare vakwerkmast. Wie betaalt dat? Tennet is in bezit van de Staat der Nederlanden en publiek geld uitgeven betekent controle van de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Zij zullen een netbeheerder op de vingers tikken wanneer publiek geld niet doelmatig wordt geïnvesteerd. Daaronder valt ook het uitgeven van meer geld dan technisch nodig voor een nutsvoorziening. Nu zat Tennet al in een rare spagaat in die kwestie omdat wintracks een verplichte beleidskeuze waren. Toch moest Tennet zich hierin verantwoorden. Dat heeft een juridisch staartje gekregen. Afloop: bij ons onbekend.

Het fabriceren, transporteren en vooral het funderen van een wintrack is duurder dan een vakwerkmast van vergelijkbare afmetingen. Voor een wintrack moet een kuil worden gegraven, grondwaterbemaling worden toegepast, dan moet men heien, koppensnellen, wapening vlechten, een ankerkooi in beton gieten en dan de mast in twee delen (die verrassend genoeg meer wegen dan een vakwerkmast) op hun plek takelen. Een vakwerkmast vereist slechts het slaan van vier kokervormige heipalen waar poeren in worden vastgegoten. Een wintrack maken is een gespecialiseerde klus die voor de laatste generaties masten werd uitbesteed aan een Belgisch en een Deens bedrijf. Daarna moeten de masten op convoi exceptionnel. Voor vakwerkmasten, bestaande uit honderden losse onderdelen en hoekprofielen die in de industrie reeds gangbaar zijn, slechts metaalbedrijf met zaag- en boorstraat voldoende. Transport kan met normale vrachtwagens. Beste zak bouten en moeren erbij en je bent er al.

Het beklimmen van een wintrack voor onderhoud is ook een factor. Mensen zijn biologisch apen zonder staart en met wat extra hersens. Met onze grijpgrage handen en draaibare voeten kunnen we uitstekend in een stalen vakwerk klimmen en ons er vasthouden. Een gladde paal is onbeklimbaar, we hebben geen zuignappen of lamellenvingers. Er moet dus worden gewerkt met takel- en hijsbakken, speciale schoenen en met ander gereedschap. Of er moeten rijplaten naar de mast toe worden gelegd zodat een superhoogwerker kan worden opgesteld. Het idee is wel dat een wintrack minder onderhoud nodig heeft dan een vakwerkmast, maar áls het zover is zit je met de gebakken peren.

De smalle magneetveldcorridor blijft onovertroffen. Geen vakwerkmast kan daarin een wintrack evenaren. Maar wanneer dat ene laatste metertje er wat minder toe doet, zoals in een weidegebied, dan is een smaller ontwerp vakwerkmast zoals een ton- of drievlaksmast al gauw concurrerend. Bij viercircuitwintracks is het corridor-argument amper relevant, die zijn even breed als een vakwerklijn met vier circuits.

Het laatste argument dat nog (schuin) overeind stond was esthetiek. De ranke witte palen werden geacht soepeler in het landschap op te gaan dan vakwerkmasten. Papyruswit was een bewuste keuze van architectenbureau Zwarts & Jansma en de wintrack won er zelfs de Staalbrijs mee. Dat dat desondanks niet alles zegt blijkt uit de meningen op straat: de een vindt het een verbetering, een ander gaan de haren er recht van overeind staan. Feit is dat je niet door een wintrack heen kan kijken. Een vakwerkmast laat de omgeving net als de wind dwars door zich heen gaan. Wintracks buigen niet (eh.. nouja, ze buigen wel degelijk) en leggen hun identiteit dominant op. Op plekken waar bestaande vakwerklijnen worden gehandhaafd is een nieuwe lijn met wintracks ernaast een dominanter gezicht dan twee vakwerklijnen naast elkaar. In een aantal beraamde toekomstprojecten wordt dit ook het geval. Als de vakwerklijn er ook naast blijft staan is de veronderstelde meerwaarde van een esthetische mast verdwenen.

Alles optellend is Tennet geleidelijk tot de conclusie gekomen dat in nieuwe verbindingen vakwerk weer concurrerend is geworden met wintracks op vrijwel alle gebieden waar dit ertoe doet. Is dat het bekennen van een fout? Pylon geeks zouden natuurlijk graag ja zeggen ('Ik zei het toch?'), maar de waarheid is dus ingewikkelder. Praktische bevindingen, botte kosten en strategisch naar de toekomst kijken: dat is geen fout, dat is voortschrijdend inzicht in een veranderende wereld.

Omdat er in de komende tien jaar opnieuw netuitbreidingen nodig zijn moeten er reeds vandaag keuzes worden gemaakt. De mastkeuze is onderdeel van vergunningsaanvragen en MER-procedures. Netstrategen moeten altijd jaren vooruit denken en de keuze om nu in te zetten op een of meer zorgvuldig ontworpen vakwerkmastenfamilies zoals de Moldaumast is eentje die vandaag al gemaakt moest worden in Arnhem. Bestaande verbindingen met wintracks blijven gehandhaafd. Waar ze nu staan, daar blijven ze staan, maar nieuwe tracés met wintracks lijken geschiedenis. 

Afbeeldingen: Wintrack in de tweecircuit-vorm bij Zoetermeer: minimalistisch en rank, maar ook prijzig. Foto door Peter Schokkenbroek. Midden: zo minimalistisch is het opeens niet meer wanneer je de viercircuitversie neemt en er meer dan één tegelijk bekijkt: de gesloten kokers schermen het landschap af en zijn dominanter dan vakwerk. Foto door Bram Gaastra. Onder: in de huiscartoon van deze site zijn wintracks al jaren een dankbaar onderwerp. 

07 April 2023 De Slag om de Ruimte is een begrip geworden nu Nederland dichtgroeit met woonwijken, distridozen, zonneparken en ook nieuwe trafostations. In Hoogeveen staat op zo'n toekomstig trafostationterrein een grote eik in de weg. De keuze is aan het netbeheer: kappen, of een fraaie kans pakken op verbinding?

In het hele land zien we nieuwe trafostations gebouwd worden vanwege de energietransitie en de vraag naar capaciteit. Pylon geeks zoals wij die bij de aanblik van een trafostation vanaf de weg poah mompelen zijn in de minderheid, maar soms zijn er zelfs bij liefhebbers opgetrokken wenkbrauwen over details van een bepaalde locatiekeuze. Een voorbeeld speelt op dit moment in de buurt van Hoogeveen, waar de komst van een nieuw 110/20 kV trafostation net buiten industrieterrein Riegmeer voor een groeiend opstootje zorgt. Steen des aanstoots: een honderd jaar oude zomereik die in de weg staat op het toekomstig trafostationterrein Riegmeer-110.

In de meeste gevallen maakt zo'n boom, beschermde status of niet, geen schijn van kans. Het algemeen nut maakt meestal gehakt van bezwaren op de kapvergunning. Deze keer lijkt het niet zo vlot te gaan. De boom heeft sympathisanten. De zomereik hoorde ooit bij een lang verdwenen boerderijtje en een van de nazaten van de voormalige boer vond het erg jammer om de grote boom te zien verdwijnen. Ze is in de pen geklommen en zo kwam het balletje aan het rollen. Inmiddels heeft het Dagblad van het Noorden er al meerdere artiekel aan gewijd en naast de procedure voor een kapvergunning is er ook een petitie gestart voor behoud van de solitaire eik. Er zijn inmiddels krap duizend ondertekenaars, zodat duidelijk is dat het verlenen van de kapvergunning niet geruisloos zal verlopen.

Als we naar de feiten gaan kijken zijn de argumenten van zogezegd Team Latenstaan niet onrealistisch. We gaan uit van een aannemelijk 110/20 kV trafostation met twee rails, twee kabelvelden, twee reservevelden, een koppelveld en drie trafovelden. Als we zo'n station op op de luchtfoto leggen in het lege voormalig agrarische terrein tussen twee wegen en een sloot, dan zien we dat het technisch gewoon past om het station enige tientallen meters op te schuiven. Ruimte, in Drenthe bestaat het nog echt. 

Pakken we nu de kadastrale kaart, dan wordt het rommeliger omdat niet duidelijk is waar precies het station is geprojecteerd en welke grond precies is bestemd voor het station, zodat we ook niet kunnen zien of het geplande station binnen hetzelfde kadastrale kavel kan worden opgeschoven en of dat niet botst met eventuele andere partijen die een optie kunnen hebben op een deel van het terrein. Wel is hier een te onderzoeken mogelijkheid. Het gaat immers om een tekentafelsituatie, het terrein in kwestie is vandaag nog volledig woeste grond.

Maar eigenlijk is er iets nog groters aan de hand. We zien dat die eik symbool is komen te staan voor iets dat op dit moment een thema is op allerlei gebieden in het land. Het gevoel heerst dat de overheid en/of landelijke instanties over individuen heen walsen zonder menselijke maat en zonder te kijken naar lokale belangen. Of dat waar is of niet, juist daardoor kan deze kwestie met een ogenschijnlijk 'onbetekenende' boom in een unieke kans veranderen voor de lokale overheid en de twee netbeheerders Rendo en Tennet.

Er is een grote slag te slaan op gebied van sympathie door te kijken of het station inderdaad enige tientallen meters kan worden opgeschoven. Door te tonen dat er oog is voor de situatie van een gewone Nederlander, al is dat deze keer een eik, kan het trafostation een ambassadeur worden van een nieuwe verstandhouding tussen plaatselijke bewoners en grote landelijke spelers. Het biedt een kans op een toekomst waarin wederzijds overleg werkelijk het verschil kan maken. Dat is van onschatbare waarde in een toekomst waarin nog heel wat meer trafostations moeten worden ingepland en soortgelijke vraagstukken op zullen spelen. Zelfs vanuit een neutraal standpunt zoals we dat bij HoogspanningsNet bewaken kunnen we tegen de netbeheerders en vooral tegen gemeente Hoogeveen zeggen, pak die kans op overleg, hij is het waard.

Afbeeldingen: De eik waar het allemaal om te doen is, samen met het omliggende terrein op een oude foto van Google Streetview. Vandaag zijn de andere bomen al weg en staat alleen de grote eik zelf nog. Onder: Ruimtelijkeplannen.nl toont dat bedrijventerrein Riegmeer in het blok met het pinpoint noord van de boom ruimte heeft om een realistisch openluchtstation kwijt te kunnen. De discussie kan dus zinvol worden gevoerd vanaf beide kanten.

02 April 2023 Dat ooievaars graag broeden op hoogspanningsmasten is echt zo, maar het vervangen van het hele 110 kV-net door ooievaarvriendelijke hamerkopmasten was uiteraard een aprilgrap.

OoievaarverjagersDit jaar was het niet moeilijk om door de grap heen te prikken, zo bleek uit het uitblijven van verontruste mailtjes. Dat is in het verleden wel eens anders geweest, vooral in 2016, toen we onze hand overspeelden met een grap die in het huidige tijdsgewricht zo niet-woke was dat we er tegenwoordig misschien wel een notice-and-takedown voor zouden kunnen krijgen omdat grappen over zwarte circuits en black-outs tegenwoordig niet meer grappig gevonden worden. Dit jaar zijn we dan maar zwartwit gegaan. De ooievaar beschermen, ook daarover zijn de meningen sterk verdeeld, maar een feit is wel dat ze op masten broeden en daar problemen geven.

De methode om daarmee om te gaan op dennenboommasten bestaat echter uit afdekplaten op de traversetoppen of grote draaiende anemometerachtige dingen, en die worden zelfs op hamerkoppen gezet (zie foto). Dus niet uit het vervangen van alle lijnen door hamerkoppen. Dat zou niet alleen onbetaalbaar zijn, ook ontbreekt het aan menskracht en aan stikstofvergunningen – deze laatste geeft wel aan dat er steeds meer munitie voor grappen is maar er toch steeds minder te lachen valt. De oplettende lezer kon verder zien dat de links in het artikel niet klopten (er zat zelfs een rickroll in), dat het getal 14 (of varianten erop) verdacht vaak voorkwam en dat iedere zin als eerste met de letter D begon, de vierde letter van het alfabet. Dat is trouwens ook in dit artikel zo, dus of dat nou echt zo opvalt… De ooievaars zal het worst zijn. 

Afbeeldingen: De werkelijke manier om ooievaars te weren van plekken waar ze niet mogen broeden: grote anemometers en afdekplaten, zelfs op een hamerkop. De lijnen met donau- en dennenboommasten blijven gewoon staan. 

April 2023 De ooievaar nestelt graag in hoogspanningsmasten. De vogels stoten daar hun kop wel eens tegen een draad met als gevolg een dooievaar en een storing. De oplossing is even eenvoudig als briljant: vervang alle lijnen met donau- en dennenboommasten door hamerkoppen. Dat begint vandaag, in Drenthe.

Ooievaar in een donaumastDat we in Nederland dubbel zoveel ooievaars hebben als veertien jaar geleden (2314 broedparen volgens SOFON) had niemand durven hopen. De keerzijde is dat het succesverhaal van de zwartwitte vogel problemen geeft voor het netbeheer. De dieren zijn heel groot en ze maken enorme nesten van een mix van takken, modder en stront, en zulke bouwsels van bijna anderhalve meter groot zijn soms wel 140 kilo zwaar. Deze nesten passen niet zomaar in een klein boompje. Daar heeft de ooievaar wat op bedacht: dwars door het hele land staan vele duizenden heel stevige dennenbomen met prachtige ruime takken te wachten op nesten. Dat die bomen in werkelijkheid hoogspanningsmasten zijn zal de ooievaar een zorg zijn.

De vogels hebben een voorkeur voor de traversetoppen. Donaumasten, waar we nogal wat lijnen van hebben, dragen de draden in een driehoekvorm en vanaf de onderste traverse kom je al gauw in de buurt van de derde draad die aan de boventraverse hangt. De boventraverse in een donaumast is dus veilig, maar de ondertraverse niet. Dennenboommasten zijn nog erger, die dragen de drie draden vrijwel recht boven elkaar zodat je vanaf de onderste traversetop de middelste draad recht boven je hebt hangen. De middentraverse heeft hetzelfde probleem met de boventraverse. Daardoor zijn bij dennenboommasten vier van de zes traversen levensgevaarlijk. De afstanden tussen het ijzerwerk en de draden zijn bij 110 kV-verbindingen in het noorden en oosten van het land veel kleiner dan bij zware koppelnetlijnen van 220 of 380 kV. De optelsom is ongunstig: juist het noorden en oosten van het land is de populairste plek voor ooievaars, en er zijn juist in het 110 kV-net ook nog eens extra veel lijnen met dennenboommasten en donaumasten gebouwd. De teller staat sinds half december reeds op 140 dode ooievaars en net zoveel automatische uitschakelingen.

WerkzaamhedenDe traversetoppen afschermen met stalen platen zodat er geen nest meer in kan worden gebouwd is niet altijd mogelijk en bovendien ontneem je de potentiële nestplek zelf. Dat laatste is ongewenst, want de ooievaar is beschermd. De netbeheerder houdt rekening met het broedseizoen door in die maanden bewust niet te schilderen of uitstelbaar onderhoud te doen. De lijn moet ook blijven staan, want verkabelen kan niet vanwege de transportschaarste. Hij moet dus technisch blijven werken, de nestplaats moet geboden worden en de ooievaar moet zijn kop niet meer stoten aan de bovenliggende draad. Dat is nogal wat Tom Poes, verzin eens een list.

De hamerkop biedt uitkomst. Dit oude mastontwerp werd vanaf de jaren 50 zelden nog toegepast omdat een donau- en dennenboommast efficiënter is qua materiaalgebruik, maar voor ooievaars is hij ideaal. De mast heeft maar één traverse zodat er nergens een draad boven je zit. De volle mastbreedte kan tevens ook voor nesten worden gebruikt zonder een kans op barbecue of storingen. De fundamenten van alle andere mastmodellen zijn sterk genoeg om de mast die erop staat te vervangen door hamerkoppen.

Vervangende hamerkopDat gebeurt vanaf vandaag: alle hoogspanningslijnen met een netspanning van 110 kV worden de komende tijd omgebouwd tot lijnen met hamerkoppen. Bij Hoogeveen, Meppel, Beilen en Assen staat het vol dennenboommasten die als eerste vervangen worden, bij Stadskanaal, Gasselte en ook bij Zwartsluis is men al klaar. Daarna volgen de dennenboomlijnen in Friesland, Overijssel en uiteindelijk zal alle 1423 kilometer 110 kV-lijn met donaumasten veranderd worden in hamerkoppen. Dat is een flinke aderlating voor pylon geeks, want de variatie aan hoogspanningslijnen verandert in alleen maar hamerkoppen. De nieuwe tijd, net wat u zegt, maar dan met masten die van oorsprong juist heel oud zijn. De ooievaar brengt dus meer dan alleen kinderen, hij brengt ook een monocultuur van hamerkoppen. De aanblik van het landschap verandert snel, kijk vandaag dus nog snel opzij vanuit de auto of trein, misschien zie je wel lijnwerkzaamheden waar donaumasten verdwijnen en hamerkoppen verschijnen.

Afbeeldingen: Donaumast met ooievaarsnest, op de veilige bovenste traverse. Daaronder: lijn met donaumasten die vervangen wordt door een lijn met hamerkoppen, in dit geval er vlak naast. De operatie om alle 110 kV-dennenboommasten door hamerkoppen te vervangen kost 140 miljoen euro.

23 maart 2023 Aanleg van verbindingen met een spanning tot en met 150 kV gebeurt tegenwoordig ondergronds. Graven is lastig, want het vereist een werkstrook, zorgvuldig spitten langs bestaande infra en het geeft overlast door opengebroken straten. Boren neemt daardoor een grote vlucht. En inmiddels is boren geen half werk meer.

Welkom op IJland, een nieuw opgespoten schiereiland oostelijk van Amsterdam in het IJ. Een leuke naam, maar hoe moeten we nu ooit nog aan kinderen leren met welke ij/ei je ijland/eiland schrijft? Dat terzijde, op de zandplaat wordt een nieuwe woonwijk gebouwd met de naam IJburg. Die heeft stroom nodig, of eigenlijk moeten we zeggen, die heeft capaciteit nodig. Er kan immers ook worden teruggeleverd. Capaciteit voor een hele woonwijk wordt al snel een klus voor 20 kV. Netbeheerder Liander werd een beetje nerveus en in combinatie met een groter ontwikkelingsplan is er besloten meteen grondig te werk te gaan: er is een aansluiting rechtstreeks op het 150 kV-net gemaakt zodat er een robuuste 150/20 kV transformatiestap is aangelegd op IJland zelf.

Aanleg van zo'n 150 kV kabel lijkt op de kaart eenvoudig. Op amper twee kilometer ligt trafostation Diemen 150 kV, dus wat een gemak, hoe dichtbij kan het? Twee of drie circuits richting een nieuw trafostation IJburg zou met een luchtlijn slechts een stuk of zes masten vereisen. Maar omdat 150 kV niet meer bovengronds wordt neergezet moet er een kabel worden gelegd. En dat is hier ingewikkelder dan bovengronds. Op het korte tracé moeten een kanaal, een weg, een zowat heilig natuurgebied (waar je weinig van hebt ben je zuunig op) en een paar honderd meter van het Markermeer worden gekruist. Maatwerk dus. Zeker als alles met klassieke open ontgraving zou worden aangelegd. Nu is in de afgelopen jaren op meerdere manieren geëxperimenteerd met boren en grondverdringen om kabels aan te leggen. Een zware kabelploeg is toegepast in het Groene Hart, maar dat kan alleen als je op het tracé geen andere bestaande infra doorsnijdt. Dat is in Nederland vrijwel onmogelijk en bovendien vereist een kabelploeg zwaar materieel ter plekke zodat de enige winst de aanlegsnelheid is. Van deze aanlegmethode hebben we sinds de proef in het Groene Hart verontrustend weinig meer vernomen…

Succesvoller is HDD, Horizontal Directional Drilling, of in het Nederlands, een gestuurde boring. Deze techniek is van oorsprong afkomstig uit de delfstoffenexploratie en de olieboringen, maar het bleek ook een waardevolle techniek te zijn in de civiele infra. Met een gestuurde horizontale boring kan over vele honderden meters lengte met grote precisie een ondergronds bochtig tracé worden gemaakt waarin een mantelbuis de grond in wordt getrokken. Daar binnenin kan dan een kabel of leiding worden getrokken. Zo kan bijvoorbeeld een kanaal, een bos of zelfs een hele zeearm worden gekruist zonder dat er aan het aardoppervlak iets van te zien is. Deze boortechniek heeft in de afgelopen tien jaar een snelle opmars gemaakt.

Tegenwoordig worden hoogspanningskabels reeds in hoofdzaak geboord. Er wordt alleen nog gegraven op plekken waar het weinig uitmaakt dát er wordt gegraven. Wat nog niet eerder was gedaan was een kabel in zijn geheel boren in één1400 meter  boring over de volle lengte van de verbinding. IJburg had die primeur. Vanaf trafostation Diemen werd naar IJburg geboord en vanaf IJburg ook richting Diemen. In het midden kwamen beide boringen elkaar tegen, 'meet-in-the-middle', op ruim dertig meter diepte. Drie keer is er op die manier geboord, waarbij de mantelbuizen in twee boringen van kabels uit één stuk (1900 meter) zijn voorzien. De derde mantelbuis is voor dit moment leeg gebleven en dient als reserve voor toekomstige verzwaring.

Normaal is er altijd wat stekeligheid tussen pylon geeks die van bovengrondse lijnen houden en het fenomeen 'grondkabel'. Maar als er dan toch gekabeld wordt, dan is gestuurd boren een bijzonder mooie manier om bijna magisch hindernissen te kruisen en een hele verbinding aan te leggen. We gaan het nodig hebben in deze tijden vol haastige verzwaringen.

Afbeeldingen: tracé van Diemen – IJburg 150 kV op de netkaart. De hele verbinding (drie circuits, waarvan twee in dienst en eentje op reserve) is met één zeer lange boring aangelegd vanaf twee zijden, waarbij de boringen elkaar in het midden tegenkwamen. Onder: intredepunt van een kleine HDD-boring, de mantelbuis op de voorgrond wordt de grond in getrokken wanneer de boor na de boring teruggehaald wordt. Dit was maar een klein borinkje, maar dezelfde techniek kan ook flink worden opgeschaald met een langere en dikkere buis.

De HoogspanningsNet Netkaart voor je PC, browser, tablet en telefoon.

– Altijd het net op zak.

Meer info Handleiding FAQ GIS/KML

Actuele load

Waar zijn de netprojecten?

Kijk waar de netuitbreidingen zijn!
Netuitbreidingskaart TenneT
Netprojecten Elia
TYNDP Europa door ENTSO-E

Credits en copyright

Creative Commons Licentie

Tenzij anders vermeld, bevindt de content op deze website zich onder een CC BY-NC-ND-licentie.

Lees de volledige disclaimer hier.